| |
Norman Brown: Het Vuur van de Vrijheid
‘Vrijheid is vuur, over deze wereld komende door die tot een golvende chaos te herleiden, zoals bij schizofrenie; de chaos die de eeuwige achtergrond van de schepping is. Er is geen heelal, geen énige weg.
Wij dwalen altijd
Verloren in het woud
Staande in chaos
De oorspronkelijke verwarring
Scheppende
Een splinternieuwe wereld.
God dank dat de wereld niet veilig gemaakt kan worden, voor democratie of wat anders dan ook.’
Wat er gaat gebeuren, nu de wapens weigeren, maar meer en meer levenden in doodsangst en
| |
| |
wanhoop een toevlucht tot de wapens nemen: het is niet te voorzien.
Ik ben, godzijdank, niet wanhopig of angstig; ik ben niets, niet links, niet rechts: niet vastgelegd. Ik ben voor alles. Voor alles wat veel belooft en veel geeft. Vrijheid. Bij wijze van spreken. Bijvoorbeeld. Ik neem met niets anders, ‘bij gebrek aan beter’, genoegen. Sla is sla en een sinaasappel is een sinaasappel en rijst is rijst. Multi-valued logic.
Ik kan niet met minder genoegen nemen, want dan zou ik een slechte schrijver zijn. En dat wil ik niet. Dat hoef ik ook niet te zijn, want niet ik schrijf.
Ik schrijf vanuit een zeker weten, dat niet langer bewezen hoeft te worden, maar is, en dat zich uit, zodra de ‘inspiratie’ bezit van mij neemt.
Soms schrijf ik in trance: een moderne prosodie, spontaan, waarbij ik gebruik maak van verworven kennis op velerlei fysiologisch terrein. Ik laat mij vergezellen, wie ik die dit dicteert, soms niet? en dit wordt dus 'n waarachtig boek. Ik heb al zo'n beetje op het oog, wat ik er in ga verzamelen. Ik breid zo'n beetje naar buiten uit, wat daarbinnen schuilt. Het laat zich niet een twee drie zeggen. Het gaat voorbij dit systeem van gevangenissen, Oost-West, links-rechts (het heeft geen weet van Nederlandse kabinetscrises of een monarchaal Oranje-huwelijk) om op te duiken in een planetair besef. Waarin enkele hallmarks, in te vullen op de juiste golflengte van de luisteraar.
Als ik hier namen ga noemen, is het teveel van het goede. Het is een rode draad die door de geschiedenis loopt. Het herkent. Het verwijst. Het bestaat niet voordat het er is, maar dan is het er altijd geweest. Ik durf het niet meer in de mond te nemen, het is de mens gaan tegen-staan. Hij lust het niet langer, hij heeft er geen weet meer van,
| |
| |
nog geen weet van zeg ik: want er komt een ándere mens.
(Die wél zijn krant aan zijn buren mag geven; ik kon mij nauwelijks meer kwaad maken - hoewel, die drie jongens hiernaast zullen het wél zijn. Ze waren aan mijn krant gewend, en aangezien ‘alles went’... Of géén nieuws. Of níeuws. Niet één dag wél, en de andere níet. Er zijn eigenlijk geen regels voor. Wat een vreemde wereld zou je krijgen als je elke dag een andere krant las, net zolang tot je ze allemaal uithad, en dan weer opnieuw, of niet. Of als je eens ging reizen naar een ander werelddeel. Ik zat in India, ten tijde van de Suez-crisis in 1956; moet je zien hoe gek dát er van de andere kant uitziet! En Hongarije? Wat is dat? Niet dat velen het nu nog weten. Ik merkte alleen maar bij m'n terugkeer in Nederland, dat er ruiten waren ingeslagen, of zoiets, en een paar mensen voor het leven gebrouilleerd met elkaar.)
Wij zitten er toch altijd lekker naast, in Nederland. Of vijftig jaar te laat, of vijftig jaar te vroeg. In elk geval: het mag gebeuren.
Ik ben zes weken bij het Rijk te gast. Ik heb geen overvloedige gastheer, al schijnen mijn menu's te worden goedgekeurd door de Rijksvoedselinspectieraad. Ba! Geef mij maar moeder de vrouw. Nee, wat uiterlijk gebeuren betreft, recreatie, sport, spel, zo maar wat gewoon menselijk contact - nee, daar moet je het niet voor doen.
