| |
| |
| |
Weg met de Domme Kracht
Ik als schrijver, en het engagement? Was er geen ánder, ik zou niet schrijven; ik zou sprakeloos genieten en mij met de wijze glimlach van een zen-meester vermeien in de meest paradijselijke staat: de ekstase.
Ik zou die ekstase op dit ogenblik zelfs met Eva kunnen delen, en ik weet dat ik van al haar gaven zou genieten, dag en nacht, mijn leven lang, en verder, en ik zou van alle appels kunnen eten, want niemand zou mij een verbod kunnen opleggen.
Ik en het engagement. Vanaf het eerste ogenblik, dat ik in de klassen der scholen die ik doorliep ‘buitenissig’ en ‘anders’ was. ‘Hoe dan?’ hield ik aan; een dame (van mijn leeftijd, dus 37 jaar of daaromtrent) haalde op de Bijenkorf-boekenmarkt een schoolfoto uit haar boodschappentas, en wees me mij, en zichzelf, aan. Ja, ik kende de foto - hij ligt ergens te wachten in mijn enorme, 17 jaar lang trouw volgehouden archief, op het ogenblik dat mijn handen mijn ogen weer helpen, en mijn hersenen herinneren aan die dagen dat ik Simon Vinkenoog (al) was, de buitenstaander. Ze wist niet, waarom. Ik langzamerhand wel. Ik heb zoveel engagement in mijn leven
| |
| |
vergaard, dat ik er niet meer over spreken wil.
En waarom ook niet, in een tijd dat zovelen zich vergeten in het politieke en sociale spel, dat men op dit ogenblik als ‘engagement’ beschouwt? Hoevelen worden niet weer, door menigvuldig onrecht, dwars door de gehele bevolking, In Naam Der Wet bedreven, met de neus op de zieke realiteit gedrukt? Een verouderd bestel, een waandenkbeeld ten troon gedragen, gelobbied en gepusht, ten koste van waarheidzoekers. Alsof niet elk mens van de Goden afstamt!
Alsof ik niet evenzeer God's afgezant op aarde ben, als Paus Paulus VI of H.M. Koningin Juliana van Oranje, tenslotte ga ik ook terug, tot de dertiende eeuw, als het kleinste duitse pasmuntje genaamd Vinkenoog, ik was in ieders hand - ik heb twee maal, wat zeg ik: driemaal de pest overleefd.
De pest van het midden der veertiende eeuw die miljoenen dorpen in Europa teisterde, die van het midden der zeventiende eeuw, die Londen leegvrat, en die van de 20e eeuw, weer in het midden, die met z'n doodskampen aan mijn jeugd vrat, mij vijf jaar lang onderdrukte, en nog honderdduizenden in haar paranoïde macht meedraagt.
Bevrijding! Ik weet nu van wat, maar wat wist ik nog weinig! Ik was 17, in '45 en engageerde mij bij het Algemeen Nederlands Jeugd Verbond, liep voorop (de langste) met een hemelsblauwe vlag, waarop geborduurd een grote Eén. Fritz Behrendt tekende cartoons voor het blad van de zelfde naam: Eén.
Met des te meer mede-leven beschouw ik op dit ogenblik, 20 jaar later zijn ziekelijke, haatdragende en misverstandelijke politieke prenten, die hij slijt in die misleidende pers-organen waar men nog van de koude-oorlogs-mentaliteit gediend is.
| |
| |
Maar hij koos dan ook de verstarde zekerheid van het Ene Kamp, terwijl ik mij van mijn haat wist te bevrijden, en door schade en schande wijzer wordend ontdekte dat in geen enkel Kamp de waarheid schuilt, maar wél binnen een geheel andere kontekst, waar de een zich niet met de ander meet, of zich teweerstelt, of vlucht, of vecht, maar waar de een met liefde de ander benadert, wetend dat je het in dit leven alleen mét de ander, Wie Dan Ook, moet maken.
