| |
| |
| |
Bob Dylan: ‘I change, you know!’
Ik mag er geen doekjes om winden. Ik maak deel uit van een opstand. Ik voer het woord; ik ben mijn eigen woordvoerder. Ik verenig mij met alle mensen van goeden wille, ik verzamel rondom mij diegenen, die rondom zichzelf verzamelen de vrienden, die hun ogen willen openzetten, die willen luisteren, en behoren tot de meest boeiende tijd uit de wereldgeschiedenis.
Een veranderende tijd, een draaikolk van revoluties, in wetenschap en politiek, kultuur en samenleving - voortdurende bron van wonder en verwondering. Ik leef temidden van feiten, die ik tracht objektief en positief vorm te geven in een optimistische levensbeschouwing, die hoe langer hoe meer mensen met mij willen delen, dwars tegen vele verouderde opvattingen in.
Ik vind mijn vrienden niet alleen onder kunstenaars en provo's, ik vind psychiaters en sociologen aan mijn zijde, en zelfs de deken der haagse advokaten, mr. A. Mout, verklaart in de zaal van de Hoge Raad der Nederlanden:
‘De kemphaan in ons moet altijd blijven leven, wij moeten vechten, als het gaat om rechtvaardigheid en vrijheid. Als
| |
| |
wij nu dreigen te stikken in de walm van konformisme, die over ons land hangt, moeten wij, advokaten, het raam openzetten en frisse lucht binnen laten stromen.’
In de frisse lucht van de vele vernieuwingen vechten velen voor datgene, wat zij als vrijheid zien. President Kennedy's adviseur, de Harvard-geschiedenisprofessor Schlesinger, (die een bestsellend boek A Thousand Days schreef over Kennedy's dagen in het Witte Huis), verklaarde in een interview met Playboy (mei '66):
‘Een van de grootste misstappen van de jaren 1950 was het planten in Amerika's geesten van de notie, dat wij in een permanente, dogmatische koude oorlog zaten waarin wij vaststaande vrienden en vaststaande vijanden hadden, en alles werkende op een heel mechanische manier. Het is duidelijk dat de geschiedenis veel onvoorspelbaarder is dan dogmatici van zowel rechts als links zich voorstellen.’
| |
Een rollende steen
De dichter en zanger, de warmbloedige, die zijn woorden uit zijn diepste overtuigingen te voorschijn haalt, om hoofden en harten te bezielen, ageert in deze jaren, die iedereen engageren, tegen het idee van de koude oorlog, hij bezingt de vrede en de vrijheid, hij wijst zelfs de enige weg, die de mensheid kan gaan, wil zij zichzelf overleven, haar ziekten achter zich laten en haar onvolkomenheden korrigeren: de moeilijke weg van de liefde.
Tegen Desolation Row protesteert hij, de onbewoonbaar verklaarde rattenburchten waartoe de woningnood dwingt, tégen een politiek die een korrumperend spel is, tégen de slavernij van de x-urige werkweek, vóór de vrije speeltijd, die de mens zal moeten veroveren, wil hij het hoofd bieden aan de door zijn eigen technische vooruitgang gekweekte leegte, vereenzaming en vervreemding.
| |
| |
Bob Dylan zingt het, zoals hij alles zingt, wat ooit een mens nodig heeft aan troostende en opbeurende, van leven en liefde getuigende, dus protesterende woorden:
‘Zodra je je niet voor het spel van een ander laat gebruiken, zodra je jezelf vindt, ben je niet meer alleen, want dán zet je je in beweging, als een rollende steen.’
Een engels spreekwoord zegt: a rolling stone gathers no moss, je vergaart geen mos, veroudert niet, blijft jong, open en herkent in de beweging de ‘planetarisatie’ (het woord is van de grote wijsgeer Teilhard de Chardin).
Op alle gebieden van het menselijk weten en handelen komen nieuwe akties tot stand, en zij, die slechts die bewegingen op straat zien - zoals die zich manifesteren in Vietnam (altaren op straat en brandende opofferingsgezinden), New York, Parijs, Londen en Amsterdam - zien niet de gelijktijdige akties, die zich op allerlei andere ontmoetingspunten afspelen.