Maar denk je dat je er alleen voor staat, dan moet je het niet nalaten. Dan zie je hoe groot die wereld is. Die je uit jezelf te voorschijn kunt halen.
Andere contacten. Een innerlijk gebeuren. Gelouterd. Zes weken te kort of te lang voor wanhoop. Ik ben de wanhoop lang voorbij, ik heb rust en vrede gevonden, maar wie kan mij nazeggen: ik
| |
| |
ben nergens bang voor, ik ben gelukkig, en ik zie elke dag met verlangen naar het leven uit...
Ik ben een bevoorrecht mens. Ik weet het. Ik zou de hele wereld willen bevoorrechten. Ik kan het. Niet ik alleen, maar allerlei mensen van na de keuze. Vlak niet de overigen uit, die het dagelijkse wonder weergeven: de schrijvers, de muzikanten, de schilders, de mathematici, ingenieurs en technologen, de natuurkundigen en - ach, moet ik rubriceren de vele toegewijden die zich aan de toekomst willen overgeven: architecten van de gezamenlijk te bouwen nieuwe stad. Niet van de ene dag op de andere, van gisteren op vandaag op morgen, maar wel van nu. Van geen enkel ander jaar, want dit zijn belangrijke, beslissende jaren.
Dit zijn jaren, niet zo maar gegeven - en elk boek, denk ik, is een afscheid. Nu zwem je vooruit. Nu laat je alles achter. Maar schrijven is orde aanbrengen in wat je achter je laat. En hier zit ik. Met zwavelzalf voor mijn billen die uwentwege schrijnen. Tot in m'n scrotum doet de rand van het bed pijn. Het wordt donkerder, een van die donkere dagen begin april, vandaag de - even kijken - 7e. Ik heb nog de rest van deze (woens-) dag voor de boeg, en dan nog tot en met zondag de week daarop: elf dagen.
Dan wuif ik dit hokje vaarwel, voorgoed, waarin ik mij noodgedwongen zes weken - is tweeënveertig dagen - moest afzonderen. Ik heb het voor je geprobeerd. Ik kan het niemand aanraden. Het is je dringend af te raden. Als het aan jezelf ligt: laat het na. Het is slechts dán goed, als je weet wat je doet - en als je te veel weet word je ook gek. Houd het weten op een pitje, anders gebeuren de gekste ongelukken. Elke ontmoeting een drama. Elk woord een steek. Elke ton een aanslag op het zui- | |
| |
vere gehoor. (Er worden er tientallen buiten mijn deur tegen de grond gesmeten, ruw neergezet, staal hamert op steen:
‘Zeg, maak niet zo'n lawaai. Je bent hier niet thuis.’
Ik hamer harder op mijn machine.
‘Over een jaar is het afgelopen, dan komen de nieuwe voorzieningen’, zegt de bewaarder sussend. Eerst kijkt hij vreemd op; waarschijnlijk heeft nooit eerder iemand z'n beklag gedaan over het helse lawaai - ik klaag dan ook niet, ik laat alleen even tot zijn oren doordringen hoeveel lawaai het maakt, want hij is eraan gewend. De meeste mensen zijn namelijk gewend geraakt aan het vele verschrikkelijke lawaai en ander onrecht dat zich rond hen afspeelt).
Ik roep: ze zijn hardstikkedoof geworden!
Ja, ik ben niet blind! Ik zie het wel. Rustig aan maar.
Dat is juist het vreemde, de mensen zien het niet meer, denk ik wel eens.
Je moet even aan mij wennen, lieve lezer, ik bedoel het verschrikkelijk goed met iedereen, maar ik matig mij al gauw een oordeel over anderen aan; daar moet je maar even rekening mee houden, als je mij leest.
Anderzijds is het ook wel weer zo, dat ik altijd controleer en bij alles wat ik zeg, doe of denk (één mens) een extra zuiveringsinstallatie aanleg: is dat nu wel waarheid genoeg, kun je dat wel zeggen, over welke anonieme gezichtsloze wezens heb je het? Ja, de mensen die mij dan niet lezen maar - zal ik dan maar zeggen.
