Liefde. Zeventig dagen op ooghoogte
(1965)–Simon Vinkenoog– Auteursrechtelijk beschermdzondagavond 26 april 1964
| |||||||
[pagina 426]
| |||||||
aan, werd er opnieuw ingeduwd door een medespeler, die op zijn beurt door de protesterend toegelopen manager voor straf in de fontein werd geworpen. Een natte processie, ik ben van het gebeuren een onvolmaakt ooggetuige - ik wachtte niet af, om te kijken. Nauwelijks zag ik, of ik wilde weten wat er gebeurde (de eerste jongen kleedde zich weer aan) en ik liep op het gebeuren af, hoorde, kwam terug om het eerste verslag aan m'n gezelschap uit te brengen, en miste daardoor het vervolg, gedurende enkele cruciale minuten. Wat ik al niet eerder miste: vanmiddag voor het eerst mijn geboortestad Amsterdam van een hoogte van 1300 feet, met Stephen als piloot, Reineke naast hem de luchtdoop ondergaand en Matthias en ik achter in de ruime, glas-overkoepelde kabine van de Morane-Saulnier PH-MSB. Hij, binnen twee weken drie jaar oud, voor de tweede maal, en nu voor het eerst bewust van zijn opmerkingsgave, uitdrukkingsvermogen en onbegrensde verwondering, door onze vertrouwenwekkende geruststellende liefdevolle aanwezigheid tot een einde-kick komende. Geen enkele angst toonde hij, voelde hij, over mijn schoot kroop hij beurtelings naar links en rechts om het gebeuren gade te slaan, wijzend op auto's, boten, molens, huizen en vliegtuigen; boven Schiphol, een ‘oefenvlucht boven de landingsbaan’, niet als vorig jaar rond deze tijd een landing, gevolgd door een kop koffie in het restaurant van Schiphol, en weer terug naar Hilversum. Vijftig minuten en Matthias, de vinger omhooggestrekt, juichend ‘nóg hoger!’, uit een instinktief weten dat de mens geboren is om te vliegen. Hoe anders wordt het vliegen voor zijn generatie dan de mijne, hoewel ik persoonlijk in dit opzicht verwend ben: tientallen uren vliegen tel ik tussen de vliegvelden van Parijs, Londen, Zürich, Lissabon, Dakar, Rio de Janeiro, Porto Alegre, Montevideo, Buenos Aires (met vliegboot over de Rio Plata), Sao Paulo, Trinidad, Miami, New York, Parijs (1954) en op het andere halfrond: Genève, Rome, Caïro, Koeweit, Calcutta, New Delhi, terug via Istanboel (niet Caïro, want er was eind '56 oorlog met Israël). Wat is dit: geheugen? Het is nauwelijks ijdelheid: ik was gisteravond in een gezelschap, waarvan het merendeel der aanwezigen nog nooit had gevlogen. De eerste belevenis zal ik nooit | |||||||
[pagina 427]
| |||||||
meer de mijne kunnen noemen, ik ben het ‘gewend’, (verslaafd?), en ook in de kleine ruimte van een schuddend, springerig sportvliegtuigje, dat reageert op de geringste bewegingen is het niet ‘alsof de aarde van me wegvalt’ maar het landschap dat zijn wezenlijke karakter krijgt, in een nieuwe en juiste dimensie: karakter: de Randstad Holland. Speelgoedwegen, een uitgestrekt Madurodam, met de pittoreske, aandoenlijke, liefderijke en ook kneuterige trekjes, dat elk spionnetje toont, tegen de voorbijgangers aan de raamlijst opgehangen. Ik laat er buitenlanders wel eens om lachen. (Hahaha.) Spiegelen aan de Ander. Het vliegen een goede lift - in hetzelfde formaat vliegtuig zat ik afgelopen zomer negen keer met zeven man samengepakt. In plaats van een deur gaapte een open deurlijst, waarlangs de moniteur, op z'n knieën gehurkt, losjes met één hand de lijst omklemd houdende, de buikparachute achter zich op de vloer, turend naar het schaakbord, het kruis in de cirkel op het vliegveld beneden, de stad Lille, de uitgebreide industrieterreinen, weilanden, bosschages, graanvelden rondom, en vlakbij het door de anderen al eerder glimlachend aangewezen kerkhof. Aan de hand van een ingevulde vlieglijst voor zich houdt de moniteur de volgorde van de stick bij, kijkt hoe we in het niets springen, in de aangegeven houding, wij beginnelingen van een hoogte van 500 tot 700 meter. Wij: ik: motorhelm, stofbril, soldatenveterlaarzen, handschoenen, ingesnoerd in nylon-overall met het kanvas banden-harnas over borst, schouders, tussen de dijen door vastgegespt, waaraan gekoppeld de buik- en zelfgevouwen rugparachute, die met een 5 meter lange band over de schouders gevouwen is verbonden aan een staaldraad in het vliegtuig en na de sprong automatisch zal opengaan. Ik kijk om me heen, naar de andere sportspringers: Franse, Belgische en Nederlandse jongens. We glimlachen flauwtjes, het denderend geluid van de motor maakt het spreken onmogelijk, het vliegtuig stijgt hoger en hoger, in cirkels, tot de gewenste hoogte is bereikt. De piloot en moniteur, rug aan rug, houden rekening met de windkracht, richting en snelheid; de moniteur steekt zijn hand waarschuwend op, roept naar de piloot: coupez...! De piloot zet zijn moter op een lager toerental, het geluid ver- | |||||||
