Weergaloos
(1968)–Simon Vinkenoog– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 212]
| |
[pagina 213]
| |
VIIII De innerlijke thuisreisWaarin wij met Noud van den Eerenbeemt, de heremiet van St. Geertruid, op zoek gaan naar het grootste geluk, verborgen in de zeven kamers van het kristallen kasteel van de ziel. | |
[pagina 214]
| |
If I could turn you on, if I could drive you out of your wretched mind, If I could tell you I would let you know. | |
[pagina 215]
| |
9. De Innerlijke ThuisreisIk ga u meenemen op een reis. Het is een reis waar de mens, zodra hij zijn bewustzijn had verworven, aan is begonnen - een reis naar de bron van het leven, naar de eerste en laatste oorzaak van al wat bestaat; een weg terug naar dat waaruit alles is voortgekomen. Juist zoals de mensheid in haar geheel onderweg is naar dat doel, zo legt ook ieder individu in de tijdspanne van zijn bestaan een deel van de tocht af. Zij, die in dit leven hun einddoel bereiken, weten dat wijze mannen als Hermes Trismegistos, Appolonius van Tyana, Cornelius Agrippa, Roger Bacon en Paracelsus en heiligen als Johannes van het Kruis, Theresia van Avilla en Franciscus van Assisië hen voorgingen. Zij herkennen het streven der oude mysteriescholen en beseffen, dat de inwijdingen van Eleusis hetzelfde beoogden als de oefeningen der yogi's en het ascetisme der middeleeuwse mystieken. Zij weten, dat het Kekeion, de geheimzinnige drank, die de Mysten in Eleusis dronken en die hen op het hoogtepunt van de inwijding buiten tijd en ruimte plaatste, dezelfde uitwerking has als het Soma der oude Indiërs en de Mede der Kelten en Germanen. Schrijvend over de Eleusinische mysteriën spreekt Plautarchus over ‘al het vreselijke, huiveren en siddren en zweet en verbazing, dat degenen die ingewijd worden doormaken’. Aristeides zegt van de Eleusinische inwijdingen, dat zij ‘tegelijk de huiveringwekkendste en vreugdevolste zijn’. Over de extase der Mysten zegt Iamblichos dat het er een was ‘die waarden verleent, welke hoger zijn dan de gaven van het menselijk verstand. Deze extase geeft zich over aan dat principe, dat zelfs de wereldorde beheerst, zij verenigt zich met datgene dat in ons boven alle verstand verheven is, zij knoopt aan het goddelijke vast.’ Door de eeuwen heen heeft de mensheid middelen gekend, die een | |
[pagina 216]
| |
dergelijke extase, een dergelijk ‘enthousiasmos’ (letterlijk: van God vervuld zijn) mogelijk maakten. De laatste tijd is er over deze oude en nieuwe middelen zoveel geschreven, dat ik me van de taak ontslagen acht er hier uitvoerig op in te gaan. Interessant is echter, dat de bezwaren, die spaanse missionarissen in de zestiende en zeventiende eeuw tegen door de zuid- en centraalamerikaanse indianen gebruikte middelen als ololiuqui, de peyote-cactus en Teoharacotl, de heilige paddestoel, hadden, dezelfde zijn als die welke bij onze huidige wetgevers ten aanzien van LSD leven. Broeder Bernardino de Sahagun, een in de zestiende eeuw levende en de conquistadores op de voet volgende missionaris, verklaarde dat de heilige paddestoel ‘een verdovend middel’ was, dat de indianen geestelijk zo in de war bracht dat zij ‘meenden visioenen te zien’, waarna zij zich ‘aan uitspattingen overgaven’. Dat de mening van de buitenwacht over psychedelische middelen in driehonderd jaar geen enkele verandering heeft ondergaan, is wekelijks in de krant te lezen. LSD is al zo oud als de mensheid. Vroeger heette het kekeion of soma, pipiltzintzintli of poyomatli, Teonaracotl of ‘Satan's Likkepot’ (een middeleeuws, bijzonder krachtig werkend heksenbrouwsel uit onze eigen contreien). In de toekomst zullen er nieuwe namen voor nieuwe middelen opduiken, maar de uitwerking zal steeds hetzelfde zijn en de mens zal deze middelen steeds voor hetzelfde doel blijven gebruiken. Reizigers naar de oerbron van ons bestaan kunnen door LSD een heel eind op weg worden geholpen. LSD kan hen ‘enthousiasmos’ schenken en hen de schellen van de ogen doen vallen. Een onfeilbaar middel is het echter niet; het kan alleen degenen helpen, die ‘over goud beschikken om goud te maken’. Ik wil niet proberen onwetenden en in vooroordelen gevangenen van het belang van het middel te overtuigen. Zij die LSD kennen hoeven niet overtuigd te worden en degenen, die hun kennis van zaken aan krant of geillustreerd tijdschrift te danken hebben, zullen zich niet laten overtuigen. Hier wil ik het nu hebben over de reis naar binnen - naar onze diepste kern - die ieder mens vroeg of laat gaat maken en waarbij LSD een weergaloos voertuig kan zijn. Welke zijn de innerlijke gebieden waardoor duizenden jaren geleden de Mysten trokken en die nu door LSD-gebruikers worden doorkruist? Het feit, dat de moderne wetenschap er (nog) niet in geslaagd is die vraag te beantwoorden, | |