Rond de poëzie verwoordt zich het menselijke wezen, in het theater van Bertolt Brecht, Jean Genet, Edward Albee of in het therapeutische theater van de transcendentie, zoals gespeeld door het Living Theatre in de grote steden van Europa, in het poolse laboratorium-theater van Warschau, maar ook in het geëngageerde Terzijde-programma, zoals gespeeld in de haarlemse Stadsschouwburg: Een geval Lorca is ons niet bekend, en in vele films, japans, frans, engels of amerikaans.
| |
De man van nergens
Vernieuwers bekleden sleutelposities, niet alleen op kultureel of wetenschappelijk terrein, maar ook in de mode: ‘Provocerende kleren: uitdaging van brave burger’ zet Het Vrije Volk als kop boven een zaterdagpagina, gedrukt in drie jonge en vrolijke kleuren: groen, roze en paars.
| |
| |
En in de muziek! Allerwegen intuïtie, inspiratie, spontane improvisatie en eksploratie! De jazz heeft zich bevrijd uit zijn banden, de happening is ontstaan uit het niets van enkele kreatieve verbeeldingen (schilders, musici, theatergevoeligen), allerwegen kreëert men achtergronden en begeleidingen, die de mens tot een vollediger besef van zijn eigen binnenwereld moeten brengen.
Elektronika: in het transistor-tijdperk wordt alles steeds kleiner en kleiner, veel meer wordt gedaan met steeds minder, een revolutie binnen de mikro-kosmos van het atoom, in een steeds versnellender tempo van gebeurtenissen: dit jaar is al meer gebeurd dan in de tien voorafgaande jaren, omdat de geschiedenis zich niet evenredig eenparig maar allerzijds kwadraterend en spiralend ontwikkelt.
Steeds meer utopieën en blauwdrukken voor de toekomst: de nederlandse inzending op de Biennale in Venetië bestaat uit de koncepten, maquettes, foto's en teksten van de bouwer Constant, rond diens New Babylon, waarin de mens niet meer bouwt aan een Babel van spraakverwarring, maar zich terugvindt, spelend als een kind, nomadisch, niet meer gebonden aan de ruimte, maar bevrijd van zijn grenzen, op zoek naar zichzelf.
Alles rond Bob Dylan, die op dit ogenblik Mr Jones laat zeggen: ‘Onmogelijk: Impossible’ en hem antwoordt: ‘And something is happening here, but you don't know what it is, do you Mr Jones?’
En hij verwijt het deze willekeurige meneer Jansen, toonbeeld van de anonieme slaaf: ‘Je stopt je ogen in je zak, en je houdt je neus op de grond - er zou eigenlijk een wet moeten zijn tegen dat soort mensen als jij.’
Hij zet in zijn song dezelfde man op zijn plaats, die de Beatles op hun laatste lp (Rubber Soul) The Nowhere Man hebben genoemd: de man-van-nergens die niet
| |
| |
weet waarheen hij gaat, die er geen standpunt op na houdt, geen plannen heeft voor niemand, die zo blind is als je maar zijn kunt, die alleen maar ziet wat hij wil zien (nergens-man, kun je me eigenlijk zien?), die niet weet wat hij mist: nowhere man, the world is at your command! De wereld staat tot je beschikking!
En als Bob Dylan zingt van de tijden, die veranderen (The Times They Are A'Changin'), dan vindt zijn stem die tot honderdduizenden doordringt, onmiddellijk echo bij de Byrds die op hun tweede lp zingen: Turn! Turn! Turn! met een tekst ontleend aan het boek Prediker:
‘Er is een tijd om lief te hebben, en een tijd om te haten;
een tijd van oorlog, en een tijd van vrede’
Wie nu niet beseft, dat het sprookje werkelijkheid kan worden (Donovans Fairy Tale - Songs for Sunshine People): de oorlog verbannen naar het verleden, de toekomst open voor vrede, wie nu niet beseft dat het voor hemzelf een totale keuze is, niet alleen door zijn woorden, maar evenzeer bepalend door zijn daden, heeft nog geen kennis gemaakt met de Magician:
‘the magician he sparkles in satin and velvet,
you gaze at his splendour with eyes you've not used yet,
I tell you his name is love... love... love...’