Hoe meer konditioneringen van mij afvielen, hoe geengageerder ik raakte. Ik wist mij met ieder mens te vereenzelvigen, en wat ik niet aan leed ondervond, aan anderen misdreven! Lees eens het droeve verhaal van Theun in Hoogseizoen, die door de politie geslagen werd, en niemand kon voor hem getuigen, want de twee getuigen waren homo's (en dus ‘verdacht’) en zijn dokter was kommunist!
Wat hebben de machten van vroeger na 1945 hun nauwelijks ontwrichte duistere posities weer vlug ingenomen! Als je een groot-industrieel, of een kapitalist, zou vertellen van zijn sociale verplichting bij te dragen aan de kreativiteit van de mens, omdat hij totnogtoe de mens tot lopendeband-machine verarmd heeft - niettegenstaande ‘toegenomen welvaart’ - hij zou je verbaasd aankijken, zich van geen schuld bewust.
Dat híj de misdadiger is, die de winkels vollegt met klatergoud, en daar uitbundig publiciteit voor maakt, en niet het arme slachtoffer, dat zich - meestal seksueel gefrustreerd - kleptomanisch aan die goederen vergrijpt! Alles Moet Weg! Tast Toe! Te Geef!
Terwijl het leven in ALLE behoeften voorziet, en de schaarste-ekonomie binnenkort uit ieders geheugen zal zijn weggevaagd, zoals het een pathologisch menselijk ziektebeeld is, dat er ‘ontwikkelde gebieden’ zijn, waar de
| |
| |
mens steeds neurotischer wordt, naast ‘onderontwikkelde gebieden’ waar gebrek geleden wordt om der wiile van die blanke mens, die nu al enkele eeuwen zijn zogenaamde suprematie van de daken schreeuwt. Een christendom, dat vloekend dagelijks eeuwenoude geboden overtreedt, een christendom, dat zich nog altijd vereenzelvigt met macht en geweld, kapitaal en staat, terwijl er maar één mens-zijn is, dat alle rangen en standen, grenzen en onrechten doorbreekt, een bevrijding toch aangekondigd door die haveloze hipster genaamd JEZUS, uit Nazareth.
Maar dat nog velen met een voor hen angstaanjagende werkelijkheid gekonfronteerd zullen worden, het staat als een paal boven water. Want er komt eerst nog een andere mens, die uit Zuid-Afrika en de Verenigde Staten van Amerika bijvoorbeeld, die de diskriminatie niet langer zal dulden en een eind - desnoods met bloedig geweld! - zal maken aan het steeds groter wordende, want durende onrecht. Het spreekt vanzelf. En de bevrijde mens van morgen leeft vandaag klaarwakker in de voorboden, die als vredesduiven mijn Noordermarkt-adres bereiken. Een jeugd die protesteert! Taboes, omvergesmeten! De hypokrieten uitgelachen! Steeds meer dienstweigeraars! Steeds meer arbeids-schuwen!
Godzijdank! Want waarom zou de mens nog routinearbeid verrichten, als zijn machines het allang veel beter of minstens zogoed, kunnen, en de mens tenslotte geschapen is voor het zalige niets-doen van zijn vrijetijdsbesteding?
Maar inderdaad, zie ik het geheel der hedendaagse samenleving in een wat beperkter kontekst, met wat méér verleden en wat minder toekomst, dan zou ik even uitzichtloos kunnen ‘redeneren’ als de president der amsterdamse rechtbank mr. U.W. Stheeman, die in het Algemeen Handelsblad van 9 april jl. verzekert: ‘De we- | |
| |
reld toont een onaantrekkelijk, onzeker toekomstbeeld.’
