Vogelvrij. Bouwstenen 1963-1967
(1967)–Simon Vinkenoog– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 54]
| |
Het Andere AmerikaTijd voor een tussentijdse balans. In woorden. Van ‘Amerika's bijdrage tot de kunst van nu.’ Terwijl ik luister naar Eric Dolphy at the Five SpotGa naar voetnoot1 en een amerikaanse vriend uitroept: ‘Why did this cat die, man?’ Toen ik in 1950 van de eksperimentele poëzie schreef (in de inleiding tot Atonaal) dat deze niet voor uitleg vatbaar was, werd ik op deze uitspraak van velerlei zijden aangevallen. De poëzie heeft zichzelf nimmer verloochend, logische essayistische wetten hebben haar niet in haar onafhankelijkheid kunnen vastleggen. Ook de levende kunst, die van nu, laat zich niet vastleggen - de vitaliteit van vandaag, die maakt dat het kunst- (d.i. levens)patroon een oneindig aantal schakeringen vertoont, is er één van een leven-in-wording. Nú is op weg naar morgen, en deze balans een blik achteruit op een weg waar verschillende mijlpalen in de vorm van monumenten zijn opgericht. Om ons te herinneren aan de weg voor ons, en om ons inzicht te geven in de verschillende mogelijkheden, waaruit vandaag te kiezen: de gezonde | |
[pagina 55]
| |
rebellie, een non-konformisme dat stoelt op de realiteit van materie, en een onomstotelijk geloof in kreativiteit en inspiratie. | |
Jazz: Charlie ParkerDe voornaamste bijdrage van Amerika in de 20e eeuw tot de menselijke beschaving is ongetwijfeld de jazz. De muzikale uiting van een verdrukt volk, dat de taal van zijn meesters niet tot zijn beschikking had, of - een protest voorbij woorden, via de meest universele menselijke kommunicatie, die van de muziek. Een muziek, die tot aandacht en luisteren dwong, meer werd dan een kollektieve ekspressie van één bevolkingsgroep, over kunstmatige rassen-barrières heen sprong en doordrong tot de ziel die immers geen diskriminatie kent - van anderen; die zich het idioom eigen maakten, dat eerst slechts gehoord, begrepen en geapprecieerd werd door insiders. Het feit dat de jazz zo enorm snel de evolutie doormaakte van ‘oerwoudklanken’ tot ‘kerk- en werk-muziek’ via cottonfields, spirituals, barrelhouses, speak-easies en show-boats naar kabaret, nachtklub, openluchttheater, dancings, Carnegie-hall en Concertgebouw, zou verbazingwekkend moeten zijn, ware het niet dat wij in een epoche met vele eksplosies (wetenschappelijk, informatief, konseptioneel) leefden. Dat een anonieme volkskunst zich zo zuiver weet te uiten, dat vijftig jaar na de eerst geregistreerde klanken namen van grootmeesters schitteren, behouden via moderne media, als grammofoonplaat, film en bandrecorder, is de grootste hulde die de jazz gebracht kan worden.