Dit alles rond Dylan dus, als een eerbetoon van alle anderen aan de jongeman, die zoveel verworvenheden gelijktijdig heeft weten te verenigen binnen één persoon: komponist, dichter, zanger, troubadour, intellektueel, persoonlijkheid, genie. Waarom dit woord voorbehouden als een etiket voor grote doden?
Er zijn meer grote levenden dan doden; professor Auger van de Unesco rekende eens voor dat van alle grote mannen, die ooit de mensheid ten dienste stonden, er 90% op dit ogenblik in leven zijn: verscholen in universiteiten, laboratoria, regeringsinstanties, departemen- | |
| |
ten, bij grote bedrijven, als essayisten, dichters en intellektuelen steeds op zoek naar de waarheid.
| |
De ruimtes vullen
Wat op dit ogenblik plaatsgrijpt, is een speels rechtzetten van bestaande misvattingen: de oorlog is niet een noodzakelijk kwaad, maar een kommunicatie-probleem, en de wereld toont niet een ‘onaantrekklijk, onzeker toekomstbeeld’ zoals een amsterdamse rechter onlangs in een Algemeen Handelsblad-forum verklaarde, want dat is zijn zuiver persoonlijke visie, die van kortzichtigheid, machteloosheid en onvermogen getuigt!
Er zijn genoeg jongere mensen, tussen de 30 en 40, met een zeker en zeer aantrekkelijk toekomstbeeld, die met graagte de ruimtes willen vullen, de plaatsen bezetten, op dit ogenblik in beslag genomen door mensen, die te verouderd van opvattingen zijn om te zien hoe ingrijpend de veranderingen zijn, die vorm vinden sinds de tweede industriële revolutie; deze wetenschappelijke en technische sprongen vooruit, ontstaan in en gedurende de laatste oorlogsjaren - als de meest noodzakelijke evolutionaire stappen, die de mens te zetten kreeg, zowel biochemisch als kernfysisch.
Het feit, dat de minister van Buitenlandse Zaken van de Sovjetrussische Republiek een bezoek aflegt bij Paus Paulus VI, is van wereldschokkend belang; beide mannen zijn revolutionair: als geestelijke en maatschappelijke leiders van grote bevolkingsgroepen hebben zij een grote stap vooruitgezet op weg naar de saamhorigheid der mensheid, boven de oude tegenstellingen van oost en west uit, die wij achter ons zullen moeten laten.
| |
Doorbraak
Bob Dylan is een van die erkende jonge stemmen, die
| |
| |
zelfbewust en voortdurend aandachtig en gevoelig, ongehinderd door taboes en bevrijd van vooroordelen, in alle toonaarden zingt over de amerikaanse samenleving, de plaats van de mens daarin, en de ongeëvenaarde ruimte die elk mens in zichzelf kan ontdekken, zodat hij het rumoer rondom zich laat verstillen, om in zichzelf die doorbraak te bewerkstelligen, die de ogen opent voor nieuwe vergezichten.
Het is de jeugd, die de ouderen onderwijst. Het is de jeugd, die de barrikaden omverloopt, waartegen de ouderen bleven steken, het is de jeugd, die stormachtig en onvervaard de speelruimte verovert, waarbinnen geen andere zekerheden bestaan dan dat het om leven en dood gaat, waarbij angsten voor morgen niet langer tellen.
De rebel denkt niet aan het resultaat, hij beseft nauwelijks de totaliteit van zijn inzet; hij vecht voor eigen leven, en hij doet het niet uit doodsangst, want ook dat is een der kwalen die de mens van zich afschudt, die onnodige angst voor het nooit gekende, dat definitieve einde, dat een begin kan zijn...
Schouderophalend vervolgt de jeugd zijn weg: het is een jeugd op weg zich een wereld te scheppen, waarbinnen het genot, het plezier, het geluk, de bevrediging, de wensvervulling vooropstaan - zoals het moet, beamen mijn vrienden de psychiaters.