[pagina 428]
| |||||||
flauwt, het vliegtuig mindert snelheid, dan kijkt de moniteur je aan, je staat moeizaam op, je hebt de tijd niet naar de anderen te kijken, je vermijdt met je voeten de staaldraad, de band die je rugparachute met het vliegtuig verbindt, je kijkt hem aan, binnen drie sekonden de opdracht: sautez...! en je wrikt je naar voren, van de anderen weg, met beide handen je afzettend tegen de voorbijsuizende wind, en je springt. De aarde tegemoet. De hemel tegemoet. De zwaartekracht tegemoet. Het leven tegemoet. De leegte in. Was het de laatste mens, die je zag? Ziet zo de mens eruit? Je hebt je overgegeven aan je eigen zelfvertrouwen, het geloof in je kunnen - met hoeveel zorg heb je de parachute gevouwen waaraan je neer zult dalen - en de beslissing nam je op het ogenblik dat je de training volgde, de papieren invulde, de medische kontrole onderging, je aanmeldde voor de stick,Ga naar voetnoot† in de rij ging staan om de uitrusting te laten kontroleren, op het vliegtuig wachtend, dat aan komt taksiën over het grasveld, terug van de vorige vlucht, en je stapt in als je naam wordt afgeroepen. Je klimt in het vliegtuig, moeizaam met de bepakking, en je weet: je komt niet met het vliegtuig terug, maar uit die lucht vallen die zich horizontenver rondom je opstapelt, een leegte die niet leeg is, een oppervlakte die bestaat, doorsneden door atmosferische draaggolven, waarin jij. Je zag de anderen, die juist gesprongen hebben, langzaam neerkomen. (Na je: de van 10 tot 75 sekonden vrij vallende skydivers, - 250 km/u. - die van 4000 meter hoogte springen, en hun parachute na de val openen, met eigen kracht, na figuren te hebben gemaakt in de val.) Je maakt de vrije val maar drie sekonden mee, maar wat kan er niet gebeuren in die tijd! Doe de ogen dicht, tel tweeëntwintig tweeëntwintig tweeëntwintig, langzaam, en vergeet dat je in een stoel zit, denk je in (stel me nou voor) dat je valt in het niets, met dié snelheid, tweehonderd en vijftig kilometer per uur, de armen gespreid, op de buik, het hoofd in de nek, als een vogel. You fly like a bird. Yes, man, yes. You fly. You've never felt like this before, have you? This is it. And I owe it all to Stephen. Thank you. Na drie sekonden is de band tot zijn gehele lengte uitgetrokken, de parachute opengebarsten vanuit de drie touwtjes, die hem | |||||||
[pagina 429]
| |||||||
binnen het pak hielden, en ook tot zijn totale lengte uitgetrokken, de wind bolt er in, met een schok hang je, at ease. Je kijkt omhoog: vierentwintig stralen die naar binnen toelopen, de volmaakte nylon cirkel van tien meter doorsnee, je zweeft, je bent een luxe toerist. Op eigen wieken... Tussen hemel en aarde, alles en alles, niets en niets. Je nadert de nu inderdaad nadersnellende aarde, je oefent de voorgeschreven oefeningen, die je nader tot het doel - het twee meter grote kruis van plastic doek in de cirkel van vijfentwintig meter grint - zullen brengen, het trekken vooruit, achteruit, links, rechts, al naar windrichting, draaien, sturen, en je neemt de landingshouding aan, de ellebogen tegen de borst gedrukt, de handen om de omlaaggehouden banden, die naar de koorden leiden, de kin op de borst, de benen ontspannen, knieën en voeten tegen elkaar, je weet hoe je kontakt zult maken met de aarde, je hakken, billen, de diagonaal naar je schouders, je weet hoe je je lichaam zult rollen. De aarde is van jou. Jij bent de aarde. Je zou wel uren willen blijven liggen, na deze paar minuten statig zwevend dalen, hoe geurig is het gras, hoe vol het leven. Maar je staat op, om blijk te geven (uit de verte is je landing met een verrekijker gevolgd) dat je uitstekend geland bent, en je pakt de ineengefladderde parachute bijeen, bindt hem voorlopig op, je kijkt naar de anderen die nog in