door het - in welke toonaard ook- overschatten van de mens die wanhopig klein en onbelangrijk wordt zonder de God die hem uit de benauwende ziekte van zijn zelfingenomen eenzaamheid verlost, vrij maakt, om te ademen in de enige dampkring, waarvoor wij geschapen zijn, en waarin ook het kwaad als vijand van het licht belangrijk wordt’.
Nu bijna twee maanden geleden verscheen een nieuw prozaverhaal van Simon Vinkenoog, getiteld: Wij helden, een kleine roman over een te Amsterdam uit communistische ouders geboren Viktor, die zich in 1942 - hij is dan zeventien - bij het Duitse leger meldt, frontsoldaat wordt, als de Duitsers gaan verliezen, de vlucht neemt, na de bevrijding in Parijs terechtkomt, en door een relatie uit zijn diensttijd naar Zuid-Amerika wordt uitgenodigd. Eveneens - maar minder - is het 't verhaal van het meisje Susana dat, als ze op kostschool zit, met een winkelier er vandoor gaat en door Viktor in Montevideo als prostituée wordt aangetroffen. Maar meer nog als het verhaal van twee mislukte levens wil dit boek, zoals uit de laatste bladzijden blijkt, het beeld geven van de hedendaagse levenssituatie van talloze jonge mensen.
Toen ik destijds in mijn ‘Exhibitionisme of Openhartigheid’ Vinkenoogs Zolang te water, een uiterst belangrijk boek noemde, omdat het in zijn grondtoon de verwoording was van een levenservaring die ik als typerend zag voor Vinkenoogs en mijn generatie, meende ik oprecht wat ik schreef. Vooral zijn ongenadige eerlijkheid, het zich niet laten weerhouden zijn autobiografie te geven op een wijze die niet door iedereen geapprecieerd kon worden, zijn wel wat moedwillig overschrijden van schaamtegrenzen die oudere generaties hebben aangelegd, zonder echter tot pornografie over te gaan sprak mij hevig aan, deed mij misschien de litteraire waarde van dit boek lichtelijk overschatten. Momenteel zou ik waarschijnlijk een meer genuanceerd oordeel over dit ‘alibi’ geven, al zou ik aan het essentiële van mijn betoog wellicht niet veel veranderen.
Voor Wij helden echter een even geestdriftig pleidooi te leveren, lukt mij niet. Na deze roman en zijn onlangs verschenen dichtbundel Onder (eigen) dak voel ik me in Vinkenoog als modern auteur, eerlijk gezegd, wat teleurgesteld. Toen Vinkenoog Zolang te water uitgaf, vermoedde ik dat we in hem een jonge romanschrijver zouden krijgen die te zijner tijd het peil van Anna Blaman kon bereiken, maar nu begin ik dit