Een onwaerdeerlycke vrouw. Brieven en verzen van en aan Maria Tesselschade
(1918)–Maria Tesselschade Roemer Visschersdr– Auteursrecht onbekend
[pagina 257]
| |
[pagina 259]
| |
Brief van Tesselschade.Tesselschade aan BarlaeusGa naar voetnoot1).Myn Heer, Wy hebben de vasten kost ontfangen, en hadden gaeren teruggegaen, met u e wat krabben te senden, indien men gekonenGa naar voetnoot2) had, dewijl ick ue niet te voren en kan koemen in beleeftheyt, dan siet hier een blaetje tot bewys dat ick die schuldich blyff. Den grooten Alexander droomden eens van vyff werelden, maer hy en kreghseGa naar voetnoot3) niet, en dit was noch genogh In MagnisGa naar voetnoot4); en al had hy die bekoemen, hy en gafse niet, en al had hy die gegeven, se souden mogelycks vol bitterheyts geweest zyn. Dies bedancken wy ue voor ue vol-op tot de vulltGa naar voetnoot5) dosyne-werrelden met soetticheyts vervullt. De geleerde pleyster over myn ooghGa naar voetnoot6) is goedt, en soet, en saght en troostelyck en Goddelyck, maer 't scheynt off daer een herder en strenger heerGa naar voetnoot7) wil seggen 't is altyt niet te doen met oly inde wondt. Het nerpent heyl van ons hoogh Hofwijckse PoeetGa naar voetnoot8) Behaeght my echter noch het sy dan koudt off heet
Zijn reeden wel gegrondt
Hoe welse schier een graw is,
Is smacklyck in myn mondt
Om dat se nimmer Lauw is.
Elck sijn waerom.
Adres: als boven. Maria Tessel Sciia. | |
[pagina 260]
| |
Uit een brief van Barlaeus aan Huygens, van 6 April 1642Ga naar voetnoot1).Tesselae misi tetrastichon tuum; respondit tetrasticho parisyllabico, nec ineleganti:
V reeden wel gegront,
Hoewel se schier een graw is,
Is smaecklijck in mijn mont,
Om dat se nimmer lauw is.
Etiam viduis sua bilis inest. Addit in litteris suis:
Het snerpent heijl van ons hooch Hoffwycksche Poëet
Behaeght mij echter noch, het sij dan kout off heet.
| |
Gedicht van Constanter.Aen Barlaeus voor mijn' rouwe bestraffing over Tesselschades Miss-gelooveGa naar voetnoot2).Sij neme het soo sij will, mijn' Weduw'; 'tzij voor baffen,Ga naar voetnoot1
Voor baffen als ick spreeck, voor quetsen als ick salv,
Of mij voor herten-beul, voor argher als Duc d'Alv;
Barlaee, wijser vriend, ick will, ick moetse straffen:
5[regelnummer]
Soo lang haer' siecken mond soo voddighen, soo laffen,
Soo vuijlen spijse smaeckt; soo lang sij 't Roomsche CalfGa naar voetnoot6
Behippelt of bestuijpt, en eert het heel of half,Ga naar voetnoot7
En heeft myn' vriendschap niet als Gall en Eeck te schaffen:
Gesonde Gall, en Eeck die rotte wonden kuijst.Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Den oor-boor moet van 'thoofd in 'thert door d'oore booren.Ga naar voetnoot10
Sy neme het soo sij will: ick snij wel in een' puijst,
| |
[pagina 261]
| |
Daer 't leven locht vereischt en onder dreight te smooren,
Het vleijen is een' gunst van doodelick gerief:Ga naar voetnoot13
Ick spaer de roede niet, ick hebb het kind te lief.
9 Apr. 1642. Constanter. | |
Brief van Tesselschade.Tesselschade aan BarlacusGa naar voetnoot1).Myn Heer Ick ben doende geweest om UE begeerte te volbrengen van wege de dochter van de koningin van boémenGa naar voetnoot2), daer ick gans niet op en kost vinden; altyt lagh my een ander Hooft in myn Zin en siet hier de schets. UE gelieve dit in plaets te neemen en U goet duncken te schrijven, sendt het weder om met woecker en ick zal het ue weder van myn dochters handt senden. Die UE en ue kinderen doet groeten soo doet ook uw vrindinne Tesselschade Roemers.
Adres: Aen myn Heer, de heer Proffessor C. Bareleus. Tot Amsterdam. | |
[pagina 262]
| |
Gedicht van Tesselschade.Tot AmsterdamGa naar voetnoot1).Siet hier uw' heerlyck Hooft! dit is de Schets in 't kleen
Van all' uw groote Leên.