de lucht hangen, onderweg heb je ze ook gezien, de kleine mede-mensen tussen hemel en aarde, je hangt het pak weer over de rug en sjokt naar de salle de pliage. Eén keer vier sprongen op één dag; als het druk is maar een of twee. Negen in totaal. De eerste vijftien behoren tot een stage. (Fr.: opleiding, cursus, E.: toneel, scène). De laatste vijftien. Alle sprongen. Hoe lang duurt de herinnering? De anderen zijn copains, je zit dezelfde middag of avond in de huiskamer van een kaféhoudster in een nabijgelegen dorpje, met uitzicht op kerk en mairie, je hebt vrienden en gemeenschappelijke ervaringen: de sterke verhalen, die zo sterk kunnen zijn als dat van de jonge landgenoot, die mij vertelde hoe hij bij zijn derde sprong in een windhoos verzeild raakte: hij was de eerste - en de laatste - van de stick om te | |||||||
[pagina 430]
| |||||||
springen (de anderen kwamen met het vliegtuig terug, sprongen niet). Een verkeerde windkracht was gemeten, of de wind was plotseling van richting en/of snelheid veranderd: hij dreef elf kilometer af, over een dorp, tussen boomtoppen, kerktorens en daken, met zijn nog theoretische kennis wikkend en laverend, navigerend en drijvend, om tenslotte te landen in een weiland, van de grond af gevolgd door een auto. Ik heb geen sensationele verhalen te vertellen: de sprongen die ik in Lille-Bondue maakte hielpen mij op een geheel andere wijze mijzelf te leren kennen, ik weet wat het is, ik lees Perrault's De parachutisten ànders, ik behoor niet tot de fascistische vermetelen, die de dood zoeken. Ik zoek het leven. Ik ben gezond, een gezonde geest in gezond lichaam - tot mijn vreugde hoorde ik enkele weken geleden van Reinekes tandarts (de eerste die ik in twintig jaar zag) dat ook mijn gebit volkomen gezond is, enkele vullingen zijn ondertussen aangebracht. Eén keer was inderdaad de wind zo krachtig (we moesten een halfuur lang bepakt op het veld staan, voordat het vliegtuig toestemming kreeg op te stijgen) dat ik twintig meter over de grond werd meegesleurd; in dezelfde stick springend kwam ook Louis van Gasteren tamelijk onzacht op de aarde terecht; ik weet niet hoe mijn gestel zich tegen een dergelijk hardhandig treffen zou hebben gehouden. De sprongen werden in enkele weekends gepropt, die ik met Stephen (guru in dit boek) naar en van Lille reed. Ik maakte een journalistiek verslag voor de Haagse Post, het parachutisme was dat najaar een onderwerp van gesprek, mede dankzij enkele Amerikaanse televisiefilms in de serie Ripcord. Gesprekken gingen over de vrije val, ik wilde het parachutisme tot onderwerp van een boek maken, ik hoorde van transcendentale belevingen bij bergbeklimmers, Poolreizigers, natuurvorsers, mystici en monniken, identiek aan die van skydivers, ik zag en ervoer hoe in deze aktief bedreven sport (religie, high, ekstase, overgave) de mens een natuurlijke Godgegeven uitlaat voor zijn driften kan vinden, hoe hij zijn inhibities kan kwijtraken, remmingen opheffen en frustraties lozen - ik wist dat de mens zich altijd wil meten, met zichzelf, de wereld, en de grens van zijn kunnen en kennen. Aan tafel kamaraderie: geen zeuren over boekjes en blaadjes, | |||||||
[pagina 431]
| |||||||
politiekjes en intrigetjes - mensen van zó verschillend slag: studenten, zakenlieden, dokters, advokaten, arbeiders, dienstplichtigen. Mensen. ‘Wat Simon durft, durft Cremer ook,’ zei hij tegen Scheepmaker. Hij ging eenmaal mee naar Lille, evenals Armando die enkele dagen bleef, en een sprong maakte. Voor hoffotograaf Wim van der Linden poseerden wij; gelukkig lach ik, ontspannen zittend in de deurlijst van het vliegtuig dat voor de hangar staat, die gekke soldatenschoenen aan mijn voeten, te voorschijn komend uit de fladderende pijpen van m'n nylon-overall, voor een paar tientjes in een dump gekocht. De anderen serieuzer, sjieker gekleed, de voeten wijdbeens op de grond, aandachtig kijkend, voor de trotse vogel (een lekkend oud kreng, dat al heel wat heeft afgevlogen). Een dekor. Een ander dekor. Elk samenzijn is een dekor, één uit de ontelbare mogelijkheden die wij ieder ogenblik weer kunnen kiezen. Wij hebben de keuze. We moeten weten waar wij staan. Wie wij zijn. Jij. En ik, telkens opnieuw, want vandaag is al spoedig morgen. Nu is ook straks.
