Nalezing
op het IIde deel.
Bl. 39. - voor den aanstaanden Secretaris van drie Oranjevorsten, enz.
Hoe Huygens in 1619 over de Groot dacht, verraadt zich in het vers Aen de Bredaesche Camer van Vreuchdendal, evenmin door hem in zijne gedrukte werken opgenomen, maar nu naar het H.S. van de Akademie, in de uitgave vanwege de Holl. Maatsch. van Fraaie Kunsten openbaar gemaakt (I. 21). Hij noemt hem daar
Den Grooten Grotius, den noyt genoech gepresen,
maar laat in parenthesi volgen:
(Och! had hij groot, noyt groots, noyt grootste willen wesen).
Bl. 45. - zijn hanteeren van de luit.
In de Korte Biogr. Aant. van Huygens, te vinden in de Verslagen en Mededd. der K.A.v. WW. Afd. Letterk. R II. D. III. bl. 347, vindt men:
1604. 8.
En feburier à 7 ans 5 mois j'apprins du luth. près de la princesse souvent.
Bl. 60. - persoonlijke kennismaking.
‘Pridie Id. Mart. 1619’, schreef Huygens in een gedicht Aen de Bredaesche Camer van Vreuchdendal:
De cloecke Visschers meyt, 't beroemde Roemers kint
Heeft mijnen dicht gesien, gepresen en bemint.
Uitg. v.d.H. Maats. v.F.K.I. 21.
Bl. 98. Mr. Johan Heemskerk, geb. te Amsterdam (1597). Hij overleed 1656.
Bl. 103. George Rataller Doublet.
Zie over dezen, R.J. Fruin, Uit het Dagboek van een Oud-Hollander. (De Gids, 1869 No. 12). Hij overleed 13 April 1655.