[pagina 217]
| |
kan geen reden zijn de duizenden jaren oude geheime leer der mysteriën en inwijdingsscholen te wantrouwen. Een weten, dat zo oud is als de mensheid en dat rechtstreeks in het menselijk bestaan wortelt, kan men eerder vertrouwen schenken dan een enkele tientallen jaren oude wetenschap, die alles tot nu toe slechts tastend aan de buitenkant en van buitenaf kan verkennen en daarbij de nodige fouten en vergissingen begaat, waardoor gedane uitspraken regelmatig moeten worden herroepen. Onze reis door de innerlijke ruimte gaan we maken aan de hand van een ‘landkaart’ - een afbeelding uit het uit 1785 daterende werk ‘Geheime Figuren der Rosenkreutzer aus dem 16ten und 17ten Jahrhundert’. Het is een kaart waarop de zeven ‘sferen’ van het universum (de Makrokosmos) en van de mens (de Mikrokosmos) als zeven in elkaar geplaatste cirkels staan aangegeven. Deze zeven cirkels corresponderen met de zeven chakra's van de yogi, de zeven planeten van de astroloog en de zeven kamers in ‘het kristallen kasteel van de ziel’ van Theresia van Avilla. Het is een kaart, die als schema van alle geheime leren kan dienen en we stellen ons nu voor, dat de LSD-gebruiker de er op aan gegeven ‘gebieden’ van buiten naar binnen gaat doorkruisen. Wanneer hij zijn dosis neemt, bevindt hij zich in de buitenste ring, ‘De viervoudige spiegel van de ene natuurlijke mens’. Dit is de sfeer van het materiële, zichtbare menselijke lichaam en (in de Makrokosmos) van de natuur, de georganiseerde materie. Lichaam, geest, ziel en zaad zijn de principes van deze sfeer. Het is de wereld van alledag, zoals we die om ons heen zien. Ongeveer drie kwartier nadat de gebruiker zijn dosis LSD heeft genomen, begint hij de dingen anders te zien. Hij glijdt dan de tweede ring binnen, het ‘Viervoudige rijk en de viervoudige heerlijkheid van de ene natuur.’ In deze sfeer vinden we de levenskracht van alle dingen. Deze kracht, dit leven, maakt dat we funktioneren (we leven dus niet zo lang we funktioneren, maar we funktioneren zo lang we uit deze sfeer het leven betrekken). De LSD-gebruiker kan, terwijl hij deze ring passeert, het leven, dat bloemen en bomen, mensen en dieren doet funktioneren, in een flits plotseling ‘zien’. Deze sfeer correspondeert met de sex-chakra. Met het verglijden in de derde sfeer, de ‘Viervoudige spiegel en kracht, macht en werking der natuur’ en de vierde, de ‘Viervoudige spiegel van de geschapen | |
[pagina 218]
| |
[pagina 219]
| |
natuur’, kunnen voor de LSD-reiziger de moeilijkheden beginnen. In de vierde sfeer vinden we het totaal van onze angsten, verlangens, hartstochten en begeerten. Dit totaal heeft in de derde sfeer een ‘lichamelijke manifestatie’ gekregen, ook al is dit dan in een fijnstoffelijk lichaam, dat niet gemakkelijk te onderscheiden is. Dit fijnstoffelijk (‘astraal’) lichaam is van kneedbaarder materiaal dan het uit grovere materie bestaande zichtbare lichaam. Het lichaam van deze derde sfeer dient echter als ‘matrijs’ waarnaar ons grofstoffelijk lichaam wordt gevormd. Doordat de materie van ons zichtbare lichaam moeizamer ‘gekneed’ en gevormd wordt dan die van ons astraal lichaam, kunnen we onze uiterlijke verschijning als een karikatuur van ons fijnstoffelijke lichaam beschouwen. Tijdens zijn verblijf in deze derde sfeer kan de LSD-gebruiker opeens voorbij het materiële lichaam schouwen en een ander zien ‘zoals deze in werkelijkheid is’. Iedereen, die wel eens LSD heeft gebruikt, kent deze ervaring. In plaats van een wat grof ‘afgietsel’ heeft hij het lichaam van de ander gezien waarin al diens zielskrachten zich manifesteren - de astrale ‘matrijs’. De vier principes van de derde sfeer zijn vuur, water, lucht en aarde. We moeten hierbij niet aan de materiële manifestaties van de vier elementen denken, zoals we die in de buitenste ring aantreffen. We bevinden ons hier in etherischer sferen en inplaats van uit de materiële manifestaties van de vier elementen, is het fijnstoffelijk lichaam uit de eigenschappen der vier elementen opgebouwd. Ter verduidelijking volgen hier deze eigenschappen: Vuur - heet, droog; Water - koud, nat; Lucht - warm, vochtig; Aarde - droog, koud. Vuur heeft als grondeigenschappen hitte en uitzetting. Water: koude en samentrekking. Lucht herstelt het evenwicht tussen de actieve werking van vuur en de negatieve van water. Aarde bezit als grondeigenschap verstarring. De vier elementen beheersen met hun werking het lichaam, zowel wat het zichtbare, grofstoffelijke lichaam betreft (aarde veroorzaakt bijvoorbeeld het proces van de groei en het ouder worden), als wat het astrale lichaam aangaat. Dit astrale lichaam krijgt zijn vorm door de manifestatie van zielseigenschappen, die elk onder een van de elementen vallen. Voorbeelden: creativiteit en doorzettingsvermogen zijn positieve vuur-eigenschappen; jaloezie en onmatigheid zijn negatieve. Bescheidenheid, vergevingsgezindheid zijn positieve water-eigen- | |
[pagina 220]
| |
schappen; onverschilligheid en traagheid zijn negatieve. Opgewektheid en onbezorgdheid zijn positieve lucht-eigenschappen; sluwheid en wispelturigheid zijn negatieve. Grondigheid en voorzichtigheid zijn positieve aarde-eigenschappen; zwaarmoedigheid en gewetenloosheid zijn negatieve. De werkzaamheid van de eigenschappen der elementen komt in de aurakleuren van het fijnstoffelijke lichaam tot uiting. Ook zonder deze te zien, kan de LSD-gebruiker wanneer hij in deze derde ring komt, de manifestatie van de verschillende eigenschappen bij een ander opeens zo duidelijk schouwen, dat hij plotseling ziet hoe die ander ‘er in werkelijkheid uitziet’. De vierde sfeer, de ‘Viervoudige spiegel van de geschapen natuur’ is de sfeer, die LSD-gebruikers een ‘slechte trip’ kan bezorgen. Deze sfeer correspondeert met de hart-chakra van de yogi en de reiziger door de innerlijke ruimte wordt er gekonfronteerd met alles wat er in zijn hart leeft. Angsten en hartstochten, waarvan hij zich niet bewust is, kunnen hier onverhoeds en in de gruwelijkste gedaantes opduiken. Dit is de sfeer van schrikwekkende hallucinaties, van duivels en demonen en andere vreeswekkende bewoners van de menselijke ziel. Hier regeert blinde angst en de LSD-reiziger kan hier de ‘bewakers van de drempel’ ontmoeten, die een verdere tocht naar het heiligdom aan het einde van de reis onmogelijk maken. De door onzekerheden gekwelde zal hier door panische angst worden overvallen, de door sexualiteit geobsedeerde zal hier in sex blijven steken. Dante gaf al de weg aan om de ‘bewakers van de drempel’ toch te passeren: bewustwording, loutering en overgave. Alleen degenen, die ‘goud hebben om goud te maken’ kunnen verder gaan. Al de anderen blijven in deze ring steken, want LSD geeft immers niet wat men wenst of verdient, maar enkel wat men is. De vijfde sfeer, die men nu binnen glijdt, is de ‘Viervoudige spiegel der goddelijke natuur’. In deze ring kan de ‘natuurlijke mens’, ‘de zoon van Adam’ uit de buitenste sfeer, tot ‘godmens’, tot ‘zoon van God’ worden. In de Makrokosmos van het universum is dit de sfeer van de kosmische illusie. Al de dingen, die ooit nog zullen ontstaan, bestaan hier al als ideeën in de eeuwige geest. In de Mikrokosmos van de mens is dit de sfeer van het denkprincipe, de intelligentie. De mens kan zijn intelligentie zowel voor zijn vervolmaking als voor het tegendeel gebruiken. In het eerste geval laat | |
[pagina 221]
| |