Geen duystre prophecy en heeft hy voorgenomen
In 't licht te laeten komen,
5[regelnummer]
Maer doet u meenich Eeuw' de Son te rugge gaen
Door sijn History blaen.Ga naar voetnoot6
Dit is u Capiteyn, siet, dit is hy die bedreven
Op blinde klippen is, om andren licht te geeven,Ga naar voetnoot8
d'Onsterfelycke Poeet, doorwatert in de vloetGa naar voetnoot9
10[regelnummer]
Van steyle Twelinghs top, die duysent Echos voedt.Ga naar voetnoot10
(Tesselschade). | |
Uit een brief van Huygens aan Barlaeus, van 4 Mei 1642Ga naar voetnoot2)Excipi a te postulo, sicut ipse Tessalam excipere coepi, atque excepturus porro sum, periculone an jacturâ veteris amicitiae, generose securus; modo hoc me agere sentiat, ne quid in re seria omisisse con- | |
[pagina 263]
| |
vincar, cuius mihi probro neglectus sit, ipsi damno. Praestabis idem tu, et sane ut sedulo praestes, moneo, ex melioris theologiae fontibus, atque errabundam via veritatis ipso virtutis amore revocabis; ego probris ac contumelijs insistam, quarum ad acerbitatem cum hactenus non excandescat, nihil desperati tractare videmur. Ecce igitur quod dicebam, aceti vernaculi novos morsus; quos si expedire putas per te ut videat, par me licet. Sy neme het soo sij will, mijn weduw, 't zij voor baffen, (enz.)Ga naar voetnoot1) Σκληϱόζ, inquies, λόγοζ. At hoc σκληϱτΕϱον, amice, in conspectu non amentium amicorum, et qui succurrere pereunti possint, naufragium fidei facere omnium et amore et commiseratione dignissimam Tessalam. Si quid agis igitur, ποίησον τάχιον et Εκαίϱωζ quidem et καίϱωζ; non deero laboranti meo modo, vel modulo. Cave modo, ne hoc moliri nos resciscat communicatis consilijs; sensi nuper minus sic utrumque gratos fore. Proinde nec altera quaedem vernacula, quae his porro adscribam, ipsi vero nondum perscripsi, olim a te lecta fatere; serorsim singuli plus profecturi sumus......... Eiusmodi pauca denuo hic subjungam, in quae censuram tuo jure exerceas. τ σΕμνον κα σπουδαον in coenam domini, quam nuper celebravimus, recens a mysterio ejaculabarGa naar voetnoot2)., in usum Tesselae quoque, quam cum affici sciam veteris Ecclesiae majestate, ad vetustissimae ac vere primitivae simplicitatem revocare nitor. | |
[pagina 264]
| |
Uit een brief van Barlaeus aan Huygens, van 8 Juni 1642Ga naar voetnoot1)Te sub finem aestatis, ubi castra dissolvet autumnus, Muydae expectamus. Non aberit Alcmariana καϱτοϱογνώμων. Ita statuit, paucis articulis opus esse ad fidem, et quae ab ecclesia Romana habet, ab antiquorum esse ritu et consuetudine; reliqua non pertinent ad curam et anxium examen laïcae matronae. Erranti valde blanditur Grotiana declaratioGa naar voetnoot2), cuius autoritate mota dimoveri ab instituto aegre poterit. Virgulas tuas et voces acriores aequissimo animo fert, imo illas ipsas, morigerorum liberorum instar, osculari se ait. | |
Uit een brief van Barlaeus aan J. Wicquefort, van 13 Juli 1642Ga naar voetnoot3).Jam feriae sunt, quibus valedixi studijs, non poësi. Haec enim insania, ut lepra, insanabilis est. Quo me vertam, nescio. Vocor Beverovicum, vocor in Bamaestram, vocor Ultrajectum, Muydam, etiam Alcmariam. | |
Uit een brief van Barlaeus aan Wicquefort, uit Beverwijk, van 19 Juli 1642Ga naar voetnoot4).OmnesGa naar voetnoot5) Alcmariam abituriunt ad Tesselam. | |
[pagina 265]
| |
Gedicht van Barlaeus.Ad Tesselam, cum fraga illi mitterentGa naar voetnoot1).Tessela, fraga tibi mitto sapidissima, sed tu,
Tessela, plus fragis ingeniosa sapis.
Tessela, fraga tibi mitto dulcissima, sed tu
Dulcior his fragis crederis esse mihi.
5[regelnummer]
Tessela, fraga tibi mitto fragrantia, sed tu,
Tessela, tot fragis suavior hospes oles
Tessela, fraga tibi mitto, plus mille, sed insons,
Tessela, pro fragis millibus una satis.
Tessela, si fragum fieres, tunc Tessela posses
10[regelnummer]
Proximior labris tangere nostra tuis.
Tessela, quae mitto, sunt fraga salubria, nam tu
Tessela, sollicito sola medela mihi es.
Tessela, si fragum fieres, tunc Tessela possem
Tangere Tessalicas sed sine bile genas.
| |
[pagina 266]
| |
15[regelnummer]
Tessela, si fragum fieres, tunc optima posses
In succum verti Tessela tota meum.
Si tecum hoc fierem, tunc, quae miracula! posses
Tessela Barlaeum saepe vorare tuum.
