O ja, een Nimfje van het IJ of van den Amstelstroom. Ha, eene Dulcinea uit het water.
Uit Holland, mijn vader, uit die gelukkige provincie waar voor Kenau Hasselaar de wapens heeft gedragen, en waar de geest van Maria van Reigersbergen nog in de harten is van alle vrouwen.
Gij moet tijdens uw kortstondig verblijf wel gelukkig geweest zijn aan die dampige Zuiderzee. Mij dunkt het is niet wel mogelijk om gunstiger over de Hollandsche Dames te denken.
Integendeel, mijn vader, ik ben er niet zelden in mijne verwachting bedrogen geweest, doch meer dan elders heb ik er brave huismoeders en eerbare dochters gezien.
En daarom, vader, zoo bemin
Ik steeds met heel mijn hart en zin
Dat rustig soort van vrouwen,
Wier koelheid ik soms heb betreurd
Die, immers, kan ik op mijn beurt
Ook 't allermeest vertrouwen.
Doch, ik bid u, vermoei mij de ooren niet met