Dat is een aperte leugen! Een bewustzijnsvernauwde zelfprojektie! Nog nooit was de wereld zó veelvuldig in zijn magnifieke ontdekkingen en rijke toekomstmogelijkheden, nog nooit is er zoveel (psychische en fysieke) energie te voorschijn gebracht - van het atoom, die kracht van het kleine, tot lsd-25 - minimale hoeveelheden in het lichaam en de wereld aanwezige chemicaliën; nog nooit is er zó'n grote en overweldigende omwenteling aan de gang geweest in de wereld, nog nooit zoveel ontwikkelingen en op zoveel terreinen tegelijk: wetenschappelijk, technisch en sociologisch!
Maar daar weet meester Stheeman, de ‘specialist’ van ‘het recht’ niets van; die loopt nog met vooroorlogse oogkleppen voor. Die ziet niets anders dan een schematisch en walgelijk vertekend drogbeeld, het karkas van 'n verouderd denken: ‘Er zijn vele lieden met onlustgevoelens. Het is moeilijk deze allemaal onder één noemer te brengen. Er is een natuurlijke spanning tussen de generaties, een verhoogde spanning tussen lieden van voor en na de oorlog. (...) Er is een kennisneming van wereldproblemen die zo ingewikkeld zijn dat zelfs ervaren en ontwikkelde lieden ze niet meer verantwoord kunnen beoordelen. (...) Ik meen zelfs dat een teach-in over woningnood voor jonge mensen een onverantwoorde bezigheid is. (...) Er is ondermijning van discipline, maar ook van zelfdiscipline. Het kwaad van deze tijd is de vrije tijd.’
En hij orakelt zijn wartaal verder. Woord voor woord onmachtige dommekracht, want hij heeft nog nooit iemand ontmoet, die hem eens voorzichtig en liefdevol de andere kant van zijn vetleren médaille liet zien. Zal ik het eens proberen?
Iedereen die de woningnood meemaakt, moet er over
| |
| |
meespreken, en voortdurend aan de kaak stellen die enkelen die er rijk aan worden: de zwarte aannemers, de hotelbouwers, de grondspekulanten. En hoe meer parasiterende liberalen uit him villa's gegooid worden, om plaats te maken voor gezonde jonge mensen, hoe beter. Hoe meer kinderen zonder taboe's geboren worden, vrij en zonder frustraties, hoe beter. Want ik weet één ding: de mensen van dat slag zullen uitsterven, maar soms denk ik wel eens: hoe eerder hoe beter.
Het kwaad van deze tijd: dat is de arbeidstijd. Weet je, wat ze me in het huis van bewaring voorhielden: ‘Werk, en kanker niet. Je verdient er wat mee en het doodt de tijd.’
Ze willen je tijd doden. Opgepast. Dat is de reaktie! Dat is fascisme! Ze zien je liever zes dagen per week aan het werk, dan - zoals het hoort - nog geen uur. Arbeid adelt, liegen ze je voor.
Weet je wie ook liegen, de mensen die de wereld verdelen in vóór en nà de oorlog, in plaats van vóór en nà Freud, vóór en nà Einstein, vóór en nà Wiener.
Allemaal weer op de schoolbanken, zieke slecht-ingelichte intelligentsia!
De sukkelaars, die niet meer verantwoord kunnen beoordelen, alsof er over wereldproblemen geoordeeld moet worden (beroeps-misvorming klaarblijkelijk) in plaats van gehandeld. Net zo'n kip zonder kop als die 24-jarige adj.-inspekteur van politie waar de Telegraaf op 2 april mee kwam opdraven, in een interview met provo's en langharigen: die jongen was ook zo'n weet-niet: ‘Er zijn dingen, die je aan deskundigen moet overlaten.’
Dat is de walgelijke uitvlucht van de in zijn eigen denkbeelden nauwelijks meer vertrouwende konservatieveling, die bang is zijn eigen zekerheden te verliezen, omdat die hem in het zadel houden.
| |
| |
Alsof niet de enige vijand van de mens zijn eigen onwetendheid is, en wantrouwen wij de heren handlangers die het ziektebeeld in leven willen houden als zouden anderen over jouw geweten kunnen beslissen. Alsof niet ieder van ons persoonlijk, ja jij ook, schuld draagt aan de oorlog in Vietnam, zolang je zelf nog met éen procent agressie in je lijf rondloopt!