hij zich aantrekken door de twee volgende, hogere sferen. In het andere geval wordt hij aangetrokken en vastgehouden door de lagere. Bij het verglijden in deze ring komt de LSD-reiziger aan een ‘drempel’ die door deze sfeer loopt. Alleen als hij zich van de aantrekkingskracht van de lagere sferen heeft vrijgemaakt en ‘de bewakers van de drempel’ geen vat op hem hebben, kan hij verder gaan en de drempel overschrijden, die het dierlijke en materiële in hem van het geestelijke en goddelijke scheidt. De principes van deze sfeer zijn de Vader, de Zoon en de Geest - de drie goddelijke principes - en nog een vierde principe, het voorbeeld voor degene, die de drempel overschrijdt: Jezus Christus, Mens en God. Als we een indeling in ‘natuur’ en ‘bovennatuur’ willen maken, dan behoren de vijf ringen, die wij nu hebben gehad, nog tot de ‘natuur’. Met het verglijden in de zesde sfeer, komt de reiziger door de innerlijke ruimte bewust in aanraking met de ‘bovennatuur’. In de zesde sfeer, die van ‘Vier geesten Gods in een goddelijk wezen’ (de vier ‘elementen’, die samen Akasha, het vijfde, goddelijke element vormen, waaruit zij zijn voortgekomen), is het analyserende, vergelijkende menselijke verstand niet meer nodig, omdat men hier niet meer denkt om te kennen, maar meteen erkent. Dit zijn de regionen der engelen en wie hier verwijlt staat boven tijd en ruimte. Verleden, heden en toekomst gelden voor hem niet meer omdat hij zich bewust is van de eeuwigheid; een bewustzijn, dat niet in woorden kan worden uitdrukt en onbegrijpelijk is voor degenen, die het niet zelf hebben ondervonden. In de Makrokosmos van het universum is dit de sfeer waarin ‘de geest Gods over de wateren zweeft’ en zich in het heelal weerspiegelt. Bij degenen, die door het yogapad te volgen deze sfeer bereiken, wordt de Ajna-chakra (boven de neuswortel) geaktiveerd en daardoor ‘het derde oog geopend’. Het systeem van Abramelin de Magiër (o.a. door Aleister Crowley met succes gepraktizeerd) richt zich uitsluitend op de ontsluiting van deze ‘sfeer van de engelbewaarder’. Verblijvend in deze zesde ring kunnen voorzeggingen met betrekking tot de toekomst worden gedaan. Doordat de reiziger zich in een tijdloze eeuwigheid bevindt, ‘weet’ hij dingen, die in de tijd nog moeten plaats vinden. Hier, in deze sfeer, doet zich ook het verschijnsel van de synchroniciteit der dingen voor, zoals dat regelmatig door reizigers door de | |
[pagina 222]
| |
innerlijke ruimte wordt ervaren. De zevende sfeer is die van het Zelf, de Ene, die zich in de wereld der verschijningen openbaart en die eeuwige en enige oorzaak is van al dat bestaat. Hier, in deze laatste ring, schijnt het oogverblindende ‘Witte Licht’, dat het einddoel van de LSD-gebruiker is. Deze zevende sfeer is het Samadhi van de yogi, het is de Steen der Wijzen en het Levenselixer waar de alchemist in zijn Magnum Opus naar zoekt, het is de Lapis Exilis van de Graalridders, de zevende en binnenste kamer in het ‘kristallen kasteel der ziel’ van Theresia van Avilla. Wanneer hij deze sfeer betreedt, gaat bij de yogi de laatste en bovenste chakra open: de Sahasrara, waar de slang Kundalini zich met de geliefde godin in de duizendbladige lotus verenigt. Hij, die deze sfeer bereikt, heeft de dood overwonnen en de eeuwige cirkelgang van dood en geboorte doorbroken. Wie bewust vanuit deze sfeer werkt, leert het grootste aller geheimen kennen - een geheim waarmee hij de aarde uit haar voegen kan tillen en dat de lippen van hen, die het kennen, verzegelt. Wie de reis door de oneindige ruimten van zijn eigen innerlijk wil maken, doet er goed aan geen bagage mee te nemen in de vorm van voornemens of verlangens. Zelfs het verlangen niets te verlangen is overbodige ballast, die het reistempo vertraagt en de reiziger wellicht belet ooit zijn doel te bereiken. Steunend op de staf van zijn wil en zich bijlichtend met de lantaarn van zijn geest - juist als de Heremiet op de negende kaart van de Tarot - zo moet de reiziger op weg gaan. Als het hem aan die twee dingen ontbreekt, kan ook LSD hem nergens brengen. De wil moet niet de eigen ego-wil zijn, die immers niet zonder verlangen en voornemens kan bestaan, maar een onvoorwaardelijke overgave aan en een onbegrensd vertrouwen in de wil van de Ene, die zich in ons manifesteert. Alleen hij, die zich door deze wil laat leiden kan, door niets te verlangen, alles verkrijgen en door niets te verwachten het grootste geluk verwerven. Voor hem is de reis door de zeven sferen een thuisreis. | |
[pagina 223]
| |
And you know something is happening, But you don't know what it is, Do you, Mister Jones? Bob Dylan |
|