Weergaloos
(1968)–Simon Vinkenoog– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 354]
| |
[pagina 355]
| |
XVII Licht op het padWaarin het totale leven zich opmaakt tot de vereniging, die alle afzonderlijke leren omsluit, en elke weg die stromen van kracht verschaft, waardoor elk mens die daartoe de behoefte gevoelt, zijn bevrijding uit het rad van fortuin tegemoet kan zien. Niets meer, niets minder. Lees wat er staat. | |
[pagina 356]
| |
Voorts, weest krachtig in den Here en in de sterkte zijner macht. Doet de wapenrusting Gods aan, om te kunnen standlhouden tegen de verleidingen des duivels; want wij hebben niet te worstelen tegen bloed en vlees, maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de wereldbeheersers dezer duisternis, tegen de boze geesten in de hemelse gewesten. Neemt daarom de wapenrusting Gods, om weerstand te kunnen bieden in den bozen dag en om, uw taak geheel vervuld hebbende, stand te houden. Stelt u dan op, uw lendenen omgord met de waarheid, bekleed met het pantser der gerechtigheid, de voeten geschoeid met de bereidvaardigheid van het evangelie des vredes; neemt bij dit alles het schild des geloofs ter hand, waarmede gij al de brandende pijlen van den boze zult kunnen doven; en neemt den helm des heils aan en het zwaard des Geestes, dat is het woord van God. En bidt daarbij met aanhoudend bidden en smeken bij elke gelegenheid in den Geest, daartoe wakende met alle volharding en smeking voor alle heiligen; ook voor mij, dat mij bij het openen van mijn mond het woord geschonken worde, om vrijmoedig het geheimenis van het evangelie bekend te maken, waarvoor ik een gezant ben in ketenen. Dan zal ik daartoe vrijmoedig kunnen optreden, zoals ik behoor te spreken.
De brief van Paulus aan de Epheziërs (6:10-20). | |
[pagina 357]
| |
17. Licht op het PadKosmo-politiek: het evangelie van het volkomen levenEn Jezus sprak tot zijn jongeren: ‘Zie, ik geef u een nieuwe wet, die echter niet nieuw is, maar oud. Zoals Mozes de Tien Geboden voor het vlees gaf, zo wil ik u de Twaalf Geboden voor het Koninkrijk Israëls naar de Heilige Geest geven. Welk is het Israël van God? Al die volken en stammen, die de gerechtigheid beoefenen, liefde en barmhartigheid en mijn geboden navolgen, deze vormen het ware Israël van God.’ En zich verheffend sprak Jezus: ‘Hoor, o Israël, Jova, uw God is éen; mijn zieners en profeten zijn vele. In mij leven en bewegen allen zich en hebben hun leven. Ge zult niet voor uw genoegen het leven van enig schepsel nemen noch het kwellen. Ge zult niet het goed van een ander stelen, noch landerijen en rijkdommen verzamelen voor uw zelf boven uw eigen behoeften en gebruik. Ge zult niet het vlees eten noch het bloed van een gedood schepsel drinken, noch iets dat schade aan uw gezondheid of uw zinnen brengt. Ge zult geen onrein huwelijk sluiten, waar liefde en gezondheid niet heersen, noch uzelf bederven of welk ander schepsel ook, dat door het Heilige als rein geschapen is. Ge zult geen valse getuigenissen afleggen tegen uw naasten, noch met uw wil iemand bedriegen door een leugen, om hem te schaden. Ge zult niemand iets doen, wat ge niet wilt, dat men u doet. Ge zult het ene eeuwige, dat vader en moeder is in de hemel, van wie alle dingen komen aanbidden, en zijn heilige Naam eren. Ge zult uw vader en uw moeder, die voor u zorgen, eren, zoals alle leraren der gerechtigheid. | |
[pagina 358]
| |
Ge zult de zwakken en onderdrukten en allen, die onrecht lijden, liefhebben en behoeden. Ge zult met uw handen die dingen maken, die goed en nuttig zijn. Zo zult u eten de vruchten der aarde, opdat u een lang leven hebt. Ge zult u alle dagen reinigen en de zevende dag uitrusten van uw arbeid, de sabbat en het feest van uw God heiligen. Ge zult anderen doen, wat ge wilt, dat men u doet.’ | |
O jullie domme vissen!Daar kwamen velen, die ongelovig waren, naar Jezus toe en spraken: ‘Ge hebt ons gezegd dat ons leven van God was, maar wij hebben God nooit gezien, noch kennen wij een God. Kunt ge hem ons tonen, die ge vader-en-moeder noemt en de enige God? Wij weten niet, of er een God bestaat’. Jezus antwoordde hen en sprak:
‘Hoor deze gelijkenis van de vissen. De vissen van een rivier spraken met elkaar en zeiden: “Men beweert, dat ons leven van het water komt, maar wij hebben nooit water gezien, wij weten niet, wat het is.” Daar spraken sommigen van hen, die verstandiger waren dan de anderen: “Wij hebben gehoord dat er in de zee een verstandige en geleerde vis leeft, die alle dingen kent. Laten we naar hem toe gaan en hem vragen, ons het water te tonen.” Zo maakten enkele hunner zich op, de grote wijze vis te zoeken, en zij kwamen eindelijk in de zee, waar de vis leefde, en zij vroegen het hem. En toen hij naar hen had geluisterd, sprak hij: “O, jullie domme vissen! Verstandig zijn jullie, de enkele, die zoeken - In het water leven jullie en beweeg je je en heb je je leven; uit het water ben je gekomen, naar het water keer je weer terug. Jullie leven in het water, maar je weet het niet.” - Zo ook leeft gij in God, en toch vraagt ge mij: Laat ons God zien! God is in alle dingen, en alle dingen zijn in God.’
Uit het Evangelium des volkommenen Leiens, in het Duits vertaald en uitgegeven door Werner | |
[pagina 359]
| |
Zimmermann, Eduard Fankhauser Verlag, Thielle/Neuch., Zwitserland, 1956. Oorspronkelijk in 1881 vertaald door de Engelse Rev. G.J. Ouseley, die bij de verschijning van de eerste druk (in 1902) schreef: ‘Dit oer-evangelie wordt in een van de boeddhistische kloosters in Tibet bewaard, waar het destijds door iemand uit de gemeenschap der Essenen schuilgehouden is, om het uit de handen van vervalsers in zekerheid te brengen. Het wordt nu voor het eerst uit het Aramees vertaald.’ |
|