De verbroedering
(1823)–L.G. Visscher– Auteursrechtvrij
[pagina 31]
| |
damas.
En om welke reden? Wat grond van beschuldiging kan er tegen mij bestaan?
phylint.
Geene andere dan dat uwe papieren in geen behoorlijke orde zijn, terwijl uw signalement bovendien volkomen overeenkomt met dat van een' der Fransche uitgewekenen, die wij verpligt zijn aantehouden.
damas.
Intusschen ben ik even zoo min een Franschman als een uitgewekene; maar eenvoudig een Brusselsch fabrikant, en wat mijne papieren betreft, die zijn even als de reis-pas van mijnen zoon door de Nederlandsche en Fransche overheden onderteekend, en door beiden met een behoorlijk zegel voorzien.
phylint.
Doch de kleur van het papier verschilt, de handteekeningen komen niet overeen. Het zijn, wel is waar, dezelfde namen, maar de inkt is bleeker van de een dan van de andere, bovendien zijn er krullen onder het bijschrift van den Franschen Ambassadeur, en dat kan met geene mogelijkheid goed wezen, dat moeten streken wezen, Mijn Heer; wij, ambtenaren verstaan ons op dat stuk, en derhalve zult gij verpligt zijn om u deswegen voor den hoogen Raad te verantwoorden. | |
[pagina 32]
| |
damas.
Ik ben van mijne onschuld overtuigd, en maak daarom geene zwarigheid u te volgen. |
|