De mensen die niet weten dat een vogel fluit.
De mensen die niet zien dat de zon (voor iedereen) schijnt.
De mensen die je aankijken alsof je gek bent
| |
| |
wanneer je een grapje maakt.
De mensen die je nastaren als je tegen ze lacht.
De mensen die niet weten dat ze mens zijn.
De mensen die bang zijn. Soms schijnbaar terecht: je kunt in de meest verschrikkelijke situaties terecht komen, verzeild raken, waarin je werkelijk geen uitweg ziet, en waarin je je tot niemand kunt wenden. Geen boek dat je de weg wijst, geen levende of overlevende persoon die je toelacht. Je walgt van alles rondom je. Het verstikt je, je stikt in je pijn, walging, verontwaardiging, woede - er is geen enkele zin meer in wat dan ook, het leven -
Kom dan tot rust.
Leer dan relaxen.
Als het moet bij mij.
Want ik heb geen beroepsgeheimen. Wat ik ontdekt heb kan iedereen voor zichzelf uitvinden, als hij wil, moet, mag, kan:
elk mens heeft het koninkrijk der hemelen in zich.
Niets staat de mens in de weg dan zichzelf.
Niets dat de mens tegenhoudt zichzelf te ontplooien, niets dat hem bindt - aan dit onrecht, deze vergankelijkheid, deze beledigingen in de naam van alles wat maar beter kan.
Wat kan ik er aan doen? Wat kun je er aan doen?
Het enig progressief protest is het juiste voorbeeld geven.
Door het al (de gevangenis van het leven, de voortdurend te doorbreken grenzen, je doen en laten totnogtoe) te ervaren als een kosmisch spel, op menselijke schaal, op deze Aarde - waarin je je eigen kleine rol (één drie miljardste cel van het menselijk, natuurlijk organisme, verwekt, ontstaan, groeiend, bloeiend, bevruchtend en zaad- | |
| |
dragend, parend en barend, vergaan) naar behoren en zo eerlijk mogelijk te vervullen hebt, zonder zelfbeklag -
en tracht je te bevrijden van de dwangmatige handelingen die je in de weg staan -
tot wie spreek ik eigenlijk?
Wie legt de regels van dit spel vast?
X + niet-X = 1.
Meditatieve poging tot benadering van politicus X.
Als altijd zit ik weer boordevol: honderden titels, ze isoleren zich in mijn afwachtend geheugen tijdens het verwekken van deze woorden, ik hoef niet te kiezen, maar ik moet ook weer wel.
Het is een deel van het schrijven, zoals het zien en het meemaken en het liefhebben en het deelnemen en het bedenken en het vergeten en het herinneren en het inductieve discursieve deductieve (een paar goede boekjes lezen) denken en het groeien en ontwikkelen en gadeslaan en glimlachen en huilen en betogen en van mening zijn en - deel van leven zijn, meegeven, blijven aanvaarden, opendoen, luisteren, aandacht tonen...
ALLES MAG: in the name of love. Alle deuren gaan open. Voor mij ook blijven nog zoveel deuren te openen. Maar ik weet tenminste dat ik zelf de sleutel in handen heb, ik heb mezelf op weg begeven, ik ben één en al sleutel. Ik erken dan ook weinig gesloten deuren in mijzelf, ik probeer geen kamertjes dicht te houden waar niemand bij mag komen, ik hoop de geest in alle richtingen open te kunnen gooien, want slechts dan kan het licht allerwegen binnenstromen. Ik hoop het (en dat is voorzichtig uitgedrukt, want hoop is even illusionair als wanhoop). Geen spinnewebben in mijn
| |
| |
geest, geen verborgen hoeken. Ik sluit mij voor niets af. Al het weten is mijn weten. Ik heb het bewustzijn in alle richtingen doorvorst, en hoewel die speurtocht nooit een einde zal vinden en aan alle kanten alle wegen nog openstaan, ik heb mij bereid verklaard. Vrij. Van vooroordelen. Niets weet ik. Hovaardig, ja, maar ook beslist. Zo is het. En op alle andere manieren kan het ook. Als wij maar weten: jij en ik, en dan nog iets. En ieder zijn eigen erediensten. Ik heb met de jouwe niets, maar dan ook alles, en jij met de mijne alles, maar dan ook niets, te maken.
