Vogelvrij. Bouwstenen 1963-1967
(1967)–Simon Vinkenoog– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 71]
| |
De Mazzel: een Ekstremistische, Gezonde MeningHet geoefende oog herkent onmiddellijk het soort boekje, wanneer men het aangekondigd ziet, zelfs al kent men de auteur ervan niet. Het is altijd een buitenstaander die zo'n boekje schrijft vanuit een wazig eigen standpunt. Zo'n boekje, dat dan eenmaal verschenen, en geheten Damsterdamse Extremisten (Dick P.J. van Reeuwijk, met een bijdrage van Cees Noordewier, De Bezige Bij, Amsterdam) bij doorbladering al bij het motto blijk geeft er niet eens een eigen standpunt op na te houden. Een mening heeft bij Dick P.J. van Reeuwijk waarschijnlijk niet vooropgestaan, toen hij na enkele jaren anp-korrespondentschap in een zo levende stad als Amsterdam, met de daarbij behorende ontmoetingen, verkenningen, het vluchtige dagbladwerk (telkens andere zesderangs verslaggevers, steeds dezelfde gezichten, hun roeping is een schnabbel), tot de ontdekking kwam dat hij wel eens wat verhaaltjes kon bundelen, tot zo'n leuk geplastificeerd boekje, dat erin gaat als koek, omdat het handelt over de aktualiteit (het boekje was al persklaar, toen de uitgever er gauw nog een hoofdstuk over de provo's liet bijschrijven), waarvan men nooit genoeg kan | |
[pagina 72]
| |
krijgen. Ruik eens de spruitjes van de zonde: ‘Inhoud. Inleiding.’ (Neus dicht, toornig gelaat voor:) ‘Nicotinisten aller standen. Het derde oog. De happeners. De wijsgeer, de dierenvriend en hun zaaltje. Universeel profeet Nicolaas Kroese. De prostitutie en de majoor. Heilige geheimen. De Heilige Daad (Door Cees Noordewier). De vernieuwers. Waaghals Wagenaar. De provo's.’ Verlicht haalt u adem, hoop ik - u zit tenminste veilig thuis, achter de kachel, bij u kan niets gebeuren, straks zetten we de televisie aan, gebak bij de koffie. Maar daarbuiten: het ráást om het huis. Buiten, dat is gespuis. Dat zijn gevaarlijke jongens. Dat is de zogenaamde zelfkant, daar hoor je nog wel eens over spreken, dat zie je in films, dat zijn bekken- en messentrekkende - ja wat? Wist de lezer van zo'n boekje maar onder één noemer te brengen wat zo'n journalist hem opdient. En dan treft hij het nog, want ándere koek kokhalst de lefgozerige journalist Wilko Bergmans in gooise en kennemer provinciale dagbladen: ‘De rosse jungle van Amsterdam - zedeloosheid, narcotica en pornografie’ - Wilko stoot als Cassius Clay, gemeen en raak. Recht in het middenrif. Alle sado-masochistische lezers zetten zich van huiveringwekkend afgrijzen schrap en nemen lebberend het leesvoer tot zich. Het is wáár, want het staat geschreven, kijk maar. Met plaatjes. Even citeren? Altijd zo heerlijk: ‘Linksboven: Provopaar in innige omhelzing bij hei Lieverdje. Rechts: twee jongens bekijken foto's van als vrouwen verklede mannen voor een Amsterdamse nachtclub. Onder: rechercheur Harry in een hoofdstedelijke opiumkit.’Ga naar voetnoot1 | |
[pagina 73]
| |
Ik dwaal af van mijn chapiter. Het boekje van Van Reeuwijk heeft een zuiverder afgestemde inleiding voor om informatie schreeuwende Bezige-Bijlezers. Hij steekt in zijn inleiding van wal. Amsterdam heeft door de eeuwen heen een grote aantrekkingskracht gehad.’ Dat haalt je de koekoek, het is de uniekste stad van de wereld. Dat komt door onze koloniën in voormalig Oost en huidig West, de haven, de Chinezen, de profeten (andere dan jij ontdekt, broeder), dat is het water, dat zijn de grachten, dat is - of was - een vrijhaven voor ketters als Descartes en Spinoza, die op de trap van zijn eigen synagoge werd vertrapt. Dat waren honderdduizend joden in 1940. Dat is alles wat amsterdams was en is - maar ik tref er geen woord over aan in het boekje. ‘Niet alleen op landgenoten, maar ook op buitenlanders, van wie er zo'n 15.000 permanent in de stad verblijven.’ Hij bedoelt dus de velen uit de provincie die het willen komen máken in Amsterdam? De jonge schrijver, en de copywriter uit Den Bosch, de schilder uit Hengelo, de groninger boerendochter, de nozem uit Leeuwarden, de notariszoon uit Vlissingen? De prinses die er wil trouwen? Mobiloil die er wil bouwen? De turkse Werkspoorarbei- | |
[pagina 74]
| |