C. Barlaeus. | |
Brief van Tesselschade.Tesselschade aan BarlaeusGa naar voetnoot1)Mijn Heer C. Barelaeus. Ick heb u brief met zyn ingewant ontfangen, en siet daer haepert noch wat aen, ick soud' het soo niet konen schryven, ten waer ick de Chimere van HoratiusGa naar voetnoot2) wouw verbeelden met langer beenen als het behoorde. Ick kan oock niet schryven als met een vingerhoet aen myn vinger, wa[n]t se rondom gesworen heeft, en nu is het vel soo dun, dat ick de kanticheyt van de pen niet lyden kan. Gelieft U E het boeck wederom, sall het senden, off het sal noch al wat moeten lyen, eer ick sal konen myne oude fatsoen maecken. Dus heb ick het verandert, indien ghy het goet vindt. Ick bedancke U E voor de voor Jaers vruchten, heb die met myn dochter gegeeten, die U E neuens haer moeder doet groeten. Tesselschade. | |
[pagina 267]
| |
Uit een brief van Barlaeus aan Huygens, van 7 Aug. 1642Ga naar voetnoot1).Beverovico Alcmariam secessimus, velut in diverticulum, ubi celebris ista, quam nosti vidua nescit μετανοειν. Surdae canitur fabula; sua se simplicitate tuetur et ecclesiae fiducia stat super petram immobilis. Miseram illi fraga, additis pro saccharo versibusGa naar voetnoot2). | |
Gedicht van Constanter.Ad Tesselam viduam de viduo, vidui
| |
[pagina 268]
| |
Uit een brief van Huygens aan E. Puteanus, van 25 Aug. 1642Ga naar voetnoot1).De Romerij filiabus natu maximam vidisti, me proxenetâGa naar voetnoot2), praestantem linguâ manuque mulierem. Si sororem Tesselam vidisses, viduam manu quoque pollentissimam, sed formâ, linguâ, moribusque longe suaviorem, ingenio autem vere sublimi, mulieribus universis, viris plerisque excellentiorem, plus te debere mihi fatereris, et fateberis, si quando regiones vestras lectissima foeminarum lustratum eat, quod sine comitatu animi manusque meae non fiet. Plurimi enim illam facio, nec facere tu non posses, si solum unum poemation vidisses, cujusmodi illa quotidie parit, stupendi commatis. | |
Uit een brief van Huygens aan Barlaeus, van 1 Sept. 1642Ga naar voetnoot3).Cum Tessela, quam fragis oppugnatum is fragrantissimis, facilis tibi lucta et par congressus est, absente rivali. Si adsim, ab imbecilliore partium stare satagam. Sto vero ξαι μαξθοζεν αϕεστηξωσ, ut videbis, epigrammateGa naar voetnoot4), quod his adjicio. | |
[pagina 269]
| |
Uit een brief van Barlaeus aan Huygens, van 5 Oct. 1642Ga naar voetnoot1).Placuerunt quae ad fraga Tessalica reposuisti; sed cavebo ego sedulo, ne illis perducar cum magno Imperatore. Plus ultra. Nolo, ut ille, traijcere mare mediterraneum Tesselae, vel de novo orbe cogitare, ne vel illo mergar Icarus, vel hujus obtinendi spe excidam. | |
Brief van Tesselschade.Tesselschade aan Barlaeus(?)Ga naar voetnoot2).Wel hefter een Luchje om gespeelt, als de eerste BGa naar voetnoot3) de witte grond geraektGa naar voetnoot4) heeft; dit heb ick soecken wat uijt te drucken met de wolck treckjes van de B 3) van boneGa naar voetnoot5) menteGa naar voetnoot6); het sal voor Nomenq[u]e beataGa naar voetnoot7) geen yle Phoesiverstrecken, maer wel een waerachtige beduydenis van toekoemen[de] ProfficjGa naar voetnoot8). Maria Tessel Schade. | |
Uit een brief van Barlaeus aan J. van der Burgh, van 1 Nov. 1642Ga naar voetnoot9).Indicta sunt amicorum comitia Muydae, post dies bis septem. Sessiones habebimus dierum aliquot. Synodus erit provincialis, non nationalis. Solum ex Hollandia advocabuntur viri docti gravesque. | |
[pagina 270]
| |
Haga duo, Alcmaria Pontifex femina, Amstelodamo AlopeciusGa naar voetnoot1), et lentus Empirici refutatorGa naar voetnoot2), et γυναιξοξθαℴυμενοσ scriptor. Non adscribo nomina, quae divinatione facile est assequi. Non erit sermo de excussis Iaponia mercatoribus nostris, aut dedita PerpenniaGa naar voetnoot3), aut captis in mari Libyco navibus, verum de studiis solummodo. De successu et eventu tanti Synedrii faciam te certiorem. Nullis scribemus Anathema, nisi duris et siccis. | |
Brief van Hooft.Hooft aan Tesselschade.Ga naar voetnoot4)Me Joffr.e Onder 't veel, dat jk U.E. schuldigh ben, is 't minste niet de eere, die 't U.E. gelieft heeft mij te bewijzen, door 't ontfangen mijner geringe gifte, met zoo goedt een hart, als 't geen waarujt zij gezonden was. Jk bedank U.E. daarvoor ten hooghste, ende voor 't aanbieden van eenen Roemer te bemaalen met mijn zinspreuk: Omnibus Jdem, ende mijn blazoen, een' Zon. Mijn verbejden met antwoordt is ujt oorzaak, dat wij niet wel fraaije glaazen hebben kunnen bekoomen. Nu zend jk der drie bij deezen; niet om alle beschreeven te worden bij U.E., maar om dat 'er somtijds een breekt in 't snijden. Ook wenschte jk wel dat, op een van drie, moghte gestelt worden, tot zinspreuk en blazoen mijner hujsvrouwe: een stuksken velds, met drie strujken met witte leelien, ende voorts, Par la grace de Dieu, gelijk jk het hier onder gekrabbelt hebGa naar voetnoot5). 'T welk te snijden, jk achte, dat Joffr.e Anna, U.E. zuster, mij niet zal weigheren, indien het U.E. eedele handt, die jk het quaalijk verghen dar, al te lastigh zoude vallen. Jk merk wel dat de leelijen met beeter val ujt een' bloempotteken zouden koomen, maar vind sulx niet zoo bequaam om den zin | |
[pagina 271]
| |
van Christus ujt te drukken, die ons wil inprenten, dat de leelijen, zonder toedoen van menschen, puirlijk door Goods genaade zoo sierlijk gekleedt worden. 'T welk men zoo wel niet zeggen kan van leelijen in een pot, die door 't verzorghen der zelve met versch waater, door menschen handt, eenighszins gevoedt worden. Wijders, jk meen voortaan de leelij meer te eeren dan de rooze, dewijl deeze U.E. zoo zeer neemt te quellenGa naar voetnoot1). God verlosse U.E. van die moejlijkheit, ende behoede haar van allerleij leedt, gelijk hem van harte bidt, Me Joff.e U.E. Toegedaanste, dienstw.ste P.C. Hooft. T'Amsterdam, den 13 in Louwmaant 1643.