Aan de meest unieke van allen, Charlie Parker (1920-1955) werd een grootse hulde gebracht in de vorm van een boek, dat allen die via hun gehoor de grote klassikus | |
[pagina 56]
| |
Parker hebben leren kennen, nader tot zijn indrukwekkende persoonlijkheid zullen brengen; Bird: The Legend of Charlie Parker, door Robert Georg Reisner, The Citadel Press-New York, 1962. Duur, d.w.z. 4,95 dollar, maar ook door zijn meer dan 50 grote foto's zeer de moeite waard. Het is Reisner's grote verdienste dat hij behalve zijn eigen herinneringen (I remember Bird) een tachtigtal vrienden van Parker aan het woord heeft gelaten: ‘They too remember Bird’. Een galerij groten, onder wie Charlie Mingus: ‘Bird is not dead; he 's hiding out somewhere, and he'll be back with some new shit that will scare everyone to death’ en Dizzy Gillespie: ‘Whenever we met we used to kiss on the mouth. People want to believe there was animosity. The press likes it; it makes good copy.’ Good copy maakte ook de aanwezigheid van Bird met beschilderd bovenlijf en hoofd op een van Ted Joans' gekostumeerde parties in Greenwich Village. ‘In 1954 and '55, the Elsa Maxwell of the Village was Ted Joans, Ted, out of Louisville, Kentucky, swept into the Village and took over,’ schrijft Reisner over de surrealistische dichter Joans (geb. 1928), die de jaren sinds 1960 heeft doorgebracht in Afrika (Tanger, Tanganyika) en Europa (Zweden, Frankrijk, Denemarken, Nederland), zijn drie zoons noemde naar afrikaanse leiders: N'Kruma, (1957, Detroit, usa), Loemoemba (1963, Gibraltar) en Kanyatta (1965, Hammerfest, Noorwegen), en dit ogenblik Nederland en Duitsland doorkruist met zijn ‘happy hip happenings’. | |
De happeningNaast de jazz is de Happening wel de belangrijkste ‘nieuwe kunstvorm’ die in Amerika is ontstaan, uit een samengaan van verschillende bestaande andere vormen van ekspressie. Schilders als Rauschenberg, die het plas- | |
[pagina 57]
| |
tisch gebeuren niet langer wilden beperken tot de omvang van het beschilderd doek, en anderen als de beeldhouwer Claes Oldenburg werkten samen in een omgeving, en voor een publiek, dat hip genoeg was om mee te willen werken aan een synthese van verschillende kunstvormen in één groter geheel, dat de grenzen, weer gedenatureerd voortbestaande in de traditionalistische kunst tot op heden, overschreed en voorbij deze grenzen tot een opwindend, verrassend gebeuren kwam. Veertien Happenings zijn tussen de linnen banden van een dit jaar - 1965 - in New York verschenen boek uitgave terechtgekomen: ‘Happenings, an illustrated anthology, written and edited by Michael Kirby.’ Het boek van 288 pagina's (nog duurder: $ 6,95, maar weer 79 foto's) bevat de skripts en beschrijvingen van de volgende klassieke happenings: Van Allen Kaprow: 18 happenings in 6 parts; Coca Cola, Shirley Cannonball?; A Spring Happening; The Courtyard; van Red Grooms The Burning Building; van Robert Whitman The American Moon; Mouth; Flower; Water. Van Jim Dine The Car Crash, en van Claes Oldenburg Injun, World's Fair II, Gayety, en Autobodys. Tot op dit ogenblik hebben slechts een beperkt aantal personen kennisgemaakt met de happenings (ik spreek niet van de Spuitoestanden, waar velen met de politie kennismaakten), dit toneel-gebeuren (van schuur tot kunsthandel tot theater tot Edinburgh Festival) die ieder van zich slechts één keer kunnen plaatsvinden, die niet mee naar huis genomen kunnen worden, en waarvan de impakt slechts te proeven is door ooggetuigeverslagen, foto's en in dit boek het gevoel van de opwinding rond de voorbereiding en uitvoering er van. De bedoeling van dit boek wordt in de inleiding uiteengezet: ‘zoveel te bieden als maar gezegd kan worden over Happenings, en | |
[pagina 58]
| |
om aan hen die van Happenings gehoord hebben, maar 58 er nooit één gezien hebben, het gevoel van de ervaring zelf over te dragen, zo volledig als mogelijk met het gesproken woord.’ Kirby beschrijft het ontstaan van de Happening uit de ‘action collage’ en het théâtre de la cruauté van Antonin Artaud, Dada, het surrealisme, het Bauhaus en John Cage's theorieën over het toeval in de kunst, die onder meer leidden tot de oprichting van de Fluxus-beweging (George Maciunas, LaMonte Young en Georges Brecht) van welker voormannen ook in Nederland enkele malen via Wim (Crapaud) Schippers en Willem (Hitweek) de Ridder werk ten uitvoer werd gebracht. Ik herinner mij bijvoorbeeld uit The New Yorker het ooggetuigeverslag van een Happening, gehouden ter gelegenheid van een tentoonstelling van Jean Tinguely in het newyorkse Museum of Modern Art. De zwitserse, in Frankrijk wonende konstructeur had een zichzelf vernietigende machine gebouwd. Het halfuur destruktie leidde tot o.m. een spannende film, de komst van de brandweer, en legendevorming in de geschiedenis van de moderne kunst, die immers zo ontzettend veel beunhazen van verschillende huize en kaliber op zich af ziet komen.
