| |
| |
| |
De werkelijkheid is anders
Het meisjesboek behoort tot de kinderliteratuur - dit is theoretisch een eenvoudige waarheid. Maar in de praktijk ziet het er heel wat gecompliceerder uit, want het meisjesboek vindt evenveel lezeressen onder volwassen vrouwen als onder bakvissen. Mede daardoor onderscheidt het zich van het kinder(kleuter)boek en het jongensboek.
Er komt een tijd in het leven van de man, waarin hij zich voorgoed distancieert van het jongensboek, terwijl er daarentegen talloze vrouwen zijn, die op latere leeftijd opnieuw naar de meisjesboeken van hun jeugd grijpen. Dit maakt het meisjesboek uniek als literatuurvorm maar - onverdiend - ook een beetje belachelijk. Immers, er vloeit een verschuiving uit voort van de oorspronkelijke waardebepaling. Ik kan dit met een persoonlijk voorbeeld duidelijk maken. In het begin van de oorlog verscheen het door mij geschreven historische meisjesboek ‘Agneta, in de tros van het grote leger’. Het werd prijzend beoordeeld. Na de oorlog nam een andere uitgever het boek over en gaf het uit als ‘roman’. De kritiek was veel slechter en iemand sprak zelfs van een ‘slappe soldatenroman’. Terecht werd hier als roman veroordeeld, wat als meisjesboek een gunstig onthaal had ontvangen.
Dat mannen zich nogal eens minachtend en laatdunkend over het meisjesboek uitlaten, is begrijpelijk. De strengste veroordeling komt echter uit de hoek van een bepaald soort vrouwen, de nadrukkelijk geëmancipeerde, de zich ‘intellectueel’ voelende vrouwen, die zich in naam van al haar seksegenoten bedreigd achten en beledigd voelen in haar geestelijke volwassenheid. Het meisjesboek staat dan ook, evenals het ‘damesbladverhaal’ op de zwarte (literatuur)lijst van menige ontwikkelde vrouw en talloos zijn daarom de vermaningen, die men in de loop der
| |
| |
jaren geuit heeft tegen het voorkeurloos verslinden van meisjesboeken. Vaak worden deze vermaningen in ernstige of verontwaardigde termen gegeven, soms echter in ironische of parodistische vorm. Ik herinner me in dit verband nog een prijsvraag in een weekblad (ik meen ‘De Groene Amsterdammer’) van kort voor de oorlog waarin een pagina uit een meisjesboek gegeven was, waaraan het slot ontbrak. De opgaaf was het slot er aan te breien en men kan zich voorstellen wat de resultaten waren...
Vele humoristische schrijvers (o.a. Godfried Bomans en Annie M.G. Schmidt) hebben zich de kans niet laten ontgaan de draak te steken met het meisjesboek en, men moet het toegeven, dikwijls met recht en met succes! Want er is op dit terrein onvoorstelbaar veel kaf tussen het koren. Het wezenlijke goede, naar de werkelijkheid verantwoorde meisjesboek, is helaas zeldzaam. Maar dan: de vraag bepaalt hier gewoonlijk het aanbod en dát is het wat zowel de strenge als humoristische beoordelaars over het hoofd zien.
Ik verbaas mij altijd weer over de terreur (want men kan het nauwelijks anders noemen!), waarmee bepaalde elementen uit de intellectuele bovenlaag van ons volk willen bedisselen wat de ‘massa’ moet lezen. Waarom probeert men eenvoudige meisjes en vrouwen de werken van Kafka en Joyce, Vestdijk en Mulisch op te dringen, waarvan zij niets begrijpen en waarbij zij zich vervelen? Terwijl zij gelukkig zijn met melodramatische flodderuitgaafjes, die nog altijd in grote oplagen gedrukt (veelal in België), gekocht en verslonden worden! Het ‘bekeren met de brandspuit’ van zogenaamde boekheidenen heeft zelden blijvende resultaten en kweekt onnodige minderwaardigheidsgevoelens of snobisme.
Enquêtes hebben uitgewezen dat vele huisvrouwen na hun dertigste jaar ‘terugkeren’ tot het meisjesboek. Zij getroosten zich niet langer de geestelijke inspanning, die zij in en kort na de puberteit ontwikkelden en wenden zich af van de serieuze en volwassen literatuurvormen. Doen zij dit alleen uit gemakzucht, uit geestelijke luiheid, of omdat huishoudelijke beslommeringen en kinderzorg hen te veel in beslag nemen? Of zijn daarvoor mogelijk nog andere oorzaken aan te wijzen? Ik geloof
| |
| |
dat zowel het een als het ander het geval is. Behalve de behoefte aan gemakkelijke verstrooiing is er, als andere oorzaak het terugverlangen naar de ongerepte jongemeisjesdroom, het misschien wel stormachtige en moeilijke, maar ongecompliceerde leven van de bakvis.
