| |
| |
| |
De asado
Vroeg in de morgen werd hij wakker. Met een stomp had Maurice hem in leven geschud en hem in het oor geroepen: ‘Opstaan, daar zijn ze al!’
Viktor sprong op en liep door de open deur het balkon op, keek de dertien verdiepingen naar beneden en zag Walter, Orlando en nog iemand die hij niet kende met een kleine jongen aan de hand bij een oud model vrachtwagen staan. Ze keken naar boven en wuifden met de armen. Hij zag ze daarop het gebouw binnengaan en Viktor die zich in allerijl kleedde en waste, hoorde het verre brommen van de lift. Twee minuten later werd er luidruchtig, meermalen, gebeld.
‘Rápido, hombre!’ lachte Walter met de tanden bloot, ‘wij kunnen niet wachten!’ De bezoekers liepen door het huis en stelden vragen, zochten voedsel in de ijskast en probeerden de kranen in de waskamer, uitroepen slakend van bewondering over de moderne inrichting van het appartement. ‘In wat voor voorwereldlijk voertuig nemen jullie ons eigenlijk mee,’ vroeg Viktor, ‘waar moeten we allemaal zitten?’
Beneden gekomen bleek de open vrachtwagen houten banken te bezitten waartussen het ijzeren spit, de kisten met flessen, de zakken kool en andere pakken gedrongen stonden. De onbekende was de
| |
| |
chauffeur en eigenaar van de auto die zijn wagen leende en dus met zijn zoon meemocht. Ze reden weg. Maurice was voorin gaan zitten en voerde een opgewonden gesprek met de chauffeur over Frankrijk; de flarden die Viktor opving kon hij nauwelijks verstaan. Zelf zat hij achterop, op een bak, zich aan de achterkant van de cabine vasthoudend. Walter en Orlando zaten naast en tegenover hem en stootten hem onophoudelijk lachend in de zijden wanneer zij een vrouw, een gebouw of iets anders aanwezen. Ook maakten zij nog steeds grappen over het feest. Orlando-niettegenstaande Viktors uitdrukkelijk verzoek om geheimhouding - had het bezoek in geuren en kleuren aan zijn vrienden verteld en men trachtte Viktor te laten vertellen wat er gebeurd was, alsof in de enkele ogenblikken dat het bezoek had geduurd, de wereld was vergaan en een nieuw heelal ontdekt, met obscene gebaren die van hun kant geen plaats voor twijfel lieten. Wisten ze ook af van de meisjes die nu al niet meer in het huis woonden, en Viktors verhouding tot Robert die ze enkele malen ontmoet hadden en tegen wie ze achter zijn rug lange neuzen getrokken hadden? Viktor vermoedde dat er veel over hem gesproken werd; waren de meisjes niet in de gehele stad bekend als entraîneuses in het sjiekste etablissement van de stad? Schreeuwend om het geluid van de auto te overstemmen wierpen ze Viktor hun opmerkingen over de stille zondagmorgen toe, die hij niet of slechts
| |
| |
half verstond. ‘Si si, señores!’ lachte hij terug, ‘si!’
In het café waar ze Carlos zouden ontmoeten, bleven ze een half uur wachten, waarop ze weer verder reden met een omweg langs het huis van Carlos' moeder. Walter, even onverstoord als anders en Orlando die hetzelfde afgedragen kostuum droeg en even onguur en ongeschoren door de zondag bleek te gaan als in de week het geval was, om de haverklap zijn broek optrekkende, vermaakten Viktor en Maurice door tijdens het rijden gevaarlijk met de banken te wiebelen, obscene woorden naar de voorbijgangers te werpen (meestal in het zwart geklede vrouwen die naar de kerk gingen) en te fluiten of sissen wanneer zij gierend door een bocht of rakelings langs een overstekende vrouw reden, een privégrapje van de chauffeur die zich telkens als het hem gelukt was om iemand op deze manier te doen schrikken, uit zijn cabineraam zonder glas boog en vergenoegd lachend achteromkeek naar zijn passagiers in de laadbak.
