Weergaloos
(1968)–Simon Vinkenoog– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 301]
| |
Antonin Artaud: tot de laatste snik(Proeve van levend theater) ‘Een lokaal in de Sorbonne tot aan de nok toe gevuld met mensen van alle leeftijden. Het licht was wreed. Artaud's diepgezonken ogen leken te verdwijnen in de duisternis, deze bracht sterker dan ooit de geladenheid van zijn gebaren naar voren. Hij zag er gefolterd uit. Zijn lang haar viel over zijn voorhoofd, zijn gezicht is zo mager, door koorts uitgeteerd. Zijn ogen schenen niemand te zien, het zijn de ogen van een visionnair. Zijn handen hebben zulke lange, lange vingers. Artaud staat op en begint te spreken over “le Théâtre et la Peste”. Hij probeert bij ons op te roepen, dat er tijdens de pestepidemieën de ongelofelijkste kunstwerken en geschriften ontstonden, omdat de mens, voortgezweept door zijn angst voor de dood, de onsterfelijkheid zoekt en tracht te ontsnappen door aan zichzelf voorbij te gaan. Maar plotseling verloor hij de draad totaal en begon een soort doodsstrijd te creëren op dat smalle platform, zijn eigen dood, zijn eigen wegebben uit dit leven omdat hij is aangetast door de pest! Geen sterveling zou kunnen beschrijven wat er in dat lokaal voorviel! Hij vergat alles over lezingen, professoren, theater, studenten of zijn eigen ideeën. Zweet stroomde hem over het gezicht. Zijn ogen spalkten open, zijn spieren waren verkrampt, zijn vingers probeerden hun soepelheid terug te krijgen. Hij gilde en was in delirium, hij deed je de pijn, de koorts, de strijd voelen. Hij speelde zijn eigen dood, zijn eigen kruisiging. Eerst hapten de mensen naar adem. Maar toen begonnen ze te lachen. Iedereen gilde van het lachen. Ze floten. En de één na de ander begon luidruchtig, spottend en protesterend het zaaltje te verlaten. Ze sloegen de deur met een klap achter zich dicht. Artaud ging door tot de laatste snik. Voor hem was de de dood door de pest niet erger dan welke middelmatige dood dan ook. Hij wilde de mensen ervan bewust maken dat ze stierven. Hen in een, bovennatuurlijke, poëtische staat brengen. Maar wat een geweldige schok een gevoelig dichter tegenover een vijandig publiek te zien staan! Wat een grofheid, wat een laagheid in dat publiek!’
Uit het dagboek van Anaïs Nin, geciteerd door Mechtilt Meyer Greiner, Literair Paspoort, december 1966. | |
[pagina 302]
| |
Tekst voor 1 stervelingHet zwangere einde. Wat een begin! Meer nieuws weet ik ook niet, ik weet er alles van. Leren Sterven Doodgaan. Ik zit er zelf ook mee. Ik ben zeer met je begaan, ja, ik ga ook dood. Punt Uit. Of Niet. Zie er niet tegenop - het is - zogezegd, zogedaan - maar een plotselinge val in een diepe put zonder einde - opeens een afgrond zonder grond, een ontlading, afknappen, losbarsten, openspringen. Woorden genoeg, daar niet van. Eén woord is meer dan genoeg. begin. Je kunt leren vallen (en opstaan). Ik ben écht met je begaan, ik heb die doodsangst ook gekend, ik heb er mensen nachtenlang mee wakkergehouden: ‘Waar moet ik heen?’, ‘Wat gaat er gebeuren?’ en het enige wat ik nu weet is dat het een spannend gebeuren zal zijn, dat mij - individueel massaal eenzaam, kollektief - te wachten staat. Het wacht niet eens langer, wij zijn de wachters. Het beste is, in elke hap die je neemt, in elke stap die je zet, de dood te betrekken. Je hoeft van niemand meer afscheid te nemen. Niemand komt onverwacht. Dát alles leeft, is op zichzelf en op de keper beschouwd, al een godsgruwelijk wonder. Het is belangrijker te leren leven met de dood, dan met tegenzin te leven. Weiger illusies, die je van de dood weghalen. Levens kun je niet verzekeren, handel in aarde, de dood, een grote windhandel, happen in lucht, snakken in niets - niets kun je meenemen, niets laat je achter. Alles is herinnering, wat niet is hoeft niet opgelost te worden, alles gaat vanzelf & goed, op enige andere manier zal het niet meer funktioneren, overleeft het gebeuren zichzelf. | |
