Vis-net(1676)–Lambert de Visscher– AuteursrechtvrijBevangende eenige Geestelycke Liedekens, Passende op alle de Sermonen der Sondagen en geboden Feestdagen, Door het gantsche Jaer Vorige Volgende [pagina 231] [p. 231] Op den een-en-twintigste Sondag na Pinxter. Mat. 18. Stem: Treurt met mijn bedroefde Schapen. HEt Rijck der Hemelen is geworden, Spreeckt onsen Heer, als een Koning, Welck knechten had die hem behoorden, Hy ontbied een in sijn woning, Die hem was schuldigh, Wel tien duysen pond, Den Heer geduldigh, Dit alsoo bevond, Belaste voort terstond. Wilt hem, sprack hy, nu voort verkopen, Met sijn Huysvrouw, en kind'ren dan, Siet wat de som komt te beloopen, Of hy daer uyt betalen kan? Kan niet bekomen Mijnen achterstal, Ick sal niet schromen, Sijne goed'ren al, Tot hy betalen sal. Den knecht is voor hem neer gevallen, Hy bid, mijn Heer, hebt doch gedult, Ick sal het u betalen alle, De gantsche som, van mijne schult, Den Heer ontfermt, hem, Ter selver tijdt, [pagina 232] [p. 232] En hy erbermt hem, Maeckt hem weer verblijdt, Schenckt hem de schulden quyt. De knecht wegh gaende, heeft gevonden, Een die hem minder schuldigh was, Heeft hem gehouden, en gebonden, En wilde voort betaling ras: Hoe veel schoon spreecken Ter selver steed', Bidden en smeecken, Of wat hy al deed, Daer en hulp geenen beed. Heeft hem in den Kercker gesmeten, Tot hy sijn schult betalen souw; Den Heer dit hoorde, 't heeft hem gespeten, En had van sijn goetheydt berouw: Hy sprack, most ghy niet Meed' doen alsoo wel, Gelijck u geschiedt, Aen uw meed'-gesel, Want dat is Godts bevel. d'Heer heeft hem de beulen gegeven, Door gramschap in sijn hart gestort, Om hem te plagen in sijn leven, Tot betaling, soo dat behoort; Soo sal mijn Vader, Spreeckt voort onsen Heer, En noch veel quader, Hem mede doen weer, Die niet vergeeft veel meer. Vorige Volgende