Adres: als boven. | |
Uit een brief van J.A. Bannius aan Huygens, van 10 April 1643Ga naar voetnoot2).Tesseldamna, heroina eminentissima, mihi adest, tuasque aures auscultandae musicae meae commodato petit. Quod nisi Van der BurgiusGa naar voetnoot3) coram latius explicuerit, fidem amicitiae fefellerit. Tu vero, vir nobilissime, si nobis adesse queas, maximam beatitudinis mihi partem attuleris. Vale et veni, ait mecum Tessela tua. | |
Uit een brief van Van der Burgh aan Huygens, van 18 April 1643Ga naar voetnoot4).J'use de cette hardiesse par le commandement qu'il vous a pleu si souvent me faire de me fier en vostre faveur sans retenüe, et sans offencer Madonna LauraGa naar voetnoot5) ny Tessala, | |
[pagina 272]
| |
in questa mortal' stanza
Tu sai ben che in altrai non ho speranzaGa naar voetnoot1).
Twelck doende, etc. Au reste, Monsieur, vous avez par vostre departement faict eclipser toutte la joye de l'Helicon d'Amsterdam; si au moins vous leur aviez laissé la belle nimphe de Vaucluse, vous eussiez moins attristé tous les habitans de Parnasse; maintenant on accompare cela au ravissement d'Helene, et Tessel trouvant à redire quelque chose en la comparaison des deux aimants vous prepare de la besoigne qui peut-estre ne vous desplaira pas. Hier elle estoit en cholere,
en seij', van sulcke parte'
Heeft Huighens minder dancks als Paris had te SparteGa naar voetnoot2).
Toutessois vous ne courrez pas risque qu'elle s'en veuille à vostre santé, car à celle là elle beuvoit hier apresdiner chez M. Barlaeus de tres bon coeur. C'est toutte l'histoire de ce qui s'est passé hier apres que vous fustes party. | |
Gedicht van ❘Huygens❘.Verbintenisse aen den Heere Hooft.Ga naar voetnoot3)Wij Mannen en wij Wijven
Beloven met ons vijven
Het naeste Iaer met liefGa naar voetnoot3
(Mits het den Drost believ'
5[regelnummer]
En de waerde waerdinneGa naar voetnoot5
Sijn' nobele Drostinne,)
Op Muydens hooghe Slot
Te wreken 'tfell gebodGa naar voetnoot8, 9
Des Princen van Oragnen,
10[regelnummer]
Eer dat hij tegens SpagnenGa naar voetnoot10, 11
| |
[pagina 273]
| |
In 'tSomer-legher treck,
Met Rhynschen Wijn en Seck,Ga naar voetnoot12
Met singen en met rijmen,
Met sommen en met lijmen,Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
Met sitten en met gaen
In sonneschijn en maen,
Met kuijeren en praten
Langs dycken en langs straten,
Tot dat de Waerd, versaedt,Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
Sal seggen, gasten gaet,
En de Waerdinne, Vrinden,
Wy willen u niet binden,
'T is moij weer naer den Haegh.Ga naar voetnoot23
'K wild ick u t'schepe saegh;
25[regelnummer]
Wy willen hier wat poosen,
En tegen dat de Roosen
Ontluycken als Treslon,Ga naar voetnoot27
Die Tessels hertje wonn,
De weer-wraeck komen soecken
30[regelnummer]
By rocken en bij Broecken,
Met mann en vrouw en Paerd,
Op Hofwyck aende vaert,
Op Pasgeld aen der weide,Ga naar voetnoot33
Tot dat ons 't leger scheide,
35[regelnummer]
En Frederick syn' knecht
Ontbiede naer 'tgevecht
Geschreven inden Haghe
In 't afgaen vande' Waghe'Ga naar voetnoot38
Die ons van Muyden bracht
40[regelnummer]
Den seventhienden nacht
Aprilis, als dry jaeren
Op veertich gaende waren,
En sestien hondert meer.
Aldus op trouw en eer
45[regelnummer]
Besworen en beregelt,Ga naar voetnoot45
| |
[pagina 274]
| |
Beteeckent en bezegelt,
Met mond en hert en hand
Voor listeloosen Band.