Men ziet dagelijks, hoe de kunst van nu - zo teder en fragiel en al zo bloeiend in haar vormende kracht - wordt beschouwd met de versleten ogen van gisteren; hoeveel onbegrip zien de voormannen der verschillende nouvelles vagues (of het nu om poëzie, film, theater, dans of de happening gaat) niet tegenover zich, wanneer zij hun werk presenteren, en daarvan verslag zien uitgebracht door ‘kritici’, die volkomen apatisch, geestloos en bevooroordeeld staan tegenover het wezen, de vorm en de inhoud van het gebrachte. | |
[pagina 59]
| |
Het bracht de redakteuren van De (nederlandse-europese) Nieuwe Stijl er toe richtlijnen voor de pers te schrijven; het is niet toevallig dat in de kolommen van de Haagse Post, waaraan sinds '58 als kunstredakteur Armando verbonden is, de meest informatieve artikelen over de nieuwe kunstuitingen aan te treffen zijn. Het informatieve, kommunicerende karakter van de nieuwe stijl (en, meervoud: er is er niet 1, maar ze zijn samen één) is een der belangrijkste en meest opvallende aspekten er van. | |
PoëzieDuidelijk is dit te merken in de ontwikkeling van de moderne amerikaanse letterkunde: het proza, spontaan geschreven en voorgelezen, gebruikmakend van journalistieke effecten, ook wanneer het een beschrijving van een interieure monoloog of de stream of consciousness betreft; en de poëzie die het kontakt tussen dichter en mens weer wenst te herstellen, de brug weer te slaan tussen de bewuste en geëngageerde kunstenaar enerzijds, die zijn meningen en opvattingen, ideeën en gedachten, raadgevingen en kommentaren wil overbrengen, en anderzijds de mens, die in deze tijd leeft.
Niet alleen meer de kunstminnende mens, die zijn rok aantrekt voor de schouwburg, maar éerder de enkeling die zijn werkelijkheid als rijk, overvloedig en opwindend weet te ervaren. Deze veeltallige enkeling, die dagelijks in aantal groeit (want meer en meer jongeren van alle generaties weten zich gebonden door de intuïtieve wetenschap, dat het leven slechts dan de moeite waard is als het swingt, of het nu bij de Rolling Stones, het Tibetaanse Dodenboek of een film van Godard is) ziet de hem omringende werkelijkheid als het uitgangspunt, van waaruit hij zijn kreativiteit leert kennen. | |
[pagina 60]
| |
De amerikaanse dichter van nu, is de achterkleinzoon van Walt Whitman, die van het volk zong, hij kent de lessen van Lautréamont die de poëzie-van-iedereen voorzag, en hij heeft zich de lessen van Ezra Pound, deze gigantische epos-bouwer, eigen gemaakt: ‘Make it new!’ Nieuw is de taal te maken, daar de poëtische gebruiker haar niet Ianger ziet als een typografisch rijm-beeld, gestruktureerd in metrum en methodiek, waarin zich een aantal impressies en emotionele verbeeldingen laat betrappen, maar als een werktuig dat zo nauwkeurig gehanteerd dient te worden als de symbolen van de wiskundige, de analyse van de fysikus, en het betoog van de denker. Dat de dichter daarnaast de mogelijkheden van de menselijke psyche herkent tot in de verste gebieden, altijd hongert naar ervaring en zich zonder angst, d.w.z. objektief door het leven beweegt, is een allereerste vereiste die men de dichter kan stellen, die zich (immers Mallarmé dixit) bedient van de zuiverste woorden van zijn stam. In Amerika is ongetwijfeld de grootste dichter van dit ogenblik Allen Ginsberg, de nu 39-jarige zoon van een joodse leraar-dichter en diens uit Rusland geëmigreerde vrouw. Een second-generation American, als zijn generatiegenoten, de nisei Shinkichi Tajiri, van japanse ouders, en Jack Kerouac, van frans-canadese afkomst.
