hem vriendelijk te verzoeken, zeven mieren af te staan, die voor dwergen mochten spelen.
De mierenkoning had er eerst niet veel zin in. Hij trok een diepzinnig gezicht, groote rimpels kwamen in zijn bruin voorhoofd.
Hij was bang, dat de kikkers, - die reuzen leken voor de mieren, - wat wild met zijn onderdanen zouden omspringen. Misschien zou zoo'n groote kikkerpoot wel al de zeven mieren dood trappen! Hu! hu!
En dan kwam er nog iets bij, - zei de koning. Zijn onderdanen hadden een véél te druk leven, om aan zulke dingen, als tooneelspelen, te denken. Daar had een mier geen minuutje tijd voor, - zei hij.
Maar de kikker wist zóó lang en zóó mooi te praten, dat de mierenkoning hem eindelijk zijn zin gaf en beloofde, er zorg voor te dragen, dat de mieren hun rol goed zouden leeren en dat de dwergenpakjes netjes in orde zouden zijn.
Nu, de gasten waren 't er allen over eens, dat de mieren prachtig speelden.
De mierenkoning, die óók een invitatie had gekregen, genoot veel en was blij, dat hij zijn onderdanen toegestaan had, om mee te spelen.
En toen Sneeuwwitje met haar prins danste, - een broertje van Hippelepip, die een schitterend kostuum droeg, gemaakt van roode meidoornbloempjes, en een sabel, die rinkelde, - toen klapten alle gasten hard in hun pooten of stampten met hun wandelstok op den grond, zóó mooi vond ieder het!
Na afloop van de vertooning, werd het scherm nog eens weggeschoven en stonden alle spelers gearmd op het tooneel, diep buigende voor het publiek, dat zoo luid geklapt had.
De zeven mieren zaten op de schouders van de grootste kikkers en leunden met hun bruine kopjes tegen hen aan, - die kleine dingen waren zoo moe van het spelen!
Baron van Hippelepip ging nu boven op zijn stoel staan, kuchte eerst een paar maal en begon toen alle spelers te bedanken voor hun mooi spel.
Een kelner gaf hem op geheimzinnige manier een groote doos