Carlos' moeder schudde het hoofd, haar zoon had die nacht niet thuis geslapen. ‘Hij zal nog wel bij een vrouw liggen,’ stelde ze met Walter vast. Ze namen afscheid van haar en legden haar breedvoerig uit waar haar zoon hen zou kunnen vinden en reden ten slotte langs kleine huisjes met groene tuintjes de stad uit, eerst de zee langs, dan de bossen in, vluchtend voor de zon. De weg was slecht geworden, Viktor moest zich aan zijn bank vastklemmen om niet te vallen; eenmaal was hij al in
| |
| |
een rieten mand vol blokken ijs terechtgekomen en bracht Orlando op die manier tot stuiplachen. Toen zij aankwamen, achter Carasco, diep in het bos op een open plek vlak bij een meertje, lachte Orlando nog steeds en greep aanhoudend naar zijn zitvlak alsof een koude en natte plek hem nog verraste. De zon stond al hoog, op de plekken waar het gebladerte de zon doorliet, was het onmogelijk langer dan enkele ogenblikken te blijven.
Alles wat in de laadbak was opgeslagen, werd uitgeladen; het jongetje ging hout sprokkelen, Viktor keek toe hoe Maurice met de anderen een zeil achter de auto spande, het ene einde met stenen bezwarende. ‘Tegen de wind,’ legde Orlando hem ongevraagd uit, en liet een mandfles rode wijn rondgaan waaraan iedereen zijn mond zette. De gastheren, want Maurice en Viktor werd uitgelegd, dat ze zich als zodanig moesten beschouwen, waren binnen een uur dronken en ontvingen Carlos die in een taxi kwam aanrijden, vergezeld door een jong meisje, uitgelaten, lieten hem meteen meedrinken. De taxichauffeur, een dikke man met hoogrood gezicht en het ene been korter dan het andere, zodat hij een grote klompschoen droeg, bleef ook bij het gezelschap dat in een soort kring bijeenzat, vlak aan het water, dronk en lachte. Viktor kon zijn ogen niet van de man afhouden die bovendien erg vrolijk was en bij tijd en wijle opstond om een klein hulpeloos rondedansje te maken, met zijn klompvoet de grond bewerkende alsof
| |
| |
het een stoomhamer was. Het meisjes dat onder veel gelach van alle zijden werd betast, werd aan de twee extranjeros voorgesteld en men legde haar uit waar vandaan ze kwamen, wat ze deden en wat hun eigenaardigheden waren. Maurice moest zeer tegen zijn wil foto's van zijn vrouw, kinderen en 2CV laten zien, Viktor had niets te laten zien, maar stelde zich voor hoe hij zijn achterstand zou kunnen inhalen.
De voorbereidingen voor het maal waren langzaam beëindigd, de grote hompen bloedend vleesgisteren leefde het beest nog, kwam Walter aan Viktor vertellen - waren gezouten en achter de wind op het ijzeren rooster gelegd, waaronder een hoog vuur van hout en steenkool opsloeg. De whiskyfles ging rond, een enkeling spoelde zich de mond met agua tonica, de meesten dronken het puur en smakten luid met de lippen om hun tevredenheid kenbaar te maken. Viktor moest de strijdliederen ten beste geven die hij zich van vroeger herinnerde en men juichte hem luid toe, Viktor steeds kijkend naar de taxi-chauffeur. Waar was het jongetje? Waar was het meisje dat Carlos had meegebracht? (Ze is vijftien, had de laatste rondgefluisterd, je vindt er maar weinig nog zo, al zo...). Spelend in het bos? Het brood werd in grote sneden gehakt, de sla werd gewassen en koffie gewarmd boven hetzelfde vuur waar het vlees en de aangeregen worstjes sissend en blakerend een indringende aangename geur verspreidden.
| |
| |
Toen ze hun tanden in het vlees zetten, de jongen en het meisje waren teruggekomen van hun geheimzinnige rustige spelletjes, viel er een diepe stilte, slechts onderbroken door de uitroepen van tevredenheid en het knarsen van beenderen. Van overal kwam de reuk van het vlees; in de omgeving rondom het meer, onzichtbaar door de bomen, waren andere groepjes bezig hun asados te bereiden. Na de maaltijd ging de fles nog enkele malen rond, de mannen spreidden zich gemakkelijk uit en vielen een voor een in slaap. Viktor prikte met een tak in het vuur dat langzaam uitging, in gedachten verzonken. Het meisje zat op enige afstand naar hem te kijken. Tijdens de maaltijd had zij naast Carlos gezeten, die haar als een klein meisje behandelde en haar slechts enkele malen vaderlijk in de borsten kneep of op het achterste sloeg. Maurice had een bootje gevonden, hij roeide langzaam in de buurt heen en weer, soms moest hij zich bukken om takken van over het water hangende bomen te vermijden, dan weer schepte hij water met zijn hand en bekeek het ongedierte dat heen en weer snelde. Viktor stond op en liep het bos in om aan een behoefte te voldoen, het meisje volgde hem. Hij keek naar haar om en wenkte haar: ‘Venga,’ zei hij, ze schudde het hoofd.
