Vis-net(1676)–Lambert de Visscher– AuteursrechtvrijBevangende eenige Geestelycke Liedekens, Passende op alle de Sermonen der Sondagen en geboden Feestdagen, Door het gantsche Jaer Vorige Volgende [pagina 252] [p. 252] Op den Feest-dagh van de Kerck-Wyding. Luc. 19. Stem: Ach schoone Kreklea. IEsus door Jerichoo Gekomen is recht na Jerusalem, Hy quam binnen alsoo, Een man van kleyn gestalte sag na hem Een mensche die sijn sonden schaemt; Wiens naem Zacheus was genaemt. Dees Publicanen Prins, Een groot sondaer by yder een bekend, Die schaemt sich nu geensints, Om d'Heer te sien, die't ooge tot hem went, Als hy geklommen was om hoogh, Den Heer die krijgt hem voort in't oogh. Op eenen Vijgen-boom Sad hy, om wel te kunnen sien den Heer, Den Heer sprack sonder schroom, Zacheus komt nu af, van boven neer, Ick heden in u huys verblijf, Zacheus rad, doet d'Heer gerijf. De Jooden spraken doe, Als sy dit altesamen sagen aen, Dese rechtvaerdigh, hoe! Is tot een groot sondaer, nu ingegaen? Zacheus die heeft sich bekeert, [pagina 253] [p. 253] Genade van den Heer begeert. Hy toont den Heer sijn staet, Hoe dat hy met al sijn goederen leeft, Soo wel het goet als't quaet, Hoe veel hy dagelijcks aen den armen geeft: Den Heere die schenckt hem genaedt, Vergeeft hem bereyts sijn misdaedt. Als nu dit Joods gespuys, Dit al aenhoorde, ende oock aensagh; Den Heere sprack dit huys Is Saligheyt geschiedt, op desen dagh, Om dat ick hier ter plaetse vind, Een oprecht man, een Abrams kind. Want God des menschen Soon, Alleen op deser aerd' geboren is, Om hier in smaed en hoon Te soecken de geen die verloren is; En te belonen salighlijck, Hier namaels in sijn Hemelrijck. Geeft saligheyt, ô Heer! In desen huyse, u ter eer gewijdt, Op dat u naem noch meer, Ge-eert mach zijn in dese Kerck-mis-tijdt: Hier toe send ons u hulp, ô Godt! U hulpe is het end en slot. Vorige Volgende