Vis-net(1676)–Lambert de Visscher– AuteursrechtvrijBevangende eenige Geestelycke Liedekens, Passende op alle de Sermonen der Sondagen en geboden Feestdagen, Door het gantsche Jaer Vorige Volgende Op den Palm-Sondagh. Mat. 21. Stem: O Schepper fier. TOt Bethphagee, Den Bergh van Oliveten, Ons Heer ongemeten Quam met sijn Jong'ren veel, Hy send daer twee Van dese wilt dit weeten En heeft haer geheeten, Te gaen na het Kasteel, Van waer dat sy gaen halen sullen Een Eselinne, met haer vullen, Reysen met hem Recht na Jerusalem. Oft ymand sprack Wat wilt ghy met die beeste, Segt op het Paes-feeste, Wilse den Heer te leen; Sy sullen strack [pagina 113] [p. 113] De minste met de meeste, Spreken op't gereetste, Nu neemtse met u heen; Dus kregen sy na haer begeere Dese twee beesten voor haer Heere, Brachten met spoed Den Heer die in 't gemoed. Dit is geschiedt Soo ons de schrift maeckt vroedigh, Om te seggen spoedigh, Aen Sions Dochters schoon; U Koningh siet Toont hem hier seer ootmoedigh, Sittende sachtmoedigh, Niet als een Konings Soon: Op eenen paerd of op een heynste, Maer eenen Esel, het onreynste, Versmaetste beest, Daer men noch oyt van leest. Sy brengen 't beest, Decken het met haer kleeren, Den Heer alder Heeren, Daer op geseten is; De minst en meest Sijn lof quamen vermeeren, En hem oock vereeren, Met tacken groen en fris: Nu eerst gehouden van de boomen, Om soo met lof in Stad te komen, En die gespreyt, Haer kled'ren neer geleyt. [pagina 114] [p. 114] Die volghden na, En die eerst voor uyt quamen, Riepen al te zamen, U zy de eer altijt; Ghy Hosanna, Die daer komt sonder blame, In des Heeren name, Ghy zijt gebenedijd; Wy roepen met de selve thoone, Gepresen zijt ghy Davids Soone, Nu, en altijt, Dat ghy gesegent zijt. Vorige Volgende