De Soefi-leer: Vuur, Verlangen, Liefde
Jezus ging drie mannen voorbij. Hun lichamen zagen vermagerd en hun gezichten bleek. Hij vroeg hun wat hen tot zulk een staat had gebracht.
Zij antwoordden: ‘Vrees voor het vuur.’ Jezus zeide: ‘Gij vreest iets, dat geschapen is en het betaamt God, dat hij hen, die vrezen, zal redden.’ Toen verliet hij hen en ging drie anderen voorbij, wier gelaat nog bleker zag en wier lichaam nog meer was vermagerd. En hij ondervroeg hen, zeggende: ‘Wat heeft u tot deze staat gebracht?’ Zij antwoordden: ‘Verlangen naar het Paradijs.’ Hij sprak: ‘Gij begeert iets, dat geschapen is en het betaamt God, dat Hij u dat gene schenkt, waarop gij hoopt.’ Toen ging Jezus verder en kwam langs drie anderen van onbeschrijfelijke bleekheid en magerheid, zodat hun gezichten waren als spiegels van licht en Hij zeide: ‘Wat heeft u hiertoe gebracht?’ Daarop antwoordden zij: ‘Onze liefde voor God.’
Jezus sprak: ‘Gij zijt Hem het meest nabij, gij zijt Hem het meest nabij.’
Deze overlevering is van Soefi-herkomst, licht Prof. Dr. R. van Brakell Buys toe bij fragmenten uit de Mashnawi van Djalalu'ddin Rumi. De grootste Egyptische en Perzische Soefi-geesten (dichters, mystici, profeten) leefden gedurende de Mongolen-invasie, die een eind maakte aan o.m. het kalifaat van Bagdad, trotse hoofdstad van de Islamkultuur.
‘De orkaan van de Mongoleninvasie, die zoveel verwoestte en voortijdig vernietigde, vermocht de bloei der lyriek in die dagen niet te deren.
En dat niet alleen, het was veeleer of naarmate hij intenser woedde de bloesempracht voller werd, de kleuren mysterieuzer en dieper, de zoete roke, die van haar uitging, bedwelmender en doordringender. Niets is ontroerender dan tussen de stormwinden van deze catastrophale wereldmacht door de stemmen te beluisteren, die van verre schijnen te komen, alles met hun gouden schittering schijnen te overgieten, om door tranen en weeklachten heen de beloften te brengen van een onwankelbaar