Waar blijft de verantwoordelijkheid? roepen de volwassenen, de moralisten met hun achterhaalde normen. De verantwoordelijkheid ligt in de individuele inkeer, die vaak bij ouderen moeilijker gaat dan bij jongeren: als je jong bent en opgroeit zonder taboes en vooroordelen blijf je zuiverder, dan wanneer je je daar eerst nog (in rijpingsjaren of daarna) van moet ontdoen! Vanwaar de veelvoud van nieuwe verruimingen: oude vrijdenkers bleken
| |
| |
nog te geloven in het bestaan van pornografie, toen hun blad Bevrijdend denken werd herdoopt in Ratio. Die mensen waren helemaal niet bevrijd!
Zoals zovelen dachten dat één Bevrijding (anno 1945) genoeg was, en teleurgesteld werden omdat het uit niets bleek - omdat de mensen zèlf niet veranderd waren en nog besmet bleken door de haatgevoelens, waartegen vijf jaar lang bloedig strijd werd geleverd. Zoals veel mensen maar één doorbraakgedachte kennen (die in de Partij van de Arbeid), alsof de doorbraakgedachte niet een individueel ervaren is, te bereiken in inkeer en overgave. Wat was de boodschap, die Joan Baez jonge televisiekijkers bracht, een paar maanden geleden? Ze wilde het graag onder woorden brengen, ze lachte (‘Niemand zal me willen geloven!’ zei ze nog): ‘Elk mens moet twintig minuten per dag rust vinden, terugkeren tot zichzelf, in stilte, ongestoord.’
Een eenvoudige boodschap, maar het is dezelfde grote gedachte die twintig minuten yoga per dag aan anderen voorschrijft: geweldloosheid en liefde gaan samen met een persoonlijke verandering, die het enige uitgangspunt is voor alles wat zich nu afspeelt. Een besef van de evolutie, dat grote spel waarbinnen geen mens kan winnen of verliezen, een besef van de vele menselijke mogelijkheden, zowel in het bewustzijn (die binnenwereld van de mens) als daarbuiten: dat arsenaal van kracht, kennis, wetenschap, geest, energie, techniek - naast onvolkomenheden. Het geloof. De twijfel. De angst, dat met jou de wereld vergaat...
| |
Kom toch te samen
Wie zijn gedachten laat gaan rond deze essentiele dingen van het bestaan (en dat houdt in: een zich onttrekken aan eigen materiële behoeften, dagelijkse zorgen,
| |
| |
levens- en kultuuromstandigheden - het houdt ook in een zich volkomen kunnen verplaatsen in elk ander mens 183 met zijn levenswil en behoefte aan liefde) herkent met vreugde de stem van Bob Dylan.
De zes langspeelplaten die hij maakte sinds 1962: ik kan met woorden nauwelijks enig idee geven van wat Dylan muzikaal, kreatief, poëtisch betekent. Je kunt altij d maar één ding doorvertellen: luister naar zijn songs, laat je raken, zie hoe hij je bezweert naar hem te luisteren, met zijn anekdoten, zijn short stories over voorvallen uit zijn eigen leven, met raadgevingen aan vrienden, met zijn oproepingen: ‘Come gather 'round people wherever you roam. And admit that the waters around you have grown.’
Admit. Geef toe. Geef steeds meer toe. Houd je hoe langer hoe minder vast aan eigen zekerheden, geef eens toe dat de ineenstorting van je eigen heilige persoontje zo nabij was, dat de kruik zo lang te water ging, dat die wel moest breken, dat je moest zwemmen, of je wilde of niet, om te komen tot bevrijding van eigen angsten. Lees en ervaar, luister en herken.
De nog zo jonge Dylan van 5 jaar geleden, negentien jaar, zingend over de dood op zijn eerste lp, die alleen maar zijn naam droeg, en enkele autobiografische verwijzingen, naderhand nauwelijks uitgediept, ook niet in grote interviews en profiles, die Playboy en de New Yorker aan het jonge fenomeen wijdden.
Geboren op 24 mei 1941 in Duluth, Minnesota, usa, loopt de apothekerszoon Bob Zimmermann zeven keer van huis weg: uit de stad Hibbing, waar zijn vader zich uiteindelijk - na Sioux Falls, South Dakota & Gallup, New Mexico - vestigt, in de Midwest, dichtbij de canadese grens.