ders? De spaanse restauranthouders? De leden van het Living Theatre, die er de meeste vrienden in Europa bijeen vonden? De dichters Pete Stevens, George Andrews, Ivy Abrahams, en Mel Clay, de schilders en beeldhouwers Santiago N., Sam Middleton, en Tajiri, de honderden ‘vreemdelingen’ die zich hier het meest van allen 'thuis 'voelen? ‘Dit is mede bepalend voor de gemeenschap van onze grootste stad.’ Jazeker, dat haalt je de koekoek, maar geen regel in het boekje over die buitenlanders, of over de ekstreme kalvinistische houding van de vreemdelingenpolitie, die niet toestaat dat een buitenlander hier een zogenaamd vrij huwelijk sluit. Die deze zomer Peter Bleyers zwangere aanstaande vrouw niet uit Engeland in Nederland binnenliet, zodat hij zieker en zieker werd en stierf? In memoriam Pete Tri. | |
‘Wanhoopsdaden’Geen regel over de Marokkanen, Turken en Surinamers die worden gearresteerd en/of gedeporteerd, omdat ze hetzelfde pijpje smoorden als hun vaders en grootvaders en overgrootvaders, omdat ze hun kultuur met zich meebrengen; zoals de Nederlander naar Zuid-Afrika zijn meest boerse apartheidspolitiek meeneemt en ‘zichzelf blijft’. Geen woord over de vele wanstanden waartegen de ‘ekstremist’ zich dagelijks moet verzetten, en die hij tegenover zijn buitenlandse vrienden moet goedpraten: die waanzinnige winkelsluitingswet, waardoor de stad 's avonds leger en vervelender wordt en je geen winkel - behalve een snoepen tabaksautomatiek - binnenkunt; het getreiter, gestaar, gekanker, gepest, de minachtende provinciaalse houding, het fatsoen, de schaamte, de achterklap, de middeleeuwse feodale reaktionaire houding - ik ben blij dat ik van tot | |
[pagina 75]
| |
voor kort spreek: de generatie van na de oorlog draait de rollen langzamerhand om - God zij dank genoeg tekenen aan de wand voor de veranderende tijden. Maar nogmaals, geen regel hierover in het boekje. Dat ieder mens een ekstremist wordt, zodra hij voelt en ziet en weet en ruikt en hoort dat het om zijn eigen leven gaat, dat ieder mens dagelijks slachtoffer van anderen, krankzinnigen kan worden, zo'n vanzelfsprekend besef kan negatief of positief uitslaan. Dat kunnen (uiteraard in Amsterdam) Roel van Duyns provo- ‘wanhoopsdaden’ zijn, die speldeprikken van het openbaar niet-gehoorzamen, door duizenden Amsterdammers elk weekeind ritueel bedreven, en élke voorganger is ze zo lief, die lastige en ekstreme amsterdamse gemeente. Robert Jasper mag best schreeuwen, en wat hij schreeuwt mag best waar zijn, lees maar bij Van Reeuwijk na wat hij zegt, iedereen kan gaan staan schreeuwen - in Londen, in Hyde Park. Het enige wat Amsterdam ontbreekt. Een podium waar iedereen iedereen kan ontmoeten. Elke ekstremist, elke burger. Ik zou zeker komen spreken, ik doe het in Tiel, Nijmegen, Leeuwarden, Hengelo, Den Bosch, Den Haag, Hoorn of Eindhoven. Maar het gaat zo moeilijk allemaal tegelijk uit te leggen wat er aan de hand is. Gerard Schippers zegt me bv.: ‘Je zegt nu wel, zet je ogen open, maar wat moet je dan zien?’ Een klok in profiel bij voorbeeld, of een berichtje tussen de regels in het amsterdamse weekblad Hit-week: ‘Amerika heeft 2000 17-jarige soldaten in Vietnam. Het gaat zich over hun aanwezigheid beraden. Zijn het er dan nog 2000? Van Reeuwijk: ‘Men gaat gemakkelijk verloren in anonimiteit van de massa.’ Weet ik, Simon V. niets van. Wat heeft het trouwens met het voorafgaande te maken? | |
[pagina 76]
| |
‘Misschien ligt hier een gedeeltelijke verklaring voor het verschijnsel der randfiguren, die men in Amsterdam op ieder gebied kan aantreffen. Deze wereldhervormers, profeten en vernieuwers blijken altijd weer voldoende voedingsbodem binnen de veel bezongen grachtengordel te vinden.’ Gooi er maar weer een rondvaartbootje tegenaan. Wat bedoelt hij nu? Dat deze w.h., p. en v. in de binnen- en buitenlanders een klankbodem vinden? Of zijn die provincialen en vreemdelingen de randfiguren? Typisch. In een stad als New York, veel groter, veel anoniemer, lopen de stakers met borden op straat. En de profeten barrevoets. In Amsterdam mogen jongens niet eens met krijt op straat tekenen, of muziek maken, of met meer dan zes man bijeenstaan. Of iets dergelijks. Alleen op Koninginnedag, dan mag alles, en één keer per oudjaar de uitlaat van een fikkie op de Nieuwmarkt. Eén pyromaan, Robert Jasper, kwam voor de rechter; hij maakte zich er als Prometheus af, met een geleende brandblusser; niet met een ‘emmertje water dat hij achter de hand had.’ De inleiding verder citerend: ‘Dat hun theorieën en gedragingen soms ekstreem zijn, vormt kennelijk geen beletsel. In Amsterdam is alles mogelijk.’ Met de laatste uitlating kan ik het eens zijn, maar waarom zouden theorieën en gedragingen een beletsel zijn? Niemand doet hier toch een ander, of zich zelf, letsel? Ik weet wel niet wat er ekstreem is aan het gedrag van de dierenvriend, de wijsgeer, de majoor; zij noch de anderen doen iemand kwaad, zij verlevendigen alleen maar het stadsbeeld; de waaghals, de rookmagiër en zelfs de provo's kwetsen niemand dan een niet-bestaande ‘openbare orde’. Al deze mensen zijn demokraten, staatsburgers, met gelijke rechten - en inderdaad, dat betwist Van Reeuwijk niet, hij wil ze allen tot hun recht laten komen. | |
[pagina 77]
| |
‘Natuurlijk kan uit het optreden van deze groep wel eens iets positiefs voortkomen. Over het algemeen echter is verwarring en misverstanden het enige resultaat. Aan sommige van die misverstanden hoopt dit boekje een einde te maken.’ | |
Alles is mogelijkDat is dan heel wat. Misverstanden bestaan rond zoveel diverse dingen, en nu vanuit een geleend standpunt gemeenteraadslid Herman van Veen, en majoor Bosshardt plus Bart Huges en Waaghals Wagenaar positief gezien? Omdat ze allemaal op de Zeedijk of rond het Leidseplein worden waargenomen? Ik ken trouwens niet iets als ‘deze groep’, ik ken slechts een aantal individuele Amsterdammers, over wie dan ook het boekje gaat. De rest is stoffering, figuratie, dat zijn de rekwisieten en vooral... het publiek. Want stunt de één met zijn vleugels als publiciteit voor zijn school ter opleiding van waterskikampioenen, de ander helpt gevallen meisjes op haar manier, zeker niet als groep. En de een zijn manier is weer wat anders, een paar te veel denken dat alleen zij gelijk hebben, en de derde zul je nooit zijn rampzalig denkbeeld de amsterdamse grachten te dempen afhandig kunnen maken. Als de Amsterdammer niet alleen lastig, maar ook wat ekstremistischer was, dan zou hij in geen enkel opzicht de huidige toestand aanvaarden. Hij zou onmiddellijk de straat op moeten hollen, schreeuwen om de waanzin in Vietnam - maar slechts in New York of Los Angeles krijg je 15.000 verstandige mensen bijeen, en in Engeland een paar hardnekkig vastende gekken. Of een brandende martelaar. Daar zouden ze op het Leidseplein van opkijken. Nu aan alle misverstanden een eind gemaakt is, kan dan gezegd worden dat door de huidige volksverhuizingen elk | |
[pagina 78]
| |
godenvolk zijn bestaan kan veroveren. Het kan nu alles, hier beginnend: ‘In Amsterdam is alles mogelijk.’ Ik heb het over een onbegonnen werk, dat iedereen blijft volhouden die waarlijk leeft: het zoeken naar het levenswater of de steen der wijzen, de kennis van het Ik, het Al (ik kan me in de talen van zoveel sekten hier en nu uitdrukken: en ze bedoelen allemaal hetzelfde), ik blijf het goede werk met genoegen volhouden. Ik leef m'n tijden wel mee! Ik vorm mij geen mening vooraf, ik weet bij voorbaat niets te duiden, ik tracht alleen maar alles te halen uit wat erin zit, alle nieuwe stijlen en anekdoten, ontwikkelingen en vermenigvuldigingen. Laat ik eens de amerikaanse psychiater Sidney Cohen citeren, die in zijn boek The Beyond Within, The LSD Story, in 1964 gepubliceerd in New York (Atheneum), schrijft: ‘Wij schieten de steile heiling van de opgaande kromme van vooruitgang omhoog. Elke indeks, of die nu is de snelheid van het reizen, de doeltreffendheid van kommunikatietechnieken, het aantal wetenschappelijke ontdekkingen, de groei van bevolkingen of de vernielingskracht van bewapeningen versnelt in buitengewoon tempo. Men kan spreken van een bevolkingseksplosie; het is even juist te spreken van een wetenschappelijke eksplosie, een informatie-eksplosie, transportatie, kommunicatie en bewapeningseksplosie, en vele andere. De sociale verandering gaat zo snel dat de voorschriften van één generatie de absurditeiten van de volgende generatie worden. De afwezigheid van stabiliteit, het verlies van traditionele zekerheden en de toenemende ingewikkeldheid van het leven zijn psychoiogisch beangstigend. Bovendien schijnt het streven van deze tijd onbestendig en oppervlakkig. De eeuwige vragen hoe te leven en hoe te sterven worden niet bevredigender | |
[pagina 79]
| |
beantwoord dan gedurende de vroege middeleeuwen.’