[pagina 303]
| |
Wij weten toch dat de planeet Aarde zich maar op éen levende weg kan begeven: in de richting van een steeds perfekter organisatie, waarin niet langer het genie, de ketter, de non-conformist de ondergraving van het systeem betekent? Dat is het enige, wat instinktief begrepen en beleefd kan worden: het leven genietend ervaren (orde en slachtorde, offers en brandoffers) is revolutie, de enig waarlijke tegen de doelloze en doofstomme slavernij van de roetine-produktiviteit die onnodig en overbodig de mens vervreemdt van zijn kreativiteit. Mondvol tanden, één persoon woorden overboord. Wie geniet ondergraaft het grote onrecht. Wie zich genietend teweerstelt tegen de onlust bedrijft therapie, verhoogt het erotisch niveau van het kollektief, al dan niet bewust of onbewust, verandert mee, is de verandering zelf. Straks is genot niet langer een luxe, maar een dringende noodzaak. Trouwens, hoe meer je van het leven geniet, hoe voller je leven wordt. Hoe eerder je de schijn doorziet van veel wat ons geboden wordt als werkelijk of zelfs waardevol (ze geloven er zélf in, ze weten niet beter, ze ‘leven’ met de waan), hoe beter: niets blijft bestand, jij bent zélf over. Niets heeft waarde, alleen maar dié dingen, niet in materie uit te drukken zijn waardevol: een glimlach, een handdruk, een verrassende ontmoeting, een betoverde sneeuw-scene, een spannende film, een meeslepend geschrift. Lachende gezichten, juichende kinderen, vogels die vrij uit fluiten. Vol verrassingen de toekomst. Wie zoekt, zal vinden. Zoveel om niet op te noemen, te stuiten - die waterval van woorden, alles zo waar omdat het niets dan de eigen ervaring is, zeer individueel, zeer expressief, éen golf van weten - liefde, intelli- | |
[pagina 304]
| |
gentie, emotie - nu, diep in de nacht, Reineke zo nu en dan sprekend in haar dromen - en ik mijn lieve lezer voor me bezwerende zich genietend een weg te banen door de onzichtbaarheid, het onzienlijke, het onnoembare: kijk, hoe het leeft, hoe het een verstillende melodie is, die blijft doorklinken tot in aller eeuwigheid - meeuwen krijsend, niets dan geluid, een vurige of vochtige vorm, infrequenties en antimateries: gaten om in te vallen, leegten om te dichten. Jij daar, ben je ook je naam, leeftijd, geslacht, tijdperk, whereabouts verloren? Mooi is het hier, op weg. Strelend begeleid ik je, naamloze, voorbij de gestalte der dingen, hier en nu, morgen - zet er een datum bij, sla het open, deze dag, even uniek als alle andere dagen (21.5.68 AD) - niets dan essenties blijven zoeken, kwintessenties. Ruik. Voel. Hoor. Een ogenblik. Laten we samen een wereld ontdekken, die niets uitstaande heeft met de hallucinaties van angst, onrecht en bedrog. Het eerste begin. Laten we opnieuw beseffen: het gaat om onze planetaire betekenis. Niet om het wie ben ik, of het ik ben - proficiat! - maar om het wie zijn wij? en het wij zijn: Glorie. | |
Wie wij zijn‘Voor mij is een gemeenschap (community) een ding waar mensen samenleven om een hoger peil van kommunikatie te bereiken, de stap na het ik ben, naar het wij zijn. Een gemeenschap moet enig gevoel voor orde hebben, totdat de mensen daarbinnen een gevoel van kommunikatie in zichzelf hebben bereikt, dat besef voor orde wordt. Om orde of wet of regel te hebben is het alleen maar nodig dat je bewust wordt van wat je zou moeten zijn. Als bijvoorbeeld iemand zijn rommel achterlaat voor een ander om op te ruimen, heeft hij regel of wet nodig totdat hij voor zichzelf kan | |
[pagina 305]
| |
zorgen. nadat je bewust bent geworden dat je voor jezelf kunt zorgen ben je voorbereid in een gemeenschap te zijn. dan kun je niet alleen een goed voorbeeld voor jezelf zijn (het ik ben), maar een stuk verder gaan op weg naar het wij zijn.’
