Den nieuwen lust-hof(1602)–Michiel Vlack– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Bruylofts Tafel-lied op de wyze: Deught en vreught, &c. ALs God vermaart// hemel end' aardt Ghemaackt had wonderbare: Den dagh hy wracht// die't licht voortbraght Zeer dienstigh ons te gare. Doe maackte God het Firmament// Ghespannen rondt, en als een Tent: Daar onder hy als God getrouw Zijn schepsels al behoeven zouw De aarde, zee// 'tgheboomte me Oock schiep dees Heer der Heeren. Quam d'aard' te baat// met cruydt en zaadt Om d'aardrijx vrucht vermeeren. Twee lichten groot ded' God strax staan// An 'tFirmament// als Zon en Maan. En schiep daar by in orde fijn Veel Starren die elck dienstigh zijn. 'Tghevogelt eel// oock visschen veel Wie zoudt doch anders wenschen? Schiep God al goedt// en sprack met spoedt Laat ons nu maecken menschen, [pagina 8] [p. 8] Een Beeldt dat ons oock zy ghelijck// Dat herscht ter zee end' op't aardrijck: Van aard' schiep God den mensch terstondt Daar hy oock 'tleven strax inzondt. 4. Elck dierken fraey// daar had zijn gaey// End' eyghen naam daar neven. Den mensch alleen// was hulpe gheen Van zynen God ghegheven. Dit was niet goedt na Godes woordt// Dies God hem zandt een slaap aanboordt: Wien hy doe nam een Rib uyt 'tlijf Hier van heeft God ghemaackt het wijf 5. Dat 'tzijn vleys was// en been zeer ras De Mensch doe heeft vernomen. Met grond en zin// noomd' haar mannin Als van den man ghecomen. Dies zal zijn wijf anhanghen by// Verlaten Vader, Moeder vry: En houden altijt in't ghepeys Dees twee maar zullen zijn een vleys. Prinsche. Niemandt die leeft// gehaat oyt heeft Zijn vleys noch zijn ghebeente: Maar jongh en out// dat onderhoudt Recht als de Heer 'tghemeent. Hierom u vrouwe lieflijck weest// Ghy Vrou u Man behoorlijck vreest: Daar elck in't zijn God vrezen gaat Daar zeghent God den echten staat. N. S. V. Vorige Volgende