De bakvis idealiseert de werkelijkheid van het volwassen zijn, van de verloving, het huwelijk, het kinderen krijgen en opvoeden. De volwassen vrouw, die niet zelden door de werkelijkheid van dit alles ontnuchterd is, vlucht opnieuw in deze droom terug. In vrijwel alle meisjesboeken wordt ons een ideale en superieure moederfiguur getekend. Terwijl in de meeste gevallen de vader een ietwat onwezenlijke figuur is, die op het tweede plan blijft en het te druk heeft met zijn (vage) zaken en voornamelijk ingeschakeld wordt om zakgeld en standjes uit te delen, wordt de moeder centraal gesteld. Zij is een vrouw vol wijsheid en zelfopoffering en zij weet haar ‘robbedoes’ op de juiste tactvolle manier door de moeilijke puberteitsjaren heen te leiden. Zij is de vleesgeworden opvoedkunde! Zij begrijpt haar kinderen en de kinderen begrijpen haar en belonen haar toewijding door het kiezen van een voorbeeldige carrière of een voorbeeldige verloofde.
Maar vele gehuwde vrouwen doen in hun leven helaas tegengestelde ervaringen op! Kinderen blijken onhandelbaar, ontsnappen aan haar begripsvermogen en komen in opstand tegen haar ideeën omtrent de keuze van beroep en echtgenoot. Geen wonder dat deze vrouwen vluchten in het ‘sprookje van de bakvisroman’ waarin zij zich met de ideale moeder-imago kunnen vereenzelvigen. Natuurlijk is dit één van de ‘valse’ voorstellingen in het meisjesboek. Maar het gaat nu eenmaal niet aan in het meisjesboek een ontaard egoïstisch moedertype neer te zetten, tenzij als afschrikwekkende nevenfiguur, en dan toch weer met het tegenwicht van een ideale moeder.
Wat de hoofdpersoon, het meisje waarom alles draait, betreft: zij mag dan een robbedoes zijn en een plaag voor gouvernantes en leraressen, bij tijden ongezeglijk en ongehoorzaam - fundamenteel is zij een schepseltje met een gouden hart. Het ‘ideale’ kind dus. De ideale moeder en het ideale kind - zij vormen de polen van het meisjesboek!
| |
| |
Op nog andere punten staat het meisjesboek buiten de realiteit, namelijk door zijn burgerlijkheid en zijn ‘glamour’ van burgerlijke welvaart. Langzamerhand is daar verandering in gekomen, maar nog steeds niet helemaal en decennia lang speelde het meisjesboek zich uitsluitend af in kringen, waar men er ten minste twee ‘meiden’ op na kon houden. Dit milieu was natuurlijk noodzakelijk, omdat de meisjes naar hbs of gymnasium gingen, iets wat dertig, veertig jaar geleden nog niet zo'n algemeen verschijnsel was als tegenwoordig. Bij het lezen van vele zowel ouderwetse als moderne meisjesboeken vraagt men zich af, waaróm die meisjes eigenlijk moeten leren. Gewoonlijk brengen ze er niet veel van terecht en zo ze al van de derde naar de vierde klasse bevorderd worden, is het met de hakken over de sloot, via bijlessen en andere hulpmiddelen. De liefde dient zich in die boeken meestal aan in zijn kinderlijkste en kinderachtigste vormen, want het hart van ‘robbedoes’ moet alle zuiverheid bewaren voor de nog vage en verre verloofde, die volkomen in overeenstemming is met de wensen van de moeder. Ook in dit opzicht krijgen de volwassen (en teleurgestelde) lezeressen de kans, de gefrusteerde droom omtrent hun dochters te herstellen.
Men ziet het: het ‘klassieke’ meisjesboek is opgebouwd volgens de wetten van een theoretische pedagogie, die àlles met de wensdroom en weinig met de werkelijkheid te maken heeft! Dit echter is, hoe paradoxaal het moge klinken, de kracht en het bestaansrecht van het meisjesboek en als zodanig moet men het dus benaderen en beoordelen.
