[Uit een bespreking ‘Wie leeft is een held’ in de Nieuwe Rotterdamse Courant, 28 december 1957]
Uit een bespreking ‘Wie leeft is een held’ in de Nieuwe Rotterdamse Courant, 28 december 1957: (...) Terecht of ten onrechte, dat doet er weinig toe, meenden velen van deze jonge generatie in Vinkenoog iemand te herkennen, die voor hen op de juiste manier op hun tijd reageerde. Ook Wij helden, geen autobiografie, maar een ‘roman-verhaal’, lijkt geschreven als een gelijkenis voor deze tijd, en als zodanig zullen we het in de eerste plaats bekijken.
In de eerste hoofdstukken wordt de levensloop gevolgd van een zekere Viktor, die nog het meest lijkt op Vinkenoog zelf, hoewel het gaandeweg duidelijk wordt, dat hij, in zijn reactie op het leven, ‘iedereen’ vertegenwoordigt, dat wil zeggen, zijn generatie. Kenmerkend nu voor deze generatie, zo begrijpt men uit dit relaas van Vinkenoog, schijnt te zijn een volstrekte afzijdigheid, een ‘glimlachend afwezig zijn’, een houding van ‘jullie doen maar’ tegenover de ouders, ‘het gaat ons echt niet aan’. Vinkenoog, Remco Gampert, zoals we ons uit zijn verhalen herinneren, en Van het Reve, om er enkelen te noemen, bekijken het leven met de verwonderde blik van het kind, dat zich een weg baant door de mooie en soms minder mooie en soms schrikaanjagende stellages, die de ‘anderen’, de ouderen, op vernuftige, zij het ook volslagen zinloze manier overal hebben neergezet, vreemde bouwwerkjes door de tijd heen: hier een crisis, daar een Spaanse burgeroorlog, dan een monsterlijk monument: een echte oorlog, vervolgens een lustprieeltje, bevrijding geheten, dan een reusachtige koelkast, koude oorlog genaamd. Het staat er allemaal, het kind loopt er doorheen, maar het oordeelt niet, het reageert primitief, volstrekt naar zijn eigen belang, het begrijpt er niets van, behalve dat het een krankzinnige boel is.
Zo ongeveer is de achtergrond van deze eerste biografische