Denk er maar eens over na; tot wie ik ook spreek. Ik ben aan den lijve ge-engageerd, al ben ik bang voor geen politie-knuppel, maar het is wel verbijsterend hoeveel mensen opeens blijkgeven in deze dagen van krisis van verregaande kortzichtigheid.
We maken een revolutie mee, die alle voorafgaande revoluties slaat in omvang en bereik, maar wauwelen maar, jongens, over ‘goed’ en ‘kwaad’ alsof het niets is, alsof je zo zuiver en eerlijk bent als Jezus Christus Zelf.
Een jonge mens ontstaat, die geen bliksem meer te maken heeft met alle onrecht, begaan door voorafgaande generaties, en hij zingt zijn liefde en zijn eerlijk vlammend protest, zijn lach is gezond en zijn kleuren zijn nieuw, hij heeft de ruimte ontdekt en hij opent dagelijks nieuwe horizonten - maar daar staan nog een paar stuurlui aan de wal, die zielig uitroepen (en zij vinden altijd een hoofdredaktie, die vindt dat gezagsdragers wel wis en waarachtig weten, waarover zij spreken): ‘De welvaart. Een bizonder groot kwaad voor jonge mensen.’
Alsof niet diezelfde jonge mensen, hier in Nederland, en waar ook elders, de waarachtige, niet door kommissie-vergaderingen verhinderde initiatieven ontplooien, waardoor onze arme broeders overzee mee kunnen genieten van wat men dan noemt de welvaart, die afgod Moloch.
De misvatting, dat welvaart een materiele kwestie is. De misvattingen van de muis in het voorhuis. Piep.
| |
| |
Morgen weer een ander levend lijk bijgezet in het archief der boze en domme, in eigen dwaze denkbeelden verstrikte, tijdgenoten - die hun tijd niet zagen, maar slechts de bevoorrechte situaties van ‘voor de oorlog’ - die nu, hoe is het in Godsnaam mogelijk, nog in stand zouden moeten worden gehouden.
Ik heb niet voor niets in de gevangenis gezeten, al zat ik onschuldig. Ik heb niet voor niets het gelijk van de waarheid aan mijn zijde. Soms zul je ze met het grootste van alle wapenen, de liefde, te lijf moeten gaan. Maar waarom zou ik mij laten verstrikken in de dilemma's van gisteren: het vluchten en vechten; staat niet zelfs mr. Stheeman soms naakt?
Misschien denkt hij zelfs nog dat de hemel boven is, en de hel (wijsvingertje, fronsende wenkbrauwen) beneden! Schateren, jongens. Maar medelijden met de rechter voornoemd, die zó oud geworden, nog zó onvolwassen, weinig weet van de wereld, waarin hij leeft.
Iemand zei me eens: heb je wel eens gerealiseerd wat een vreemd soort menselijk specimen een Koningin is? Iemand, aan wie nog nooit een vraag gesteld is! Die nooit de rug wordt toegekeerd, ze heeft - behalve haar eigen familie, nog nooit iemand van achteren gezien! Ze heeft nog nooit zelf 'n deur opengemaakt! Geen protokol voorziet in natuurlijke behoeften (meestal moet 'n telegram worden binnengedragen!). Ze mag zich niet in het publiek opmaken! Ze heeft nog nooit ergens betaald, ze kan niet met geld omgaan! Ze mist de kick van iets kopen en ervoor betalen! Ze loopt nooit zonder de schaduw van 'n ander, meestal een politieagent! Altijd Ja- en Amenzeggers!
Diep medelijden! Met Rechters en Koninginnen! Ik zou niet willen ruilen. Ik ben zo vrij als 'n vogel. Ik wil zo uniek blijven en zijn als ik ben. Iedereen even uniek!
| |
| |
Iedereen een dak boven zijn hoofd. Iedereen heeft een geweten dat hem plaagt, zolang de oorlog voortduurt! Iedereen is te laken als nog nooit een goddelijke vonk kommunikatie is overgeslagen op die mensen, die vanaf hun eigen hoogtes de domste dingen verkondigen!
