Den nieuwen verbeterden lust-hof gheplant vol uytghelesene, welgherijmde, eerelijcke, amoreuse ende vrolijcke ghesanghen
(1607)–Michiel Vlack– AuteursrechtvrijOp de wijse: Deught en vreught, etc.
Als God vermaardt,, hemel end' aardt
Ghemaackt had wonderbare:
Den dagh hy wracht,, die't licht voortbraght
Zeer dienstigh ons te gare.
Doe maackte God het Firmament,,
Ghespannen rondt, en als een Tent:
Daar onder hy als God getrouw
Zijn schepsels al behoeden zouw
De aarde,, zee,, 't gheboomte me
Oock schiep dees Heer der Heeren.
Quam d'aard' te baat,, met cruydt en zaadt
Om d'aardrijx vrucht vermeeren.
Twee lichten groot ded' God strax staan,,
An 'tFirmament,, als Zon en Maan.
En schiep daar by in ordre fijn
Veel Starren die elck dienstigh zijn.
'Tghevogelt eel,, oock visschen veel
Wie zout doch anders wenschen?
Schiep God al goedt,, en sprack met spoedt
Laat ons nu maecken menschen,
| |
[pagina 7]
| |
Een Beeldt dat ons oock zy ghelijck,,
Dat herscht ter zee end' op 't aardrijck:
Van aard' schiep God den mensch terstondt
Daar hy oock 't leven strax inzondt.
4. Elck dierken fraey,, daar had zijn gaey,,
End' eyghen naam daar neven.
Den mensch alleen,, was hulpe gheen
Van zijnen God ghegheven.
Dit was niet goedt na Godes woordt,,
Dies God hem zandt een slaap aanboort:
Wien hy doe nam een Rib uyt 'tlijf
Hier van heeft God ghemaackt het wijf
5. Dat 't zijn vleys was,, en been zeer ras
De Mensch doe heeft vernomen.
Met grond en zin,, noomd' haar mannin
Als van den man ghecomen.
Dies zal zijn wijf anhanghen hy,,
Verlaten Vader, Moeder vry:
En houden altijt in't ghepeys
Dees twee maar zullen zijn een vleys.
Prinsche.
Niemandt die leeft,, gehaat oyt heeft
zijn vleys noch zijn ghebeente:
Maar jongh en out,, dat onderhoudt
Recht als de Heer 'tghemeente.
Hierom u vrouwe lieflijck weest,,
Ghy Vrou u Man behoorlijck vreest:
Daar elck in 't zijn God vrezen gaat
Daar zeghent God den echten staat.
N.S.V. |
|