Er is een antwoord nodig.’
‘Gelooft u dat er meer reaktie is in Nederland tegen Flower-Power dan tegen Provo?’
‘Dat is wel begrijpelijk, omdat het nauw gerelateerd is aan het probleem van de verdovende middelen e.d. en dat is in het cleane Nederland als moralistisch volk een moeilijke zaak.’
‘Vindt u ook niet dat dit probleem ernstig bezien moet worden?’
‘Ja, Ik geloof dat men zo snel mogelijk en met een open oog voor de wereldproblematiek tot een herziening van de wetgeving moet zien te komen. We moeten eerlijk en open denken over de vraag! Wat maakt de mensen het meest gelukkig. De jonge mensen staan voor een nieuwe wereld, een nieuwe situatie, op zoek naar nieuwe normen. Het is heel goed mogelijk, dat verdovende middelen een belangrijke funktie hebben en dat wij bepaalde risiko's bewust moeten aanvaarden, wilen wij redelijk kunnen leven. Dat is de kern van het probleem.’
‘Staat de pers en met name de dagbladpers niet erg eenzijdig tegenover dit probleem?’
‘Dit moet u zien in het licht van ons moralistisch denken. Men durft het niet aan daar een goed woord over te zeggen. Wel heeft men begrip in de bladen voor allerlei aspecten, die hiermee annex zijn. Er wordt meer aandacht besteed in de dagbladen aan de achtergronden en uitingsvormen van de hippe kultuur, dan een paar jaar geleden en dat vind ik een winstpunt. Het publiek wordt gekonfronteerd met deze verschijnselen en dat is absoluut nodig. Wij zitten in Nederland met onze calvinistische inslag en verantwoordelijkheidscomplexen. Allerlei vooraanstaande lieden zijn doodsbenauwd om daar makkelijk over te praten. De tijd is nog niet rijp voor een positieve stellingname. Er moet eerst meer gepubliceerd worden. Maar er is een begin van openheid. Eerlijke informatie in dit soort zaken is alleen van de jeugd zelf te verwachten.’
(Uit een interview in het Amsterdamse undergroundblad PSY-IN met C. Egas, voormalig staatssecretaris Ministerie crm, kamerlid PvdA. Najaar 1967.)