De jonge Amerikaan is het meest treffende voorbeeld van de mens-in-wording, die zijn afkomst niet kent in één land, maar beseft dat zijn wereld een konglomeraat van landen en volken is, en voor wie in zijn wordende geschiedenis de invloed van het Verre Oosten even belangrijk kan zijn, als dat van Afrika, of Europa. Ons werelddeel ziet zijn kulturele hegemonie verdwijnen in een wereld, die geen grenzen en afstanden meer | |
[pagina 61]
| |
kent. De beeldende kunst-markten zijn verplaatst van Parijs naar Londen en New York; de belangrijkste toneelschrijvers van het ogenblik zijn amerikaans: Arthur Miller, Edward Albee, en Tennessee Williams. Een prozaïst als Henry Miller, de man die in de meest parijse situaties altijd Amerikaan bleef, is met geen andere auteur te vergelijken, en is het een wonder of is het vanzelfsprekend dat Nabokov, na de parijse emigratie als zijn nieuwe vaderland de Verenigde Staten zag, zoals duizenden anderen, onder wie de nederlandse schilder Willem de Kooning zeker niet de minste is? De dichter Allen Ginsberg, die in KaddishGa naar voetnoot1 de oude joodse gebedsvorm gebruikte, en in Howl (dat in ca. 100.000 eksemplaren verkocht werd) een ontroerende ode aan Amerika onder woorden bracht - bedient zich de laatste jaren voornamelijk van het publiekelijk optreden, om zijn ‘lezers’ te konfronteren. De stem van de dichter is niet meer weg te denken uit zijn poëzie, het is het gesproken woord dat op de oren afkomt, en niet langer een literair estetisch en niet-geëngageerd eskapistisch tijdverdrijf. Beluister bijvoorbeeld de grammofoonplaten, die van Kerouac, Ferlinghetti en Ginsberg gemaakt zijn, waarop de dichters uit eigen werk lezen. Hun eigen werk zeggen. | |
Folk-songNiet zeggen, maar zingen doet de troubadour Bob Dylan zijn teksten, op eigen muziek, met de massa-instrumenten van deze tijd, de gitaar en de mondharmonica. Wat Dylan doet, is niet duidelijk te maken aan degenen die hem nog nooit gehoord hebben. Sommigen ver- | |
[pagina 62]
| |
kiezen de versies, die andere zangers maken van Bob Dylan's songs, en die sinds lange maanden op de hitparades van de V.S., Engeland en ook Nederland staan; If you gotta go, go now (de Manfred Mann-groep met Paul Jones als zanger), Like a rolling stone, of It's all over now, baby blue (gezongen door zangeres Joan Baez) en All I really want to do (gezongen door Cher, van het couple Sonny & Cher). Volgens laatste opgaven, bij de Top Ten lp's in Amerika staan de laatste twee, ook in Nederland verkrijgbare platen, Highway 61 Revisited, en Bringing It All Back Home. Wie via cbs zijn oor bij Dylan te luisteren legt, hoort het meest zuiver geuite geluid van Amerika's bewust levende jeugd, die zich afvraagt of God wel aan je zijde staat als je de wapens heft tegen de ander, of het nu een Roodhuid, een Spanjaard, een Duitser, een Rus of een Chinees is. Een jeugd, die - het zij een minderheid - ten getale van 15.000 deze maand protesteerde in New York tegen een barre en boze oorlog in Vietnam, en beseft dat (weer Dylan): The times they are a-changin'. Paul Rodenko heeft eens geschreven, dat hij een avantgardist is, die zich voelt staan op een kruispunt van oude en nieuwe tijden, en die nieuwe tijd mee voorbereidt. In dit besef, dat van een levende avant-garde, die zich op alle terreinen van kultuur en geesteswetenschappen roert, vrijelijk lenend van de klassieken, profiterend van de grootste kultuurverschuivingen in de 20e eeuw, voltrekt zich de cybernetische, onafwendbare evolutie. | |