In een tijd, waarin niets dan wapens worden gehanteerd, denkt men slechts aan het bewapenen. Wapens zijn van alle tijden, Simon, en je weet dat het door jou bedoelde plantje ook een wapen is. Ook jij hebt een wapen. En een mooi bloemetje! En een heilig kruid!
Het is een uniek wapen: het is een wonder-wapen, al onder de naam soma bekend in de Veda's en Upanishads. Indra, de gewapende. Het werkt alleen maar vóór je, en het richt zich tegen niemand anders. Het is geen vuur- of sterk-water, het benevelt je niet, je bent high (en dat is een gezegende, normale staat van dienst), d.w.z. je weet wat je doet (en wee je gebeente, als je het niet weet: je draait zo de gevangenis in) en het geeft je een onvermoed panorama.
Kabinetscrisis in vijf fases. Madurodam: de Willem Ruys is uit de vaart. Jacoba van Beieren op de Keukenhof. Slag bij de Nieuwpoort. Ik wil eruit.
Ja, ik kom er wel boven uit.
Wie wil blijven steken, hij blijve steken.
Hij die zoekt zal vinden. Niet binnen de kerk, want ik verklaar hierbij alle dominees en pastoors ontoerekeningsvatbaar, zolang zij niet aanvaarden dat er een groter God is, dan die op wie zij een mo- | |
| |
nopolistisch beslag hebben gelegd.
Ware religie kent geen dogma's.
Religie is een individuele ervaring (voor mij: de synthese tussen wetenschap & poëzie).
(half drie)
Een half uur luchten, de tweede - en laatste - keer luchthappen, toebedeeld per dag. Met drie andere gedetineerden. Mensen zijn toch altijd weer anders. Ik wil maar blijven vragen: er komt veel boven. Eén is er 55, de twee andere zijn 19 en 22. ‘Dan zijn jullie samen even oud als ik’ zegt de oudste lachend. Hij vertelt ons in wat voor paradijs wij leven en hoe in en voor de oorlog het tuchthuis-regime was.
Ja, de tucht is eruit, je zou soms zeggen: het wordt betreurd. Het was heel wat anders: op klompen, met mutsjes (en, als je ging luchten, een witte lap met uitgespaarde ogen en mond, met drie knoopjes aan de muts gehecht - en geen woord tegen elkaar zeggen en in het rond als op het schilderij van Van Gogh met een afstand van vijftien meter rondjes draaien) en twee keer roken per week uit goudse pijpjes, halfvol tabak. Twee sneden brood per dag, en geen koffie om tien uur en thee om drie uur en koffie om acht uur, zoals nu - buiten de koffie bij het brood 's morgens en 's avonds, om half acht en zes uur.
Ja, de werkelijkheid is maar betrekkelijk. Ook dat is mijn tijd voor zovelen. Voor zovelen betekent Einstein niets. Of alleen maar wat gestommel van de back-room boys. Wat begrijpt De Gaulle nu van geschiedenis? Hij bouwt een toekomst op het verleden. De 19e eeuw is bouwmateriaal dat je niet langer meer gebruiken kunt als je in 1965 een huis wilt bouwen.
| |
| |
‘Tour de force.’ ‘Force de frappe.’
Er zijn nieuwe wetten. Elektriciteit heeft alles veranderd.
Toen kwam de vierkantswortel uit min 1, en die schopte alles in de war. Niet in de war, maar zette het op pootjes. Vraag me niet hoe, want ik ben ook maar een auto die dakt (lees het in een goed boekje), die het alleen maar in eigen ervaringen kan mee-delen. Ik weet wat het is; ik ben bevrijd, de verlossing is gekomen toen de nood het hoogst was: prima-donna ervaringen uit existentialistische dagen - onvermijdelijke bestsellers, Barbusse via het sleutelgat, erotiek in een stadion, De Sade op televisie, Dubois in de badkamer, enz.
Levenslang voorwaardelijk. Op leven staat de doodstraf. Onvoorwaardelijk. Subsidiair de liefde. Het leven is een tuchthuis. Tuchtigen. Ik tuchtig danig.
|
|