Met het bedienen van al die gasten, hadden zij geen tijd kunnen vinden, om zelf ook maar één mugje op te happen!
De bruiloftsstoet trok door een smal zandweggetje, - de maan keek lachend naar beneden en tooverde de zandkorrels om in een weg van schitterend zilver. In de schaduw van veelgeurende lentebloempjes liepen de paartjes arm in arm en hadden dolveel pret.
Vooral de jonge padden haalden allerlei kattekwaad uit.
Vlak voor hen uit liep een heel deftig salamandervrouwtje aan den arm van een dikken kikker.
Haar bruine sleep slierde over het zand en telkens keek ze even om, ze moest dan eens zien, hoè mooi die sleep haar wel stond.
Maar als ze dan weer druk in gesprek met den kikker was, gingen een paar kleine padden op haar sleep zitten en lieten zich zoo voortzeulen.
Hun pootjes hielden ze voor hun bekjes, om niet in lachen uit te barsten.
En de salamanderjuffer dacht telkens: ‘Oef! oef! - wat krijg ik het toch warm en benauwd! Zoo'n lange sleep staat wel héél mooi en héél deftig, - maar wat is hij zwaar! - wat is hij zwaar! Misschien heb ik ook wel wat te veel gegeten!’
Keek ze weer om, dan sprongen de padjes er haastig af en verborgen zich achter een viooltje.
Dat spelletje beviel zóó goed, dat er steeds meer deugnieten bijkwamen, zoodat ze tenslotte met z'n zessen voortgetrokken werden.
Maar toen - - gebeurde er een vreeselijk ongeluk!
Krak! krak! - - zei de sleep.... en op het mooie zandweggetje bleef de sleep van de salamanderjuffer eenzaam achter!
De salamander was wanhopig, ze ging onder een boomstronk liggen, begon héél erg te huilen en schudde droevig met haar kopje van neen! neen! toen de dikke kikker, waarmee ze gearmd had geloopen, haar smeekte, om toch met hem voort te loopen.
Baron van Hippelepip liep met z'n bruidje voorop, hield haar pootje stevig vast en gaf haar zoo nu en dan een kus op haar groene wangetje.