Aanleiding tot bovenstaande bespiegelingen betreffende het meisjesboek, dat als genre voor mij een even boeiend fenomeen is als welk ander genre literatuur ook, was het verschijnen van ‘De werkelijkheid is anders’ (uitgave Ploegsma, Amsterdam) door Leonore de Vries. Dit moderne meisjesboek kan men als een eerlijke poging zien tot een vernieuwing van de soort. Of het als zodanig succes zal hebben is een tweede. Reeds de titel suggereert een (ongewilde) symboliek. Dit boek is namelijk een realistisch meisjesboek in zoverre het met de werkelijkheid van een bestaande problematiek overeenstemt. De ‘werkelijkheid’ van het conventionele meisjesboek is immers van een
| |
| |
totaal andere orde: die van een gedroomde en een geïdealiseerde wereld. In ‘De werkelijkheid is anders’ wordt de tastende eerste liefde van het meisje Maria voor de Joodse jongen Max de Winter beschreven. Zij heeft Max leren kennen toen deze in de bezettingjaren bij haar ouders ondergedoken was. Na de bevrijding gaat Max aan de Haagse Kunstacademie studeren, en Maria, die in Den Haag werk vindt als kleuteronderwijzeres, ontmoet hem daar opnieuw. Max heeft het plan opgevat om naar Israël te emigreren, maar Maria, die zich bewust wordt van hem te houden, voelt zich niet sterk genoeg haar veilige leventje op te geven en hem te volgen. Het groeiproces, dat zij onder de spanning van de nauwelijks uitgesproken, maar subtiel gesuggereerde liefde doormaakt, vormt de essentie van het verhaal.
Het is een eerlijk, zuiver geschreven boek over een ‘gewoon’ meisje uit een kleinburgerlijk milieu. Ook hier is weliswaar sprake van een lieve, begrijpende moeder, maar deze blijft binnen de proporties van de realiteit. Maria is geen robbedoes en Max is geen droomprins. Dit boek, dat misschien iets te traag verloopt, is een eerlijke en geslaagde poging om te breken met de cliché-wereld van het conventionele meisjesboek.
Het is echter, zoals ik al zei, de vraag of de jeugdige (en volwassen) lezeressen dit verlangen, want het ‘meisjesboek’ in het algemeen is als lectuur duidelijk een vorm van escapisme.
Om de kwaliteiten van dit boek op hun volle waarde te kunnen schatten, dient men het te vergelijken met een aantal andere meisjesboeken. Ik heb dit gedaan en een keuze gemaakt uit wat er op dit gebied in de afgelopen zestig, zeventig jaar is verschenen. Dit moest natuurlijk maar een vrij willekeurige en summiere keuze worden, omdat de hoeveelheid materiaal overstelpend groot is. Tevens heb ik mij beperkt tot het Nederlandse meisjesboek en dus blijven hier de zo bekende vertaalde boeken van de Amerikaanse schrijfster Louise Alcott (om slechts één der pioniers van het meisjesboek te noemen) buiten beschouwing, evenals het type van de zo populaire Stijfkopjesserie, om een ander voor de hand liggend voorbeeld te nemen. Wie zich uitvoeriger wil oriënteren, raadplege het boek van D.A. Daalder ‘Wormcruyt met Suyker’ (uitgave De Arbeiders- | |
| |
pers, Amsterdam). Het is een overzichtelijk standaardwerk over kinderliteratuur en ook aan het meisjesboek wordt in ruime mate aandacht geschonken.
Men kan zeggen, dat het jaar 1900 de overgang markeert van het ouderwetse naar het moderne meisjesboek, want in dat jaar verscheen ‘School-idyllen’ (uitgave H.J.W. Becht, Amsterdam) van Top Naeff. Dit werkelijk klassieke Nederlandse meisjesboek kwam natuurlijk niet zomaar uit de lucht vallen. Top Naeff, die dit boek op 19-jarige leeftijd schreef, had een voorloopster in de jong gestorven Tine van Berken, redactrice van het meisjesblad ‘Lente’, maar ‘School-idyllen’ betekende toch pas de eerste wezenlijke en volledige vernieuwing. Daarvóór, rond de jaren negentig, had men nog de lieve dierbare verhalen van auteurs als Thérèse Hoven, Johanna van Woude en Suze Andriesen. Wanneer we nu bijvoorbeeld een boek als ‘Marie en Pauline’ van Suze Andriesen lezen, moeten we constateren dat dit boek het werkelijk niet meer ‘doet’. Het is te zwart-wit, te opzettelijk opvoedend en hangt van melodramatische effecten aan elkaar. Marie is tè engelachtig, Pauline tè slecht. Maar de bovenaardse moeder-imago hierin zou een taai leven blijken te leiden!