*
Als de mens zijn hoge bestemming wil bereiken, de liefde leren kennen (om ‘wat hij van de liefde weet’ uit te dragen) dan leert hij de waarheid onderscheiden in elke ervaring. Dan weet hij zijn ego te harmoniseren, zijn ontwikkeling op de voet te volgen, het rijpingsproces van zijn driften, instinkten, gevoelens en emoties van wel zeer nabij gade te slaan: in het zelf, de anderen. Een artikel over Hallucinogenic Drugs in de Scientific American van april '64 (van Barron, Jarvik en Bunnell) omschrijft het geintegreerde ego zeer duidelijk:
| |||||||
[pagina 432]
| |||||||
Zo is het. Ik verstoor. To disrupt: uiteenrukken, scheuren, splitsen, scheiden, verbreken, vernietigen. Ik blijf rukken en breken. Niets onvoorspelbaars is mij vreemd: ik heb het ego vernietigd; verloren. Ik ken alle voorspellingen, ik geloof alles, niets is ongerijmd, ik neem alle uitdagingen aan. En dat. Ik herken. Nee, ik projekteer niet (of nauwelijks). Ik luister, ik herlees mijzelf. Ik lees in mijn stamelende woorden dat ego, dat vreemde begrip, waarmee ik zolang overhoop heb gelegen. Ik ontving een gezond en sterk ego terug - in ruil voor de overgave. Dit is genezing. Dit is in koelen bloede mijn huidige waarheid, hier en nu. Ik funktioneer herstellend, niet alleen een wonde aan mijn vinger geneest, maar ook een verkeersopstopping in de hersenen (zoals ik met geen traffic-jams iets te maken heb; geen spitsuur voor de geroutineerde scooterberijder) - ik raak vertrouwd met de dynamiek van de relativiteit. | |||||||
[pagina 433]
| |||||||
Dit gaat van hieruit, tot heel ver, en waar ik nog komen mag: God weet het, hij staat mij bij. Niet als zwakte, want geen van mijn daden zal ik op andermans schouders schuiven. Ik doe alles zelf. Ik doe dit. Ik handel. Ik reageer. Ik funktioneer. Ik, vindingrijke, waakzame, ik inzicht. Ik, niet langer ik, schaduw (Spiegelschrift). Ik, speler. Dienovereenkomstig handel ik. Niet altijd ben ik in staat de uitdaging te aanvaarden, ik heb ook geloochend de mij ter beschikking staande middelen, soms maak ik niet gebruik van mijn liefdevolle wapens, zoek ik naar lamlendige redelijke verklaringen voor een ‘divine madness’. Ik kan alles uitleggen: de high, de normale staat, God, het bewustzijn - ik ben een vertaler van het leven, ik vertolk de dingen naar waarheid, zoals die zich aan mij voordoen. Ik heb een open oog. Een grap over mijn naam is nu toegestaan. Ik ben erop toegespitst. Wat zijn de buitenzintuiglijke waarneembare onderbewust geprojekteerde te verwezenlijken mogelijkheden? Ik vind het uit; ik liefhebber in dit leven, ik buit het genot uit. Geen groter genot dan het doen-verdwijnen en zien-verdwijnen van problemen. Negatieve energie transformeren in positieve. It works when you work. Ik haal alles uit wat erin zit. Ik ben ziek geweest, zieker dan ik zelf kan weten. Kwaad gedaan, onvoorstelbaar veel schade heb ik aangericht, maar niets is onherstelbaar en ik boet voor het verleden, ik vergoed zoveel mogelijk. Ik vertegenwoordig een weten, dat door het lijden is gegroeid, er bovenuit heeft kunnen stijgen. Dit is de wedergeboorte. Dit is het ogenblik. Dit is spontaan. Dit rust tussen de ogen, dit is het derde oog, het oog-en-blik, ik ben nog niet volmaakt, ik blijf mee-lijden, niet heb ik de antwoorden klaar - maar ik kan de weg wijzen. Ik houd je de spiegel voor, de vorm is gegoten in inhoud voor het intellekt, dat verschil in het omdraaien van think naar don't. Op het ogenblik dat de vraag gesteld wordt kan het antwoord niet uitblijven. Word je vragen gewaar, dan ligt ook het antwoord voor het grijpen. Ik kan niet antwoorden, ik kan alleen mijn eigen vragen blijven stellen. Leer grijpen. Leer de vingers en zintuigen hanteren, leer groeien en opvoeden. | |||||||
