Mr. H.K.: ‘Je bent een flinke jongen geworden.’ Ja, zo is het, het telt ook op de kermis. Ik scheid een brallerige, vechterig uitdagende zeventien- of achttienjarige van zijn tegenstander, door tussen hen door te lopen met Reineke en H.K. achter mij, ik duw hem opzij, van mijn pad, met de rug van de hand in zijn rug (wij naderen van achteren, het is een vechtersbaasje van niks, hij ziet niet eens wat er àchter hem gebeurt) en artikuleer in zijn oor: ‘Rùs-tig.’
Ik zie hoe hij zich uitdagend omdraait, hij ziet me niet eens aan op ooghoogte, hij komt tot schouderhoogte; mijn antwoord op een vanavond gestelde vraag 1m86 blond kort haar maat schoenen 43 blauwgrijsgroene ogen; hij ziet het zwarte leer van mijn jas, kijkt niet tot in mijn ogen (ik wacht). Hij wendt zich af, heeft genoeg circumstancial evidence om zijn uitdagende houding te laten varen. Hij keek me niet eens in de ogen.
De kermis heb ik met de ogen van de bezoekers gezien, hoog in het rad verplaatste ik mij in H.K.'s angst, maar hij zit in hetzelfde schuitje als wij. Het kost me niet zoveel moeite, ik ken de angst nog van tezeer nabij, ook op de foto van Ed van der Elsken achterop Hoogseizoen zit ik er niet zo happy bij. Vreemd te weten dat ik in deze pagina's (voor hoelang?) afscheid neem.
‘Tot het volgende boekje,’ riep de studente maatschappelijk werk me toe, die het zo ‘interessant’ vond dat ik in de Cotton Club pen en papier voor me had liggen.
‘Hoe vind je het nou, als de mensen je herkennen?’ vraagt de andere Simon. Ik antwoord op goed geluk: ‘Als ze me iets te vertellen hebben, is het leuk. Maar zo vaak zijn ze ontoereikend.’
Wat wist de ober in de poffertjeskraam (deze chambres séparées uit een ander tijdvak, deze oneindige chique uit mijn jeugd, dit fin de siècle interieur van hout en gordijntjes, met de blinkend kopergepoetste ketels, dit film-interieur) anders dan moeizaam te uiten: ‘Van de televisie, hè?’
Ja, en toch is het al langer dan anderhalf jaar geleden dat ik de laatste keer een Atelierbezoek (bij Rik van Bentum) aflegde voor de VPRO-televisie. Ik heb, nieuwe kijkers, ook een roemrucht televisieverleden: dokumentaires en interviews. De jaren 1958 tot 1962 vullen mijn beeldbuis, jaren later herkennen ze mijn gezicht nog. Ik word vaak herkend, door de foto's, het nieuws, en in de laatste plaats door mijn werk. Wie herkent mij hier?