‘De titel is minder ekstreem dan men zou vermoeden. (Van Reeuwijk dus weer.) Volgens de grote Van Dale is een ekstremist iemand die uitersten najaagt. “Ekstremisme, het gaan, drijven tot de uiterste consequenties.” Een andere gevoelswaarde mag men in dit verband niet aan het woord ekstremist toekennen. “Damsterdamse ekstremisten” vormen dus een ruim begrip, dat een positieve waardering niet hoeft uit te sluiten. Anders zou u de namen van majoor Bosshardt, raadsleden en enige anderen hier niet in aantreffen. Van R.’ Een verward man dus, die niet weet wat hij zegt en waarover hij spreekt. Nee, wij aanvaarden het huidige bestel wel; wij kennen geen politieke ekstremisten (behalve weer de provo's), wij schuwen geen taboes. Bij van R. over het taboe, waartegen elke ekstremist (een ruim begrip) vecht, of het nu gelegen is in geld, macht, seks, politiek, angst of religie, géén woord. Geen woord hierover ter verduidelijking, geen inzicht in de achtergronden, niets dan wanbegrip tegenover de onder de loep genomen figuren, van wie bij voorbaat wordt aangenomen dat zij niets meer dan een willig slachtoffer van de publiciteit zijn. Bart Huges is niet hautain en arrogant, en het verhaal over zijn operatie is gelogen (ik kan het weten, ik was er de eerste - mislukte - keer bij). Bovendien ging Bart niet na de operatie ‘spoorslags naar het W.G. om zijn gat te laten vereeuwigen,’ dat deed hij pas drie weken na zijn tweede (geslaagde, want niet verhinderde) poging, toen hij een perskonferentie wilde beleggen. De eerste week kwam hij zijn bed niet eens uit. Uiteraard blijft de naam van een arts in het W.G. ‘vanwege het beroepsgeheim onvermeld’. Waarschijnlijk omdat die man niet bestaat. | |
[pagina 80]
| |
Mooie informatie. Van Reeuwijk heeft zich veel moois op de mouw laten spelden, veel onvoorstelbaars, veel gein en ongein. Profeten zijn rare mensen, sommigen dwalen van de weg, blijven steken in hun eigen God-zijn, vinden een te persoonlijke synthese - die niemand kan volgen, die ook niemand hoeft te volgen. Ieder maakt zijn eigen proselieten, de een heeft een ander publiek dan de volgende, en een schrijver als ik zoekt in Amsterdam een weg door de jungle, die elke stap nieuwe en verrassende vergezichten omhoog en vooruit oplevert. Een leuk boekje, maar lees het met een korrel zout, en luister eens naar de Meesters zelf? Elke vrijdagavond in de Raamstraat, elke zaterdagavond 12 uur op het Spui. Ik zet dit boekje bij in een afdeling ‘Amsterdam Magisch, Centrum’ van mijn zich met reuzen-schreden uitbreidende archief, waarbinnen ik iedereen en alles tot op de dag bijhoud - hun leugens en waarheden inkluis - bij de honderden knipsels die zo'n mooie tentoonstelling over amsterdamse hedendaagse ekstremisten zouden vormen, ik bewaar het wel, ik lach erom. Lach mee, en voor de rest: de mazzel!
(Vrij Nederland, 18 december 1965) |
|