[pagina 434]
| |||||||
Het beroep van Matthias, de grote: Toneelspeler? Dichter? Makelaar in effekten? Desperado, playboy, multimiljonair, voddenraper? Het maakt niets uit: ik wil - een goed mens wil ik herkennen, dezelfde ziel, dezelfde kansen, dezelfde gelijkgerechtigheid, dezelfde toekomst. Heb ik los kunnen laten? Ik liet los. Ik ontdeed me. Ik bind me. Ik verbond me. Ik betreurde. Ik aanvaardde. Ik wist en weet. Ik ben de gelukkige minnaar, door geen twijfel verrast.
*
Het is niet te beschrijven wat hier gebeurt. Het is niet te beschrijven wat er op de ontelbare andere ogenblikken, plaatsen en andere hoedanigheidsbepalingen gebeurt. Het is niet het bladeren in oude notities, het is het nu, het rumineren in de herinnering, de meest nabijliggende ervaringen, de vele ansichtkaarten die mijn ogen vanmiddag meenamen, het eksplorerend eksploderend bewustzijn - ik kan deze regel in de steek laten, ik weet nog niet wat er komt, ik laat me afleiden, kom terug, en ga verder, het is inderdaad automatisch - en het terstond gehandeld hebbende naderhand begrijpen waarom. Het is een groeiproces, een beklimming, omdat ik gestadig klimmend weet waarom. Het is een herstelproces, want ik ben ziek geweest. Ik heb de haat aanbeden. Ik heb me laten leven, in plaats van te leven. Ik heb valse goden aanbeden. Geboden overschreden, het eerste en enige: heb lief. Ik bega overtredingen, aan de lopende band. De Opiumwet. De Moraal. De vastgekluisterde overtuigingen. Ik ben een misverstand, hoe meer ik zeg. Elk misverstand uit de weg ruimende, begin ik waar dan ook: want het is mijn leven. Ik was die ik was. Naam, datum, plaats, nummer, geslacht, volgorde, persoonsbewijs, paspoort, rijbewijs, lidmaatschapskaart, dagvaarding, vader, moeder, jeugd, school, omgeving. En toen, en toen niet. En toen weer wel. Dat was ik: de omstandigheden. Ik wist niet wat ik los moest laten. Ik was dichter, en dàt wist ik. Ik wist het woord niet maar het ritme dat ik nu in mezelf herken, als de kracht die mij en anderen in leven houdt, is dat van mijn jeugdjaren, de meest gelukkige, de meest ongelukkige jaren. Er bestaat geen ‘gelukkige’ of ‘ongelukkige’ jeugd, het gaat | |||||||
[pagina 435]
| |||||||
onafscheidelijk samen, de waarneming is in de jeugd het scherpst, je stelt vragen en blijft vragen stellen, nooit ben je met het antwoord tevreden, het masker wordt nog nauwelijks voorgehouden (want zie ze lopen: de gemaskerden), instinkt speelt nog een rol en in de schedel zitten nog naden. Alles komt op zijn intenst: geluk, ongeluk, liefde, angst, vluchten, vechten, leven. Dan komen de rechten en verplichtingen, het straffende geweten; de tekortschietende ouders, met hùn wanen en kompleksen, de school, de omgeving, het kontakt met de mensen die niet weten dat je ook bent. |
|