Maarten liet geen tijd verloren gaan. ‘Jou krijgen we later wel,’ dacht hij en daalde snel de trap af. Zijn luide stem had blijkbaar de andere gasten gewekt, want toen hij beneden kwam en mevrouw de Groot bewegingloos zag liggen, hoorde hij voetstappen de trap af komen en opziende zag hij, dat het mevrouw Henkelmans en Mieke waren, beiden in peignoir en met slippers aan. Hij knielde bij mevrouw de Groot neer en zag op hetzelfde ogenblik op een meter afstand van haar de houten knop, het ornament, dat boven op de trapleuning hoorde en waarvan hij kort tevoren ontdekt had dat het los zat. Mieke en mevrouw Henkelmans waren nu bij hem.
‘Is zij... is zij ook vermoord?’ riep mevrouw Henkelmans uit. ‘Hebt U... O mijn hemel, wat is dit een verschrikkelijk huis. Ik blijf hier geen minuut langer.’
Maarten stond op uit zijn geknielde houding en wilde het ornament oprapen. Hij had nauwelijks zijn hand er naar uitgestrekt, toen hij - hij wist niet vanwaar zo opeens, maar hij begreep, dat het niet toevallig kon zijn - de gestalte van de inspecteur voor zich zag, die hem toevoegde: ‘Liever afblijven, ik pak het ding wel op.’
De inspecteur bukte zich, haalde een zakdoek te voorschijn en wikkelde daar het voorwerp in. ‘Een ongeluk zit in een klein hoekje... laten we hopen,’ verklaarde hij aan de beide vrouwen, die hem aanstaarden alsof hij een spookverschijning was. ‘Helpt U die arme vrouw,’ vervolgde hij, ‘ik zie, dat ze zich beweegt en trekt U zich van mijn aanwezigheid niets aan. U moet er aan wennen, dat ik op de meest onwaarschijnlijke tijden dit huis bezoek, gedeeltelijk om over U te waken en zo mogelijk... om getuige te zijn van onverwachte gebeurtenissen.’
Hij liet mevrouw de Groot over aan de zorgen van mevrouw Henkelmans en Mieke en voegde Maarten toe: ‘Wil meneer mij misschien naar boven volgen? Het kan zijn, dat zijn verklaring, waarom hij zo vlug op de plaats van het ongeluk was, nog vlugger zelfs dan ik, terwijl ik toch in de hall rondscharrelde, enig licht op de zaak werpt.’ Hij beklom de trap en Maarten volgde gedwee. Op de overloop zagen zij meneer Henkelmans' verschrikte gezicht om de deur van zijn kamer verschijnen.
‘Is er iets aan de hand?’ vroeg hij.
‘Niets, als U zich kalm houdt en in uw kamer blijft,’ zei de inspecteur tegen hem en bleef bij de leuning staan, waar het ornament gezeten had.