High school en zes maanden University of Minnesota
| |
| |
niettegenstaande zijn ontvluchtingspogingen op zijn 10e, 12e, 13e, 15e, 17e, en 18e - telkenmale gepakt en teruggebracht, gezakt voor een eksamen omdat hij weigerde een konijn te zien sterven. (I sat in science class an' flunked out for refusin' to watch a rabbit die...)
Als reden voor zijn vroege preokkupaties met de dood schrijft Stacey Wiliams dat het mogelijk is, dat een ernstige ziekte die Dylan op z'n 16e doormaakt, hem een onuitwisbaar inzicht zou hebben gegeven in datgene waarover de door de dood achtervolgde oude blueszangers zongen. Op z'n twintigste bezoekt Dylan zijn grote meester Woody Guthrie in een ziekenhuis in New Jersey, de eerste maal dat zijn omzwervingen hem in het westen en New York brengen. Drie jaar lang had hij on the road geleefd, zingend, zwervend, samenkomend waar op straathoeken in steden en dorpen zangers elkaars liederen leren, en verhalen uitwisselen van de burgermaatschappij, die zo vreemd staat tegenover de eenzame, de ontheemde, de berooide, de zwerver, de beatnik, de vrije vogel, de hipster, de dichter.
| |
Verkeerd begrepen
Tallozen heb ik voorbij zien gaan, ook in Amsterdam: beroemdheden als de dichter Allen Ginsberg, (in 1957, toen hij nog niet beroemd was, in een jazzkeldertje aan de Looiersgracht), naamloze honderden andere zoekers van het leven in al zijn vele facetten; zij bevolken een wereld in de wereld: van Tanger tot Tokio, van Istanboel tot Londen.
Een wereld, identiek (in Frankrijk: Antoine, in België: Ferré Grignard, in Engeland: Donovan, in Rusland: Eftoesjenko, Vosnozensky) en doordrongen van één muziek: de beat, of die nu de oude blues, de harde bop, de tedere Parker, de zwoele Presley, de juichende Stones, of
| |
| |
het knapenkoor van de Beatles is - zoveel namen en vormen voor zoveel geïnspireerde muziek: folk, blues, rock 'n roll - het is soms amusant te zien hoe men etiketjes probeert te plakken op muzikale ‘stromingen’ die slechts ontstaan bij de gratie van musici, die nu eenmaal buiten elke kategorisering vallen!
En met vanzelfsprekend recht melodieën aktualiseren: raga's uit India, ritmen uit Afrika of islamietische zangen; daarbij elk ‘etnologisch’ of ‘eksotisch’ slag-, strijk-, blaas-muziekinstrument gebruiken. Zijn wij westerlingen niet even eksotisch, in andermans ogen?
De vele misverstanden, die maken dat een fan van een zanger één bepaalde indruk kan krijgen en dan weigert zijn veranderingen mee te beleven. Dylan zei het, in een vlaag van zelfrechtvaardiging, tot zijn londense publiek, bij zijn laatste engelse optreden, in de Royal Albert Hall: ‘I change, you know!’
Hij had na het eerste nummer aangekondigd, dat dit zijn laatste publieke optreden in Engeland zou zijn; hij zou nooit meer terugkomen.
‘It's all wrong!’ Ze hebben het bijna allemaal verkeerd begrepen, de journalisten die verslag moesten uitbrengen van zijn komst, zijn aanwezigheid, zijn optreden, zijn manier van doen. Dylan zag het bijna onoverkomelijke obstakel van een pers, die in de weg staat tussen hem en zijn publiek, in plaats van hem met hen te verenigen.
Wat valt er voor Dylan anders te antwoorden op de vraag, of hij nog protestsongs schrijft: ‘All my songs are protests. All I do is protest. You name it, I'll protest about it.’
Alsof de redenen tot het protest in 1966 de wereld uit zijn! Alsof het protest-lied alleen maar een ‘mode’ zou zijn, even vergankelijk als een lange of korte jurk, met of zonder voor- en achterzijde, in plaats van een menselijke
| |
| |
liefdesuiting over het heden, dat nog zoveel onrecht toelaat, en waartegen men wel moét protesteren, wil men de illusie koesteren in leven te zijn.
