Den nieuwen verbeterden lust-hof gheplant vol uytghelesene, welgherijmde, eerelijcke, amoreuse ende vrolijcke ghesanghen
(1607)–Michiel Vlack– AuteursrechtvrijOp de wijse: van Vne Nymphe jolie.
Gheen dinck ints werelts erven
Twelck metter tijt niet keert,
Het leven end' het sterven
Met beurten ons regeert:
Den hemel ront
Draeyt selver met sijn hopen
De Son comt nu gheloopen
Niet, daer sy gister stont.
2. Besiet hoe Flora blommen
Staan maar een cleynen tijt
Naar haar sal Ceres commen
Die met Vertumnum strijt:
Pomona root
Haar fruyten brenght te voren
Den winter grijs vol toren
Haar wederom verstoot.
3. Als alle dinghen keeren
End' niet ghestadighs zy
Wie can my dan blameren
Dat mijn liefd' keert van dy,
Der liefden Godt
Selfs onghestadich mede
Hun die door vaste bede
Volherden doch bespot.
4. Jck hebb' u aangebeden
Als eene Venus soet
Maar nu heeft mijn vryheden
Diana ras te voet:
Diana net
Minlijck end' ranck van leden
Wiens aenghesicht besneden
Mijn onghenoeght belet.
5. Ghelijck eertijts Diane
Maanlichtich ginck ter jagt
End' met haar bogen sane
| |
[pagina 90]
| |
Veel wilts heeft t'onderbragt
Soo occk met dien
Mijn Nimph' door schoonheyts deele
Schiet herten alsoo veele
Als ooghen haar besien.
6. Want die haer statich wesen
Eens merckelijck besiet
Sal uyt haar voorhooft lesen
De deugt en anders niet
Haar voorhooft hooch
Spieghel van haar nature
Js oorsaack dat ick vure
Jn my dees tering drooch.
7. Haar haarken daar en boven
Subtijl ghecrolt, ontvout,
Glinstert sonder verdoven
Ghelijck het Ebben hout
Jn haar aanschijn
Twee oochskens bruyn wilt weten
Die als twee claar Planeten
Van hare schoonheyt zijn.
8. Verhemelt en beloken
Met twee wijnbraukens digt
Daaronder leyt ghedoken
cupido met sijn schigt
Somma tghesigt
Vriendlijck ghestadich mede
Soud' u door ene vrede
Tot haar beweghen ligt.
9. Haar neusken boven allen
Met gheenen Arents bult
Oock gheensins inghevallen
Ghy aan haar schouwen sult
Regt afgemaalt
Als met een passers mate
Ghelijck in een velt strate
Een heuveltien steyl daalt.
10. Haar mondeken ghesloten
Ghelijck een roosencrans
Sal nimmermeer ontblooten
De tanden, wit nochtans
t' Mondeken cleyn
Soet proper end' pruymachtich
Taalt minlijck is waarachtich
| |
[pagina 91]
| |
End' in sijn woorden reyn.
11. Haar kinneken ghecloven
ghelijck een quepeer is
De caachskens niet om loven
Met putkens dalen wis
Haar vast coleur
Niet bleeck melancolijcke,
Maar eenes roos ghelijcke
Houd' ick vry voor de keur.
12. De bleecke verwe teere
Verandert metter vaart
Een bruyntien ick begeere
Sterck lustich end' galiaart
Diana schoon
Op u mijn sin ick sette
Or vive la Brunette
Want zy spant veeler Croon.
Maugré envie. |
|