Sinnepoppen
(1949)–Roemer Visscher– Auteursrecht onbekend
[pagina 160]
| |
DE kinderen van dese Landen looten met den anderen, wie zijn rugghe buyghen sal in een ander sittende kints schoot, die met de handen zijn ooghen toe houdt, om dat zijn medeghesel op hem springhen sal, in maniere alsmen te peert rijdt, ende als hy boven op hem sit, vraeght hy met dese woorden: Pick, Oly, Graef*, de handt opsteeckende, en soo't de Leggher raden kan wat hy opghesteecken heeft, soo moet de Leggher springhen, ende de Springher wederom leggen, tot dat hy't oock weder raden kan: ende de hooghmoedighe Springher moet des demoedighen peert wesen: de woorden beteeckenen: Pick, dat is: als de Springher een vingher alleen opsteeckt. Oly, dat is: als hy twee vingheren opsteeckt. En Graef, dat is: als hy de volle handt opsteeckt, buyghende de vingheren nederwaert, ghelijck alsmen krabt of klout*. Wat machmen hier bequamer mede te verstaen geven, dan dat der Tyrannen hooghmoet ende voorspoet heel los en wanckel staet, altemael hanghende aen een van de naebuer Heeren of getreden* Vassalen, die hem met looden schoenen nae gaen, om tijdt en gheleghentheydt te treffen en raden* om hem van zijn reuckeloose tyrannye te doen storten, daer by het woordt van Seneca: Stamus hoc Danai loco. En volght: Unde illa cecidit, tu me superbum Priame, tu timidum facis. Dat is: Wy Griecken staen nu in de stede daer de Troyanen uyt ghevallen zijn. O Priame (seyt Agamemnon) ghy maeckt my opgheblasen/ ende vol duchten* saechachtigh.* | |
|