Gezonde filosofieNaar een Joyous Cosmology zoals de amerikaanse (in '38 uit Engeland overgekomen) filosoof Alan Watts zijn Adventures in the Chemistry of Consciousness, (verschenen bij Pantheon, New York, 1962) noemt; wel een | |
[pagina 63]
| |
van de meest geïnspireerde uitgaven van de schrijver van een ook in het nederlands (Van Loghum Slaterus) verschenen gezaghebbend boek over Zen-boeddhisme. Schrijvend over de gezondheid, die de mens terug zal vinden voordat hij de machine domineert: ‘Als onze gezondheid sterk en fleksibel hoort te zijn, moeten er zo nu en dan periodes zijn voor de uiting van volledig spontane beweging - voor dansen, zingen, krijsen, wauwelen, springen, kreunen, huilen - in het kort om welke beweging dan ook op te volgen waartoe het organisme als een geheel geneigd schijnt te zijn. Het is in het geheel niet onmogelijk om fysieke en morele grenzen op te stellen, waarbinnen deze vrijheid van handelen ten uitdrukking gebracht kan worden - sensibele konteksten waarbinnen nonsens zijn gang kan gaan. Zij die zorgen voor deze essentiële irrationaliteit zullen nooit saai of vervelend (stuffy or dull) worden, en, wat veel belangrijker is, zij zullen de kanalen openleggen waardoor de formatieve en intelligente spontaneïteit van het organisme uiteindelijk het bewustzijn kan binnenstromen. Dit is de reden dat het vrije associëren zo'n waardevolle techniek is in de psychotherapie; de enige beperking zijnde dat het uitsluitend verbaal is. De funktie van zulke intervallen voor nonsens is niet alleen een uitlaat te zijn voor opgekropte gevoelens of onverbruikte psychische energie, maar om een wijze van spontane handeling in beweging te brengen, die hoewel eerst nonsens schijnende, zich ten slotte kan uitdrukken in verstaanbare vormen.’ | |
Leven als kunstWatts heeft de taak van de happenende kunstenaars juist omschreven, zonder deze bij name als uitzonderlijke gevolksgroep te benoemen. Elk spelend mens is kunstenaar, iedereen die danst en zich verbonden voelt binnen | |
[pagina 64]
| |
het grote spel dat leven heet. Wie Peter Sellers in What's new, pussycat? psychiater heeft zien spelen, heeft de bevrijdende en lachend verruimende werking van het spontane spel kunnen ondergaan. Zo werkt ook de kunst bevrijdend op degenen die de werkelijkheid spelend, intuïtief en scheppend willen ondergaan, via de jazz, of andere beats, de happening, de poëzie of de klare boodschap van het lichaam, dat zal protesteren tegen de dodende routine en de verslavende automatisering van de mens, zolang er nog ‘een formatieve en intelligente spontaneïteit’ in hem aanwezig is. Het is de enige ‘uitleg’ die van kunst gegeven kan worden, van de eksperimenterende, zich evoluerende, op het gehele bewustzijn betrokken zijnde en tot de totale mens sprekende art of living. Een vitale bijdrage tot dit interieur-landschap heeft Amerika geleverd: Amerika, insolite, en als altijd: onbegrensd in zijn mogelijkheden.
(Kunst van nu, november 1965) |