Viktor trok de schouders op en liep verder, hij voelde dat het meisje hem nog steeds volgde. Hij verschool zich achter een boom, hij hoorde hoe ze aarzelend, zoekend, naderbijkwam. Toen ze
| |
| |
hem genaderd was, sprong hij tevoorschijn; ze lachte verschrikt en sprong terug, uit zijn bereik. Hij werd kwaad en zette haar achterna, ze giechelde, maar wist door behendig ontwijken uit zijn armen te blijven. Vermoeid, hijgend, gaf hij de jacht op en viel tegen een boom neer. Hij wentelde zich opzij en maakte zijn broek open, het liet hem nu koud of ze hem zag of niet. Na geürineerd te hebben kon hij er niet toe komen zijn broek dicht te maken, hij dacht haar te horen en bleef doodstil liggen. Lachte ze vanachter een struik vandaan? Zijn kloppend hart gaf antwoord.
Hij zette zich op de hurken, hij wist dat ze toekeek en niet naderbij zou komen; hij was alleen, bleef alleen tot de warmte zich over zijn hand verspreidde en hij zich achterover liet vallen. Hij viel ook in slaap, hij werd wakker en zij zat rustig naast hem, keek naar hem. Zijn naam werd geroepen, en de hare, het was avond geworden, de zon stond lager, het bos bewoog nauwelijks, geen knappende takken, geen wind, geen vogels.
Toen zij bij de anderen terugkwamen, vonden zij het kamp bezig op te breken, overal lagen de resten van de maaltijd nog verspreid; het meisje liep naar het uitgedoofde vuur en beet in een worstje dat nog op het rooster lag. Ze spoog het uit met een gezicht waarop de afkeer in vele talen te lezen stond, van binnen was het geheel en al zwartgeblakerd. Viktor schoot in de lach en bood haar de fles waarin nog een restje whisky. Ze goot het in een glas en
| |
| |
gooide er een blok ijs bij; in één teug dronk ze het glas leeg, het ijs spoog ze weer uit, voor Viktors voeten. Carlos lag met zijn ogen halfopen bij een boom, de handen over zijn buik gekruist; ze vlijde zich tegen hem aan en speelde met zijn vingers, vanonder haar lange oogleden naar Viktor glurend. De man met de horrelvoet poetste zijn hoge, al blinkende zwarte schoen, die hij zorgvuldig optilde en verplaatste, oplettend hem niet vuil te maken, niet in de harige stukken huid te trappen die rondom hen verspreid lagen.
Op de terugweg zweeg iedereen, de chauffeur zette hen een voor een af, Carlos eerst met het meisje dat niet achterom keek. Maurice en Viktor werden vervolgens thuisgebracht, ze schudden iedereen uitbundig de hand en bedankten hun gastheren voor de dag; in de lift boerden ze tegen elkaar en lachten vermoeid. Bovengekomen vielen ze in de diepe fauteuils. Maurice schreef een brief naar huis, Viktor keek uit het raam, hetzelfde uitzicht als altijd, een uitzicht dat altijd op zijn netvlies achter zou blijven. Dezelfde vragen die altijd weer opgeworpen zouden worden. Daarop viel hij in slaap. Hij had nog even aan Chiula gedacht die weg was gebleven de laatste week. Hij had ook een bezoek aan Susana willen brengen maar durfde er alleen niet heen, al liep hij nog met haar visite-kaartje op zak. Het lijkt wel alsof dit land niet alleen geen verleden en toekomst heeft, maar ook geen heden, er gebeurt niets, dacht hij wanhopig,
| |
| |
niets, niets. De lichten waren aangegaan, hij was in een diepe slaap gevallen. Maurice keek hem aan toen hij zijn brief beëindigd had, haalde zijn schouders op en liet Viktor in zijn fauteuil achter, na de gordijnen dichtgetrokken te hebben.
|
|