Hag. 19 Apr. 1643. Anna van OsmaelGa naar voetnoot1). Leonora van TreslongGa naar voetnoot2). Ioachim de Wicqfort, MariaGa naar voetnoot3). Constantin Huygens. | |
Brief van Hooft.Hooft aan TesselschadeGa naar voetnoot4).Me Joffr.e Ik heb twee gezondeGa naar voetnoot5) Roemers ontfangen, en eenen ongezonden. Dan de drie maaken slechts een paar, waaraf de beste helft ge- | |
[pagina 275]
| |
brooken was, gelijk U.E. schrijven in Orakels taale te kennen geeft. O jammer, dat aan dat eedele festoentjen zulk een ongeluk is oover gekoomen! Zoo doodt als 't is, oft immers doodtlijk krank, noch verlieft 'er een ijder op. Twee dingen troosten mij wat; het eene, dat het bijschrift:
Mai senza me mense festanti,
quaalijk gestelt is, want het moest zijn:
Mai senza noi mense festanti,
Noit zonder ons feestlijke taafels,
gemerkt datGa naar voetnoot1) de vruchten spreeken, die meer dan één zijn, ende daarom behooren te zeggen ons, niet mij; het ander, dat U.E. bekent de maght te hebben om glaazen van der doodt te verwekken, te weeten, leevende in de plaats te leeveren. Derhalven, indien jk dordeGa naar voetnoot2), jk zoud' het geirne waaghen, U.E. te verghen, dat haar geliefde de leevendmaakende konst aan een ander glas te werke te stellen, en het bijschrift daarop met noi, gelijk booven is aangeweezen. Zoo 't U.E. vingeren niet te zeer verveelt zich daartoe te beleedighen, wij zullen opnieuw een paar glaazen oover zenden. Want wij houden 't met den dooden niet; gelijk U.E. in de aardighe quikGa naar voetnoot3), die jk eerst recht verstond als mij ze de Heer Barlaeus ujtlejdde. U.E. hebbe midlerwijle grooten dank, zoo voor den zieleloozen als voor den bezielden, maar, zoo U.E. ons aan eenen nieuwen leevenden helpt, U.E. zal daar meerder eere af hebben, mits dat de leevende beeter van U.E. konst getuighen zal. In verwachting van genaadigh antwoordt, beveel jk U.E. samt de jonge Marya Tesselschaa, in Gods veilighe, heilighe hoede, ende in U.E. beste gunste, Mê Joffr.e U.E. Onderdaanen, dienstwillighsten P.C. Hooft. t'Amsterdam, den 5en van Bloeijmaant 1643.
Adres: als boven. | |
[pagina 276]
| |
Uit een brief van Hooft aan Barlaeus, van 18 Juni 1643Ga naar voetnoot1).U.E. gelieve mij deeze aanvergingGa naar voetnoot2), en teffens de soobere siere, hier genooten, te vergeeven, op hoope van een' beeter wanneer Tessala de sause sal zijn. | |
Uit een brief van Hooft aan J. Wicquefort, van 31 Aug. 1643Ga naar voetnoot3)Joffrouw Tesselschaa heeft ons belooft, van deezen aavondt, oft morghen ten ujterste, hier te verschijnen; en de Heer Barlaeus niet langer te slaapen op het genot van de Mujder lucht, dan tot dat die zon hier opgaat. Dies bidden en bezweeren wij U Eed. Gestr. door de heiligheit der vrundschappe, door onze dienstbaarheit aan U Eed. Gestr, toegewijdt, ende eindtlijk door Uwer Ed. Gestr. eighene en onveranderlijke heusheit, de reize op 't spoedighste te aanveirden, neevens Me Vrouwe U. Eed. Gestr. gemaalinneGa naar voetnoot4), samt de twee Joffr.en ElizabethenGa naar voetnoot5) ende Joffr.e Poets. | |
Gedichten van Barlaeus.Op het festoen gemaeckt van Iuffrouw Maria Tesselschaa,
| |
[pagina 277]
| |
Alsser blaetjens staen op rij.
5[regelnummer]
Die de handt gevlochten heeft
Van de zoetste, die daer leeft.
Dit zijn wond'ren van ons eeuw,
Dat een ongepaerde weeu,
Rontsom aen een geestich lint
10[regelnummer]
Goden en Godinnen bint,
Die zy met haer kruyt en loff
Ruckt van buyten uyt den hoff;
En doet hangen op haer glans
In de Zalen aen een krans.
15[regelnummer]
Ziet Pomona schoon van blos,
Ziet hier Bacchus met sijn tros,
Ceres en Autumnus schoon
Hangen hier als in een troon.
Kruyden wilt en tam van aert
20[regelnummer]
Proncken naer de kunst gepaert.
Vruchten elck met haer coleur
Zietmen flick'ren in haer fleur.
Zonder ymandts nijdt en hoon
Staen sy nevens een ten toon.
25[regelnummer]
Elck een lacht de loffrou aen,
Waer door sy dus vrolijck staen.
En de kruytjens dus gheplant,
Spreecken van haer groot verstant,
Als ick alles zie en merck
30[regelnummer]
Spreeck ick; dit is Tessels werck,
Zeecker die de Goden kan
Brengen in soo schoon ghespan,
Die Godinnen bint aen 't touw
Heeft verdient der Goden trouw.