Ja, geachte redaktie, ik ben geëngageerd. Maar ik kan slechts weinigen zó ver meekrijgen, als ik wil. Er is moed voor nodig, je mag niet bukken voor de slagen, berusten in het gareel. Daartegenover staat, dat je niemand dan jezelf verantwoording schuldig bent, omdat je met open vizier strijdt - ten behoeve van niets anders dan de waarheid. Ik heb al heel wat vervolgde minderheden meegemaakt, ik heb in 37 jaar hartstochtelijk leven zo ontzettend veel gezien, gehoord, ervaren en geleerd, dat ik 99% van wat geschreven wordt, als onzin en schijn van mij kan afschuiven. Zo weinig zijn degenen, die weten waarover ik het heb. Zo weinig, maar nog nooit zó levend. Tenslotte hebben wij slechts weet van dit ene leven, en dan nog je tijd te verspillen, te verliezen aan het verleden met protesten en provokaties?
Ik sta liever met m'n gezicht in de zon. Kijk, die is er voor iedereen, al mag je maar twee keer per dag een half uur luchten. De gedachte is vrij, en de geest zal zich nooit aan banden laten leggen. Daarom geloof ik in de uiteindelijke overwinning van het gezonde verstand; de wetenschap en de poëzie hebben altijd gezegevierd over het duister van het bijgeloof. Dit zijn waarlijk gouden tijden, en wie plukken wil, plukke! Beter ten hele gekeerd, dan ten halve gedwaald.
De onschuldige spreekt zijn woordje mee. In den beginne was Het Woord. Kommunikatie is groeiende. Kennis is macht. En we gaan die macht niet voor onszelf gebruiken (ons eigen kapitaaltje, huisje, boompje, tuintje, levensverzekeringetje, Financiële Dagblad-abonne- | |
| |
mentje - dat je toch niet kunt faire suivre in de dood) maar voor al die anderen, die schreeuwend gebrek lijden, of verstomd in hun honger niet eens meer vloeken, maar berusten.
Ik berust nooit, Edelachtbare!
Ik zal iedereen het licht laten zien, Edelachtbare!
Ik zal de angstige ratten uit de schepen jagen!
Ik zal ze leren zwemmen! Ik ben een reisgids, leer mij lezen!
En wat wil ik? Niet met je vechten! Ik wil liefhebben, tot je om genade smeekt - en ik zal je die schenken: ik heb je lief, zodra je mens wilt worden. Weet je wat dat is, mens? Ik heb er een flauw idee van, en ik leer dagelijks meer, er komt geen einde aan - want die revolutie is een evolutie, en wie zich stroomafwaarts naar zee laat meeslepen, wordt gedragen door de hoorn des overvloeds.
Maar je moet wél je angsten voorbij, want de dood die je wacht, is niet een gat, maar een geboorte.
En wie niet dagelijks geboren wil worden, die leeft niet.
Hij stierf ter plaatse. Uit een ander sprookje.
Ik ben blij, dat dit van mij afgeschreven is, er kwam een brief van Wim Hazeu bij me binnen, die mij aan een belofte herinnerde, en ik heb deze woorden blijkbaar vers op de lever liggen. Ik wist er niets van af, want ik schrijf spontaan en geïnspireerd. Maar nu ben ik dan weer 'n stuk verder, nu hoef ik die jongen Hofland (die ook z'n hoofd verloren heeft, als zovelen in de slagen van de laatste maanden) geen brief meer te schrijven.
Dit is bedoeld om te lezen en te laten lezen. Bedankt voor de brief, dit is mijn antwoord. Er is geen groter gave dan die van het schrijven. Het engagement. En ik. Als steeds bereidwillig.
(Kentering, juni-juli '66).
|
|