Het boek der vertellingen en andere kuizelarijen (onder ps. Reinaert de Vos)
(1915)–Lodewijk Vleeschouwer– Auteursrecht onbekend
[pagina 109]
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 111]
| |||||||||||||||||||||||||
Mr Knoopenknauwer bekent loyaal zijnen misslag.- M. Luybrechts, weest gegroet! - Dag, M. Knoopenknauwer. Wat plezier.... - Van mij te zien, he? Ik zal het u rechtuit bekennen, M. Luybrechts; ik heb nog een abuus begaan in uwe rekening; en mijn conscientie laat mij niet toe... - Er van te profiteeren? Dit is braaf. - Neen, zij laat mij niet toe, dat gij er zoudt van profiteeren. Daarvoor ben ik te rechtschapen, te eerlijk. - Welnu, M. Knoopenknauwer, mag ik weten... - Waarin dit abuus bestaat? Zeker, M. Luybrechts; 't is eigenlijk daarom, dat ik hier kom. Ge weet immers wel, toen wij te zamen uwe rekening overzagen... - Ja, en ze juist vonden, op een ding naar, dat gij vergeten hadt. - Ge zijt er, M. Luybrechts; het verheugt mij, dat uw geheugen zoo uitmuntend is als uw verstand. - Ja, M. Knoopenknauwer, 't is schand dat ik het zelf zeg; maar ik ben in 't geheel niet misdeeld. - Dit zijt gij zeker niet, M. Luybrechts, en wie u wil beet hebben, moet vroeg opstaan. - Ja, M. Knoopenknauwer, ik heb van jongs af altijd veel verstand gehad. - Dit zou ik meenen! Nochtans, M. Luybrechts, met al uw vernuft, en het mijne op den hoop toe, is er iets dat wij vergeten hebben. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 112]
| |||||||||||||||||||||||||
- Vergeten? Ik dacht eerst, dat er iets te veel was. - Neen, God dank! daartoe hebben wij de rekening te goed nagezien. - Mij docht nochtans, dat er alles op stond. - Ongetwijfeld; ten minste bijna alles; wij hadden aan onze laatste conferentie niet gedacht. - Onze laatste conferentie - Daar hebt ge mij 43 frank en 22 centiemen voor gerekend. - Het is die niet, die ik meen. Ik wil spreken van onze conferentie over de kwittancie. Daar heeft geen van beide aan gedacht. - Moet ik daar ook voor betalen? - Natuurlijk, M. Luybrechts. Gij hebt te veel verstand, om dit niet te begrijpen. - Ja maar..... - En ge zijt te rechtvaardig, om er niet in toe te stemmen. - Ja; maar toch...... - Ziet ge wel! Ik was zeker, dat gij daar niet de minste zwarigheid zoudt in maken. Wij zeggen dan... Hebt gij uwe kwittancie daar? - Ja wel, M. Knoopenknauwer, hier is zij. - Wij zeggen dan:
- Dit is aardig, M. Knoopenknauwer. - Aardig, he? Dit vind ik ook: die 55 frank doen daar maar aardig. Wacht eens, wij zullen het dadelijk schikken. Wij zeggen:
Hier is niet de minste breuk bij, M. Luybrechts. Met twee briefkens van 1000 frank, en een van honderd, zijt gij er af. De rest is voor de meid. - Maar, M. Knoopenknauwer, ik heb u al betaald! - Och! waar staat mijn hoofd! Gij hebt overschot van gelijk, M. Luybrechts. Wat geluk, dat gij beter kunt onthouden dan ik! Dus, de 2000 frank moeten er af. Wees zoo goed, mij een briefken van 100 frank te geven, en wacht eens! het abuus hebben wij niet gerekend. Een abuus van 2000 frank, dit maakt, zoo als gezegd is 2100 frank.- M. Luybrechts gaat al zuchtende naar zijn secretaire. |
|