C. Barlacus. In Tesselam cymbala in templo pulsantem et canentemGa naar voetnoot1).
Iam privata ferit, jam publica cymbala praestans
Tessela et ingentem personat ore Deum.
| |
[pagina 278]
| |
Lingua Creatorem laudat, digitusque manusque
Et quem parte canit Tessela, tota colit.
C. Barlaeus. | |
Brief van Hooft.Hooft aan TesselschadeGa naar voetnoot1).Mê Joffr.e Ik moet U.E. wat vreemds vertellen. Joffrouw Maria U.E. dochter is onlanx hier geweest, en weeder vertrokken, zonder eens t'onzent aan te spreeken. Smaakt dat niet meer naar vervreemding, dan naar vriendschap? Nu heb jk U.E. wat nieuws te zeggen. Onze Constantia is de brujdt met den Heere Johan van der Mejde, oudscheepen en raadspersoon tot RotterdamGa naar voetnoot2). De bruiloft meent zij te houden op den laasten dagh van Maij ende U.E. met U.E. dochter daarop te noodighen. Smaakt dit nu niet meer naar vriendschap dan naar vervreemding? Oover een' rujme wijle heb jk aan U.E. geschreeven, en antwoord verwacht, maar taal nocht teeken vernoomen, doch wil mij niet daarom inbeelden ujt de eere uwer gunste geworpen te weezen, maar hoop dat U.E. de staatsiGa naar voetnoot3) zal gelieven met haar byweezen te versieren. Anders zoude 't goudt en zilver zijn' luister, de groenteGa naar voetnoot4) haare vroolijkheit, de spijz' haare lekkernij verliezen. Want, Mai senza voi mense festantiGa naar voetnoot5). Ach! magh 'er niet minlijx af, laat doch ten minste een lettertjen van beleeftheit over waaijen, en een bladt papiers den voerman zijn, zoo een glas daar te goedt toe is. Doch, hoe 't U.E. gelieve met mij omme te springen, 't zal | |
[pagina 279]
| |
zoo veel winds niet bijbrengen, dat het de geneeghenheidt blusche, die bijnaa een halfhondert jaaren geblaakt heeft, Mê Joffr.e, in U.E. Onderdaansten, dienstwillighsten P.C. Hooft. T'Amsterdam, 27 April 1644.
Adres: Aan Mê Joffrouwe, || Mê Joffr.e. Tesselscha Visschers, || weeduwe van Sr. Crombalgh z.g. || in de Langestraat, || tot || Alkmaar. || L. [oont.] | |
Gedicht van Barlaeus.Uit Barlaeus' bruiloftsvers op Johan van der Meyde en Constantia BartelottiGa naar voetnoot1).. . . . . . . . . . . . . . . . .
Ecce tuum praestans juxta matrona cubile
Tessela stat, loquiturque gravi praesagia voce,
Atque oblita sibi commendat basia vobis.
Illa Camoenarum decima est, et sola virile
85[regelnummer]
Provocat ingenium vestrisque illustria tedis
Verba canit, viduaeque putat plus posse favorem,
Cum vidui transcendit epos. sic ludimus una
Versibus, et grandes studiis flagramus in aestus.
. . . . . . . . . . . . . . . . . .
| |
[pagina 280]
| |
Brief van Tesselschade.Tesselschade aan BarlaeusGa naar voetnoot1).Vriendelijcke dancksegging voor U.E. toegesonden ThalamiferaGa naar voetnoot2) met sijn devotsy dienst. Sachte SedelesGa naar voetnoot3). | |
Uit een brief van Barlaeus aan Huygens, van 4 Juli 1644Ga naar voetnoot4).Epulati sumus apud Satrapam βαστλτχωξGa naar voetnoot5); clausit latus sinistrum Tessela, dextrum latus vidua Roterodamensis, Tesselae monilibus, uberibus, moribus, opibus, et alijs plurimis bus dispar. | |
Uit een brief van Huygens aan Barlaeus, van 20 Juli 1644Ga naar voetnoot6).Quos mihi convivas Hoofdios, Wicquefortios, Vossius et instar omnium Tesselas recenses, quibuscum, si meus essem, vivere et pergraecari dares, livori nunc meo et aegritudini nata nomina narras. | |
[pagina 281]
| |
Pascere sis tacitus, habebis tantumdem dapis et rixae multo minus. Nam de vidua, ne crede, nondum sic debellatum est inter nos, et hoc olim argumento auctiorem dabimus alteram editionem. Interim vale, mi amice, et tot im hoc lepidissimum choragiam tuum verbis officiosissime saluta. | |