Een lezer in de Disc and Music Echo vraagt zich af: ‘Why treat Dylan like a criminal?’ Waarom hém te behandelen als een misdadiger, die in een interview verklaart: ‘Ik wil niet als een dreiging beschouwd worden. Ik hoop alleen maar dat als mensen luisteren, zij harder zullen denken. Het enige wat ik wil: de mensen meer gelukkig zien.’
| |
Kreatieve zondvloed
De schuwe, ingetogen en voor velen onbegrijpelijke jongen, die door letterkunde-studenten van drie vooraanstaande amerikaanse universiteiten werd aangewezen als de belangrijkste jonge schrijver van deze tijd, is een eenzame, rond wie gemakkelijk een kultus kan ontstaan. Het programma van zijn londense afscheidsprogramma's vermeldt:
‘Niettegenstaande de verschillende wendingen en ontwikkelingen die Dylan heeft gemaakt in het schrijven van zijn songs, schijnt niets in staat zijn kreatieve zondvloed te stuiten, tenzij zijn eigen zelf-vernietingsdrang. Als andere dichters, van Rinibaud tot Dylan Thomas tot Hank Williams tot Charlie Parker, heeft Dylan een verwant genie voor kwellingen van lichaam en gezondheid. Op z'n 24e heeft hij al een vroegtijdig vermoeid wijs uiterlijk. Hij negeert de zorg van zijn vrienden, zeggend dat iedereen eens moet sterven. Op deze wijze zal deze barmhartige door blijven gaan zijn eigen weg te bewandelen, wat men ook zegt van hem of zijn songs. Hij zal de weg af blijven tuimelen, zoekend met zijn eigen kompas, voordat hij probeert ‘iemand anders mee op pad te nemen.’
Dylan is een van die stemmen, die de luisteraar op zichzelf betrekt; Dylan speelt geen achtergrondmuziek,
| |
| |
lieve en zoete begeleidingen - nee, hij wenst je in het oor te krassen dat je moet luisteren, dat de weg een moeilijke weg is, voor iedereen, dat je er nooit bent, al kun je met Mr Tambourine Man zeggen: ‘I'm not sleepy and there is no place I'm goin' to’. Dylan kan je er brengen, ter plekke, bij de grammofoon: bij ‘The Gates of Eden: and before the sky there are no fences facing.’
In zekere zin heeft Dylan afscheid genomen van z'n vroegere songs; hij is verder geëvolueerd: hij richt zich niet langer tot de persoon zelf, maar laat zijn luisteraar volgen de eigen wegen der ontmoeting, met mens en samenleving.
Achterop de hoezen van zijn platen verduidelijkt Dylan zich tegenover de velen die hem verkeerd blijven verstaan, die hem telkens opnieuw in het keurslijf van him eigen opvattingen trachten te dringen. Voortdurend voelt Dylan de behoefte zich los te breken, hij kan geen genoegen nemen met het herhalen van dezelfde gevoelens, hij beschrijft zingend visioenen en nachtmerries, hij neemt zijn zaalluisteraar mee langs de melodische, soms schrille en angstaanjagende paden van de reis, die hij met elk lied onderneemt. Wrede uitlatingen, die hem in staat stellen geschokte gevoelens onmiddellijk in tederheid te doen overvloeien, dankbaar snikkend, ‘like a fire crying in the sun’.
| |
Ja, ja, je bent mooi
Op het podium paradeert hij als een vreemde pias, hij is in zijn bruingeruite pak een verschrikt vogeltje met een warrige haardos, hij stapt op de mikrofoon af, stemt ellenlange akkoorden en kiest voortdurend uit één van de drie mondorgels die voor hem liggen, op een stoel. Als hij er een op de grond laat vallen, uit de voor het gezicht gespannen beugel, kijkt een volle zaal ademloos toe, hoe
| |
| |
hij - op de voet gevolgd door een enkel spotlicht in een overigens donkere zaal - enkele malen voorovergebogen moeizaam toetast: een opgelucht applaus als hij het instrument eindelijk te pakken heeft.