‘School-idyllen’ introduceert de robbedoes Jet, het meisje dat maar amper mee kan op de middelbare school; verder de strenge directrice en het clubje van uitverkoren robbedoesjes, die zich onderscheiden van de brave meisjes in de klas. Natuurlijk worden er veel taartjes gegeten en zijn er de nog heel prille verliefdheidjes. Jet ‘beleeft’ zelfs de hare op het sterfbed. De kracht van Top Naeff schuilt in het feit dat zij de melodramatische effecten uit dit boek weet te weren. De frisse toon van dit zuiver geschreven boek is nog steeds niet verouderd en men kan zich voorstellen, dat het bij het verschijnen revolutionair aandeed en succes had.
‘School-idyllen’ werd het grondpatroon van het latere meisjesboek en is dat gebleven tot op deze tijd. Culminerend in de er op volgende stroom van imitaties zijn zonder twijfel de boeken van Cissy van Marxveldt. In de Joop ter Heul-serie vinden we alle elementen van ‘School-idyllen’ terug: de slecht lerende robbedoes met het gouden hart, het bourgeois-milieu met de
| |
| |
‘meiden’, het taartjes etende, giechelende clubje en de uitgedroogde strenge directrice. Deze boeken hebben nog steeds een enorm succes bij jonge en oudere lezeressen. Ze bezitten dan ook humor en vaart en zijn goed geschreven, maar burgerlijkheid en oppervlakkigheid zijn er niet vreemd aan. Cissy van Marxveldt heeft met haar boeken ‘School-idyllen’ gepopulariseerd, maar tevens gevulgariseerd.
Veel gelezen waren ook de boeken van Anke Servaes en dergelijke: het bakvissenpendant van de dokters- en verpleegstersroman. ‘Zuster Iet’ (Meulenhof, Amsterdam) is daar een schoolvoorbeeld van. Hier hebben we bij uitzondering te maken met een verarmd milieu in de crisisjaren. De ouders van het meisje Iet sterven jong en zij moet al vroeg voor zichzelf zorgen. Ze gaat in de kinderverpleging en het accent van de ideale moeder wordt naar de bakvis verlegd. Iet wordt ons door Anke Servaes beschreven als een moederdiertje ad absurdum. Men mag aannemen, dat ieder normaal jong meisje moedergevoelens koestert, maar in dit boek worden ze op een nogal kleffe stuitende manier overdreven. De robbedoes moet hier plaats maken voor een braaf meisje, dat maar één doel kent: moeder worden. De romantiek van de gezonde flirt wordt daar zelfs volkomen aan opgeofferd. Ook in dit soort meisjesboeken wordt het jonge meisjesleven vertekend en uiterst eenzijdig weergegeven.
Tenslotte zou ik nog willen wijzen op een modern na-oorlogs meisjesboek ‘Sarabande’ (uitgave Contact, Amsterdam) van de veelzijdig begaafde schrijfster Mary Noothoven van Goor. Dit boek, dat terecht succes in binnen- en buitenland heeft geoogst, behoort met ‘De werkelijkheid is anders’ tot de betere meisjesboeken. Het is traditioneler dan het boek van Leonore de Vries en in feite een hedendaagse variant op ‘School-idyllen’. Ook hier treffen we het rijke milieu met de ‘meiden’ (en zelfs de chauffeur) aan, de robbedoesmentaliteit en de moederidealisering, die dan nog aangevuld wordt met de vader-imago. Het boek behandelt de vriendschap tussen twee meisjes, Heleen, de dochter van een arts en Jennifer, de dochter van een uit Amerika gerepatrieerde rijke beeldhouwer. Wezenlijke sociale en maatschappelijke problemen komen niet aan de orde, zelfs geen verliefdheid. Het conflict is ook hier een super-bourgeois- | |
| |
conflict, maar boven een eng-Nederlands provincialisme uitgeheven, tot een cosmopolitische allure. Het is een uitstekend gecomponeerd boek waarin op overtuigende wijze een meisjesvriendschap wordt beschreven. In de uitwerking kan men dus spreken van een vernieuwing, hoewel het hoofdpatroon toch conventioneel blijft.
‘De werkelijkheid is anders’ van Leonore de Vries betekent als zodanig een vernieuwing want in tegenstelling tot al de andere hierboven genoemde boeken, goed of slecht, kan men van dit boek zeggen, dat het realistisch is in de zuivere betekenis van het woord.
|
|