(Gene Carlson, in Oracle of South California, nr. 7, 1967, en in het ei, Amsterdam, mei 1968.) | |
Ik red nietsAls je eenmaal weet hoe het gebeuren in elkaar zit, je eigen lichaam - hart, longen, spijsvertering, zenuwstelsel, hersenen, zintuigen, bewustzijn, geest, ziel - dan zie je vanzelf de machinerie die het geheel beheerst (niet tégen jou gericht, maar jij als uitvoerend werker wordt - horrible travailleur, in de betekenis van Rimbaud) als een deel binnen het geheel. Dan gaat de politiek psychedelisch open - als een spel voor komische heren, tragikomisch en door machtswellust verpletterd - dagelijks branden zogeheten volwassenen zich aan het status-ego- en symbolenspel dat politiek heet, een spel waarvan het illusionaire karakter niet wordt doorschouwd. Zoals zovele mensen nog maten en regelingen voor de werkelijkheid zelf nemen; geld - middel en geen doel; we kunnen zónder. Dit is een dode, een met-zijn-dood-verzoende, nog zeer lang springlevende, die tot je spreekt over de planeet Aarde; aan het einde van zijn Games Peoples Play vraagt Eric Berne zich af, ‘of de mensheid nog te redden is.’ Dat is dan een psychiaters-vraag, naast de apocalyptische andere vragen, die het ecologisch bewustzijn ons opdringt. Ik red niets. Niets dan mezelf. Niets dus. Elk | |
[pagina 306]
| |
moment tussen de vervuiling op zoek naar zuiverheid. Waarheid. Ruimte om vrij te kunnen ademen. En zolang ik leef, wil ik er zoveel mogelijk voor zorgen, dat anderen zichzelf leren redden, hun eigen rustige adem kunnen hervinden. Mét alle middelen van dien, want we hebben maar een armzalig beetje eeuwige tijd vóór ons op aarde, en er is veel te doen, want de ellende is ten hemel schreiend. Soms help je een eenzame ziel met een enkel woord een levenlang verder. Jij ook. Wat doe je met de miljoenen anderen? Soms moet je iemand de deur wijzen. ‘Ik werk.’ Schrijven is zo'n eenzaam gebeuren, daar heb je geen idee van. Zeker niet godgeklaagd: voor mij is het Alles. Er is Niets anders. Hoeveel deuren blijven voortdurend gesloten, de ramen dichtgetimmerd, geen schoorsteen, geen dak, geen fundament? Er suist iets in mijn oren - waarschijnlijk het Niets in een zingegeven volle gestalte. Hoe ik mijn oren ook spits, het valt niet te horen. Het titelverhaal van de week: ‘The Battle for Cosmatic Supremacy, or How I Learned To Live With Ecstacy And Stop Worrying About It.’ Ga naar margenoot+ Ik richt me allang niet meer tot een gemiddelde lezer, denk ik, want dat ben jij zeker niet als je het tot dusverre met me hebt uitgehouden (ik, die mij geen enkele zorg meer maak) - er moeten op dit moment wel een aantal lezers zijn afgevallen, neem ik aan, alleen jij en ik zijn overgebleven. De anderen gingen terug naar wanklanken, en fluitketels, stofzuigers, en strijkplanken - tot de meest uitzonderlijken, zeer buitengewonen, schichtige verspieders, verscholen magiërs, kosmische orgastici richt ik mij. Pssssst. Kom te voorschijn, help de wereld val- | |
[pagina 307]
| |
len en opstaan. Wij zijn het, weet je, nog van de eerste jaren? Toen je alles al wist, en er iets mee doen wilde? Wij moeten het wonder zelf waarmaken. Wie kan het anders? Hoe houden wij kontakt? Wat kunnen wij meedelen? Hoe? Wie van ons beheerst de technieken? Wij komen elkaar wel tegen, en ik houd je op de hoogte. (Alle oorspronkelijke teksten verkrijgbaar op aanvrage. Sigma). Als we om te beginnen beseffen dat het einde nadert, dat het zwanger is van nieuw leven, dat wij zaad uitstrooien dat door een ander geoogst zal worden, dat God niet gebiedt maar Wij Zijn - ik zou niet weten waarom wij elkaar niet zouden kunnen ontmoeten. Zo niet hier, waar dan elders? |