Nieuwe songs, en oude songs in ander gewaad; hij artikuleert zeer duidelijk, spottend met engels accent, onuitsprekelijk humoristisch (al vroeg was Dylan een groot Chaplin-bewonderaar), met weidse armgebaren als hij iets wil beklemtonen; een paar vervelende mensen in de zaal roepen onverstaanbare dingen, waarop Dylan geduldig repliceert. ‘Ja, ja, je bent mooi! Je hebt volkomen gelijk! Kom jij's hier staan, dan kom ik daar!’ - en een korte pauze.
Waarna de opgestelde instrumenten op het podium bezet worden: een orgel, een piano, een drummer, en twee elektrische gitaren. Ook Dylan een elektische gitaar. Gillende mondharmonikasolo's, lang-aangehouden gitaardreunen, hoempa-hoempa-begeleiding, geluid, stortvloeden van geluid, wervelwinden en draaikolken. De musici mannetjesputters, groot is hun arsenaal aan orkaankrachten en kosmische winden, ruimte latend voor schrille mondorgeltonen die tot boven in de nok klimmen, om van ruggegraat tot ruggegraat weer af te dalen tot die plaats, waar die ene jongen staat, zijn woorden jagend door dat lichaam de ruimte in, stampvoetend, mensen lopen weg, alleen, in paren, in groepjes.
Ze kunnen er niet tegen, wat hij ook smeekt: ‘I really love all of you!’ Ik houd echt van jullie allemaal, als je 't met me oneens bent, ik zal niet vechten, ga maar naar huis en lees 'n boek, en geloof me: ik geniet van elke minuut dat ik hier ben.
Nooit sarkastisch, steeds ad rem - een eenzame rebel op een buitenpost.
Over de beat-muziek, waartegen mensen rebelleren:
| |
| |
‘Begrijp je dan niet, dat dit de muziek is die ik als jongen speelde? Dit is amerikaanse muziek, die hebben jullie nooit eerder gehoord. Geluid - dat is toch het enige waar het om gaat? Mensen willen altijd weten, wat het betekent. Het betekent niets, je moet alleen maar luisteren, en gebruik niets van wat ik zeg, tegen me! Het is allemaal hetzelfde.’
En als een uitdaging keert hij zijn andere wang aan het publiek toe, gaat bij de piano staan, zitten, met applaus ontvangen (weet men dan toch, waarover hij het heeft?) als hij zingt, opgedragen aan de Taj Mahal, het internationale volkslied van Mr Jones.
Het programma liet ruimte over om de nummers in te vullen, die Dylan zong - elk optreden is anders, nooit weet hij van te voren wat hij gaat zingen - hij handelt instinktief, reageert op zijn publiek, dat hij leert kennen tijdens de eerste lange minuten van gitaar-stemmen, waarin hij preludeert op alles waaruit hij kiezen kan: dat steeds groeiende aantal gedichten op oude en nieuwe melodieën, die niet meer gebonden zijn aan een omvang en thematiek, tien minuten of langer kunnen uitlopen, soms alleen uit instrumentale solo's bestaand, soms slechts enkele strofen van een langer lied, en de nieuwe, splinternieuwe, aktuele songs, die ons te wachten staan op zijn volgende lp.
| |
De naakte mens
Dylan: steeds meer zichzelf, steeds minder in staat door anderen overgenomen te worden om te belanden op de hit-lijsten, steeds persoonlijker en individualistischer, steeds meer gecentreerd rond dat vurige hoopje mens, dat daar zo innig kommunicerend met 8000 mensen in de londense Royal Albert Hall van liefde zong, van de struikelpaden en misverstanden, de uitzichten en inzichten, de spelregels en de uitwijkmogelijkheden.
| |
| |
Boodschapper. Deel van het netwerk. Vrienden overal. Iedereen, die luistert, iedereen die bereid is toe te treden, in een inzet die totaal is. Weg het masker, weg de schijn, weg de status. De naakte mens: hoor hoe hij zingt, zie hoe hij daar staat, en niets anders kan - omdat hij gegrepen en gedreven wordt, zijnde wat hij is: Bob Dylan, minnezanger.
(Televizier, 20 aug. 1966)
|
|