Het boek der vertellingen en andere kuizelarijen (onder ps. Reinaert de Vos)
(1915)–Lodewijk Vleeschouwer– Auteursrecht onbekend
[pagina 139]
| |
[pagina 141]
| |
Eene soirée bij M. Luybrechts.Eerste tooneel.
| |
[pagina 142]
| |
Madam.
Och! laat ons de groote zaal ook maar open doen. Er is bijkans niemand, die ze gezien heeft, en ik stel mijne schoone schilderijen en mijne schoone kandelabers zoo geerne ten toon aan die nijdigaards. Luybrechts.
En uw schoon portret ook, he Fientje, met uw korte mouwkens? Madam.
En het uwe, he, met dat rood streepken, dat ge aan uw knopsgat hebt laten schilderen? Enfing, da's een woord, binnen tien dagen. Van avond stellen wij den lijst der invitaties op. | |
Tweede tooneel.
| |
[pagina 143]
| |
zoo goed als Lepoivre, Schipmans, Neles en zooveel anderen, die bij ridder Turelure gaan? Luybrechts.
Het kan mij niet schillen, poesken, als u dit plezier doet. (De invitaties worden toegevouwen en verzonden).
| |
Derde tooneel.
| |
[pagina 144]
| |
Amédée.
Met ressorts, mama. Madam.
Is dat niet eender? Sentez un peu, madam, comme ça vous fait sauter. (Ze doet de veeren op en neer springen). Ça c'est plaisant!
Amédée.
(stoot haar tegen den arm en wispert). Och! mama!
Madam.
C'est bon! c'est bon! Avez-vous déjà vu mes tableaux, mesdames? Et nos portraits! Is sont magnifiques! Voyez une fois, madame et moidemoiselle, comme c'est beau ça! Ils ont coûté beaucoup d'argent à Luybrechts, savez-vous. Voyez aussi une fois nos beaux candelabres d'argent. C'est ça qui est une fois beau, hé? Et cette petite chosken en marbre! Luybrechts l'a achetée en Italie. Mevrouw.
Ah! monsieur est allé en Italie? Madam.
Oui, madame, il est allé tout partout; même à Venise. Il dit comme ça que Venise ça est une fois beau. A propos, savez-vous, on dit que les bals de la cour à Bruxelles ça a été très-beau cet hiver. Etes-vous été là, madame? Mevrouw.
Nous n'avons pas l'honneur d'être invitées aux bals de la cour. Madam.
Luybrechts bien. C'est très-amusant, savez-vous. Et puis le souper, le champagne, les truffes, les glaces, c'est comme un paradis. De Freule.
Vous y allez quelquefois, madame? Madam
(gepikeerd). Au paradis? Qu'est-ce que vous pense donc? Non, mademoiselle, toujours aux premières loges.
Mevrouw.
Ma fille veut dire aux bals de la cour. Madam.
Och! oui, avec Luybrechts. Avant d'aller, j'avais appris! faire la grande révérence, et quand je suis passée devant le roi, je l'ai fait. Amédée.
Maman la fait si bien! Madam.
Oui, tout le monde dit ça. Je vas une fois vous montrer. (Ze gaat in het midden der zaal staan, en neigt op zijn hoofsch) .
Mevrouw.
Ah! madame, c'est charmant! Veuillez la faire encore une fois, je vous en supplie. Madam
(neigt nog eens).
De Freule.
Madame, vous vous en acquittez si bien, que vous avez dû produire un immense effet à la cour. Madam.
Je crois ça aussi. Tout le monde riait. Mevrouw en de Freule
(staan op om te vertrekken).
Madam
(terwijl zij naar de deur gaan, beziet zij ze, en zegt
| |
[pagina 145]
| |
in haar eigen). Een, twee, drij, vier, vijf, zes volants in haar kleed! (Tot Amédée) . Amédée, zes volants!
| |
Vierde tooneel.
| |
[pagina 146]
| |
dejeuneert zoo geerne met den overschot. Hij kan er acht dagen plezier van hebben, he, Luybrechts? Luybrechts.
Ja, poesken; maar ge moet toch niet.... Madam.
Tut tut! En, Jan, ge zult een beetje water in den bordeaux gieten, en, als ge schenkt, doet dan de glazen niet meer dan half vol, hoorde 't? Zie, hier is oeil de perdrix; daar schenkte maar omtrent 'nen vingerhoed van in, en als gij hem dient, roept dan heel luid: oeil de perdrix! Jan.
Begrepen, madam. (Hij wil gaan) .
Madam.
Wacht nog eens. Ge moet goed opletten, wie er zoo al het meeste eet en drinkt. Die verzoeken wij niet meer. Jan.
Goed, madam. (Hij vertrekt) .
| |
Vijfde tooneel.
Tien ure 's avonds. Het volk is vergaderd in de twee zalen. Er wordt in het klein zaaltjen gespeeld, en in de groote zaal op het muziek van den piano gedanst. Jan gaat over en weêr met zijn kabaret. Eene groep dames en heeren staan te praten.
Madam Pepermans.
Brrr! Ik bibber van de kou. Madam Schipmans
(spottend) . Het zijn ook zulke slechte tijden, en de kolen zijn zoo duur!
Mevrouw van Pimpernel.
Ik was kurieus om ze van dicht en bij te zien. Jan
(komt met zijn kabaret voorbij).
Madam Luybrechts
(snelt tot hem en fezelt in zijn oor) . Jan, uw glazen zijn nog te vol. (Zij nadert de groep) .
Madam Kalfkens
(tot madam Luybrechts) . Madame, votre fête est charmante; les danses sont très-animées.
Madam Luybrechts.
Owie, owie, ça va-t-assez. Die jonkheid, dat amuseert zijn eigen altijd, gelijk wijliê in onzen jongen tijd, he, madam Pepermans? (Ze geeft madam Pepermans 'nen douw in haar zijde) . Wilde niet een glaaske lommenade? Of bordeaux? Hij is zoo goed! Op den soupé krijgde van mijnen oeil de perdrix. Da's eerst lekker! 't Is alsof er een engeltje over uw tong....
Madam Pepermans
(weigerende) . Dank u, madam.
Madam Luybrechts
(tot mevrouw Pimpernel) . Allo, mavrouw, een glaasken; da's beter als seef, zulle.
Jonker Habernix
(steekt zijn glaasken in zijn oog, en beziet madam Luybrechts van onder tot boven. Iedereen glimlacht).
Madam Luybrechts
(neigt en gaat verder).
| |
[pagina 147]
| |
Madam Schipmans.
Ze is heel aardig, die madam Luybrechts! (Het soireeken gaat voort) .
| |
Zesde tooneel.
|
|