Brief van Hooft.Hooft aan HuygensGa naar voetnoot1).Mijn' Heere, Terwijl U. Eed. Gestr. daar dondert en blixemt teegens 't Sas met groove stukken van metaalGa naar voetnoot2), dondren en blixemen wij hier met fijne stukken van kristaal, teegens U. Eed. Gestr. achteloosheit in 't stuk van woordthouding aan dit huis, dien d'eere van een bezoek belooft was, bij handteeken en zeegelGa naar voetnoot3). D'een vermeet zich te bewijzen, met den beeker in de handt, dien hij aanneemt daarop uit te veeghen, dat de windt slechts anderhalf aazGa naar voetnoot4) meer weeght dan U. Eed. Gestr. D'ander wil staande houden met hetzelfste geweer, dat U. Eed. Gestr. wel drie aazen lichter is. De derde drijftGa naar voetnoot5), tot naadeel van U. Eed. Gestr., dat het veel meer scheelt, ende voeght er bij, noit tot noch toe gelooft te hebben, dat er ijdelGa naar voetnoot6) in de natuur was, maar dat hij nu overtuight door ondervinding, het teeghendeel bekennen moet, houdende U. Eed. Gestr. voor 't ijdel. Elk wat verzacht door 't drinken van den nectar, ons geschonken in haare laatst uitgekoome gedichtenGa naar voetnoot7), bidt daarentussen voor U. Eed. bekeering, ende maakt beutelinx daarop, gelijk t'effens op haare behoudenis, en den ondergank van 't Sas, een versch vat van drie mutskensGa naar voetnoot8) | |
[pagina 282]
| |
leedigh. Ach, moghte dat leedigheGa naar voetnoot1) wat helpen, om U. Ed. Gestr. eens zoo leedighGa naar voetnoot2) te maaken, dat zij zich quaame te beleedighenGa naar voetnoot3) tot voldoen van haare beloften, dat waare om op te vullen met vreughde, Mijn Heere, U. Eed. Gestr. Dieners en dieneressen. Leonora Hellemans. Tesselscha Roemers. P.C. Hooft. Caspar Barlaeus. T. GraswinckelGa naar voetnoot4). Van den Huize te Muide, 30 Aug. 1644. | |
Gedicht van Jan Vos.Aen Juffrouw Tesselschade Visschers, enz.Ga naar voetnoot5).Op, beroemde Tesselschaade,
Stier uw stem naar 't puik der Riddren,
Daar men door de busgranaade',
't Overstarke Sas ziet siddren;
5[regelnummer]
Vrees niet dat de klank zal smooren.
Zangen dringen zelf deur steenen.
't Oorlog zal haar yzer' ooren
Zelver aan uw gorgel leenen;
Want de galm zal deur de drommen,
10[regelnummer]
Deur het blixemen der klingen,
Dwars deur 't rammelen der trommen,
In de tent van Huygens dringen.
Hier gaat hy het krijsnut weegen
In de schaalen van zyn oordel.
| |
[pagina 283]
| |
15[regelnummer]
Huigens brein is Freedrix deegen,
Schrandre doen de dappre voordel.
Zing dan, dat wy zyn gezeeten
Aan de disch der poëezye,
Daar het Hooft der hooftpoëeten
20[regelnummer]
Ons met zulke lekkernye'
D'ooren staadigh komt onthaalen,
Dichtkonst kan de zinnen wetten.Ga naar voetnoot22
Noodt hem in de Muider zaalen,
Op Apolloos oorbanketten.
25[regelnummer]
Wysheidt past op zulke feesten,
Niet om lessen te ontvangen,
Maar om aan de minder geesten
Saus voor het vernuft te langen.
't Oor laat zich door Kunst verzaade'.
30[regelnummer]
Hierop zal hy weeder zingen:
Zeg den Drost, o Tesselschade!
Dat ik, spyt de donderingen,
Spijt de naare moordtgeschreeuwen,
Na zyn schelle luit ga luisteren.
35[regelnummer]
Zeg hem, dat het Hooft der leeuwenGa naar voetnoot35
't Sas alree begint te kluisteren.
Stouten vreezen voor geen wallen
Strydbre willen zege haalen;
Maar wie als August wil brallen,Ga naar voetnoot39
40[regelnummer]
Moet het meest met bloedt betaalen.
Koude klingen, heete looden,
Yzre mannen, staale handen,
Noch het vallen van de dooden
Kunnen 't heir met schrik aanranden.
45[regelnummer]
Helden weeten van geen saagen;Ga naar voetnoot45
Wie de landen vry wil heeten,
Moet zich voor de landen waagen.
Als myn veldtheer 's vyandts keeten
Heeft gebrooken door zyn deege',
50[regelnummer]
Zal ik, naa de woeste buien,
Ook deelachtigh aan de zeege,
| |
[pagina 284]
| |
Koomen op het Huis te Muien
Hier zal ik myn brein verlusten
In de hemel van myn vrinden.
55[regelnummer]
't Oorlog moet by poozen rusten.
't Zwaardt laat zich bywyl ontbinden
Zoo zal Huigens gorgel klinken.
Langs d'Oranje leegerpaade',
Daar de scherpe lemmers blinken.
60[regelnummer]
Zing, doorluchte Tesselschade,
Bindt zyn ooren aan de koorden,
Aan de keetens en de zeelenGa naar voetnoot62
Van uw goude goodewoorden.
Maatgezangen zyn gareelen.
Op 't Huis te Muide, 1644. Jan Vos. | |
Uit een brief van Barlaeus aan J. Wicquefort, van 1 Sept. 1644Ga naar voetnoot1).Venit etiam hucGa naar voetnoot2) cum filia, et ancilla vestali Tessela, verum aegra et febricitans. Laborat tertiana. Nec illa solum, sed et filia, et famula. Satrapae uxor convivis tam male habentibus carere posset. Dum illic sumus et iocorum ab ociosis argumentum quaeritur, scripsit Satrapa has literas ad Zulechemium, quibus nos voluit subscribere. Vides manum Hoofdij totius fabulae choragi. Sequitur Graswinckelius qui versus extemporaneos subscripsit. Noluit suis partibus deesse vitriarius Vossius, non ego, non postrema Tessela, quae optimis versiculis claudit paginamGa naar voetnoot3) | |
[pagina 285]
| |
Uit een brief van Barlaeus aan J. Wicquefort, van 8 Sept. 1644Ga naar voetnoot1).Tesselam ex arce Muydana aegram huc transtulimus; apud sororem BuyliamGa naar voetnoot2) lectulo affixa gemit ac suspirat; ex liene, utero, et gutture laborat. Deus Opt. Max. illam sospitet. | |
Uit een brief van J. Wicquefort aan BarlaeusGa naar voetnoot3).Quae elegantissima ad me epistola perscribere voluisti, ea GraswinckeliusGa naar voetnoot4) noster etiam coram repetiit. Jucundissma fuit utriusque narratio, sed jucundissimi imprimis versus ab utroque sexu compositi, Tessela licet aegra et febricitans carmine suo fidem facit ingenium, illius, non febricitare, nec venam penitus esse arefactum. | |
Gedicht van Constanter.Antwoord op eenen brief tot Muijden aen mij geschreven 30. Aug. 1644 door den drost Hooft, den professor Barlaeus, den fiscal Graswinckel, den glaesmaker Ian Vos, de drostinne van Muijden ende TesselschadeGa naar voetnoot5).Twee vrouwen waren geseten,
Vier drinckende Poeten,
Een weduw, een' Gemael,
Een Drost en een Fiscael,
| |
[pagina 286]
| |
5[regelnummer]
Zijn tsamen tien bespringers,
Tien hoofden, hondert vingers
Wie sou mij derven ra'en
Daer tegen aen te gaen?
Of missick in mijn tellen,
10[regelnummer]
En zijn 'tmaer zess gesellen,
Twee vrouwen en vier mans?
Noch is 't te wreede 'n kans.
Het spreeckter all van dondren,
Van blixemen, van Wondren
15[regelnummer]
Voorheen in of ontrent
Geen' schepselen bekent;
Van 't Ydel in Nature.
O ghij die de natt' ure
Soo wijsselick besteedt,
20[regelnummer]
Ghij die het Ydel weet
Te gronden in de dolheid
Van uw' geleerde volheid,
Doctoren by den wijn,
Laet mij het ijdel zijn.
25[regelnummer]
Ick geef, ick geef't gewonnen;
Ick hebb mij 'tleed gesponnen,
Daer ick den schimp af draegh.
'T ontviel mij inden Haegh,
Met kostelicker vrinden,Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
Mijn' trouwe te verbinden,Ga naar voetnoot30
Myn' ongehouden trouw.
Wat wilt ghij meer? berouw,
Berouw, berouw, scharlaken
En chochenille kaken
35[regelnummer]
Zijn all de beterniss
Die van mij krijghbaer is.
En emmers, Tesselschade,
By u is noch genade;
En emmers, Leonor',
40[regelnummer]
Bij u is noch gehoor;
En emmers, heer Professor,
Ghij treckter noch geen mess voor;
| |
[pagina 287]
| |
En emmers, Muijder Drost,
Bij u is eeck en most.
45[regelnummer]
En emmers, Haeghsche Buerman,
Ghij ziet er niet soo suer van,
Of achter storm van wijn
Schuylt wel een sonneschijn.
En emmers, Ruijtemaker,
50[regelnummer]
Ghij zyt geen vriend-versaker
Om schuldeloose schuld;
En emmers uw geduld,
Vier mannen en twee vrouwen,
Vernoeght sich in 'tberouwen
55[regelnummer]
Van die niet meer en kan.
Wat eischt ghij van den man?
Hy streckt u voor een speeltje
Bij 't fluijtjen en bij 't veeltje,
Bij 't Roomertje voll nats.
60[regelnummer]
Ick hoor 't u seggen: dat's
Den Hovelings gesondheid
Die 't soo sterck inden mond heit,
En alle breuck en boetGa naar voetnoot63
Met ydelheid voldoet
65[regelnummer]
Iae derft het tweede trouwen
Sijn' ontrouw niet betrouwen.
Is 't noch geen deegh in 'tlagh?Ga naar voetnoot67
Verneem ick geen gewagh
Van vriendelick vergeven?
70[regelnummer]
Kom, Tessel, berght mijn leven,
Sij maken 't mij te bang.
Oh, helpt my uyt den drang
Van vijanden als vrinden;
Wij sullen wel wat vinden
75[regelnummer]
Verr vande Muyder zael,
Dat Drossart noch Fiscael,
Noch Vossen, noch Doctoren
Niet naer en sullen sporen,
In 't donckerste van 'tgroen,
80[regelnummer]
Daer Doris sonder schoen,
| |
[pagina 288]
| |
En Joris sonder jackje,
En Cloris sonder packje,
En Floris sonder list
Den dagelixen twist
85[regelnummer]
Soo weten neer te leggen,
Dats' elck in 'tscheijden seggen
Daer is geen liever lust
Als kijven of gekust.
Uno spirituGa naar voetnoot1) Assenedae, 12 7b (Sept.) 1644. Constanter. |
|