Liefde. Zeventig dagen op ooghoogte
(1965)–Simon Vinkenoog– Auteursrechtelijk beschermddonderdag l6 april 1964 [de eenenvijftigste dag]
| |
[pagina 354]
| |
tograaf, die zijn handtekening voorop zette in potlood en stempel achterop drukte: P. Steensma, wild geretoucheerd, wat op de verbleekte foto bizonder opvalt) nauwelijks nadenkend gefronst. Een denkend mens. Ik groet u. Dag meneer. Ik zal er iets aan doen. Ik, Simon Vinkenoog. Ik groet in u het verleden, ik groet namens u de toekomst: dag mensen: het zal beter gaan. Het moet beter gaan, want we zijn te klein behuisd, en toch moeten wij samenleven. Leven we niet samen, dan is het met ons afgelopen. Dat zou jammer zijn, zo gaat dat. Het is een wet van mensen, in het evenbeeld geschapen. Van wie? Ik zal het niet meer herhalen, het is duizendmaal eerder gezegd. Wij zijn verantwoordelijk.
*
Poolshoogte genomen bij Huub. Het loopt voorlopig los met het Derde Oog, hij wacht tot hij zijn artseksamen heeft gehaald. ‘De dag daarna boor ik een gat in m'n voorhoofd. Eerst wilde ik het deze week al doen, maar dan zou ik niets meer kunnen bewijzen. Dan ben ik voortdurend high-een gek idee: LSD en mescaline doen me dan niets meer.’ Een meisje, voor het eerst aanwezig, doet enkele schuchtere pogingen iets meer van het (voor haar en 'n miljoen anderen: krankzinnige) plan te weten te komen. Haar moeilijkheden worden weggepraat door Eduard, die Huubs fan in command schijnt te zijn.
*
De jonge schrijver noteert weer een titel (Hayakawa, Dunne, Wiener): ‘Zo'n weekend bracht ik in Rotterdam door, de hele tijd - ik liep nu eenmaal niet in '55 met 'n notitieboekje langs je boekenkast.’
*
Zoethout. Bloeddrukverhogend. Werkt parallel aan een hormoon dat door de bijnieren wordt afgescheiden: aldosteron. Zelfde werking: het natrium wordt binnengehouden, verhoogde vloeistofwerking in bloedbaan. Mogelijke high; in Tibet ge- | |
[pagina 355]
| |
bruikt ‘bei Abmagerungen; bei Lungenkrankheiten; zur Schmerzstillung.’
*
Huub: ‘Het is zo lang geleden, dat ik een boek gelezen heb. Het is veel interessanter als je het zelf bedenkt, weet je. Ik zou niet weten waarom ik je boeken zou moeten lezen. Ik ken zoveel schrijvers. Ewald zo hier en daar wat, twintig pagina's weet je, zoveel heb ik in jouw boeken ook hier en daar bekeken. Het leek me wel wat.’
*
Telkens dit boek herlezen, alleen maar om te zien wie ik was; ik verander dagelijks. Wie was ik toen, ik ben niet degeen die dit over 'n maand herleest. Van de schrijver van m'n vorige boeken weet ik zoveel, dat ik nu pas weet.
*
‘Onder mescaline heb ik mij vereenzelvigd met een bloedvat; zo ben ik de schedelholte binnengekomen. Het is bijna zo gevaarlijk als onder water een grot binnenzwemmen, en dan elektrische alen schieten. Heb ik ook gedaan, in de Middellandse Zee. Je moet ze meteen als je ze ziet, tussen de ogen raken, want anders ga je er aan. Je komt er bloedend uit, bij het Ile du Levant (muraines heten ze), ik heb er nooit een geschoten, wel vaak een gezien. Net zo eng dus, als in gedachten je schedelholte durven binnendringen. Mijn theorie staat dus aan het begin’ - Huub over de psychovitaminen - ‘mijn theorie is het gemeenschappelijk vertrekpunt. De rest is misverstand. Over de aard van de high kun je dan nog wel van mening verschillen, want iedereen heeft natuurlijk zijn individuele ervaringen. Je kunt alleen nog maar spreken over Ik en Mij, maar het mechanisme van de high heb ik blootgelegd. Je kunt niet meer zeggen wat De high is, wel wat Je highGa naar voetnoot† is. Ik ben als het Rode Plein en de avenues, die daarop uitkomen, stersgewijs. Je kunt alleen via het Rode Plein op de andere komen.’ (Ik dacht ook even aan de Place de l'Etoile, maar de daarop uitkomende Avenues hebben zij-verbindingen). ‘Als ik een gat in m'n hoofd boor, kom ik nooit meer down, ben ik altijd | |
[pagina 356]
| |
high. De meeste mensen leven liever op 'n nachtpitje. Voor mij is het gerucht al waarheid genoeg, gekombineerd met het feit dat een aantal schedels met hersentrepanaties bijeen zijn gevonden, in Peru en bij Stonehenge. Het moeten hogepriesters zijn geweest, want hoe komen ze anders allemaal bij elkaar? Zo vaak komen hersentrepanaties niet voor. Het gerucht is de waarheid, door eeuwen tot ons gekomen - het zou niet bedacht kunnen zijn, als het geen waarheid bevatte.’ ‘Maar dat is niet wetenschappelijk,’ roep ik uit. ‘Causaal en finaal denken dooreengehaald.’ Ik zoek de waarheid in het gedrukte, zo oorspronkelijk mogelijke woord. Ik zoek in dit geval de chaktra, het derde oog, in de vertalingen van W.Y. Evans-Wentz tot ons uit het Tibetaans gekomen (Tibetan Yoga and Secret Doctrines, Oxford University Press, 1960). Pagina 173: ‘The third eye, situated in the forehead at the junction of the eye-brows, as depicted on images of the Buddha, is the Eye of Bodhic Insight. In man, in its latent or undeveloped condition, it is physiologically represented by the pineal gland, which when yogically developed, is said to become the seat of clairvoyant vision.’ Op pagina 154 een kleurenreproduktie van de Divine Devotee Vajra-Yogini, met het derde oog en de andere attributen van deze Tantrische personifikatie van geestelijke energie en Bodhic intellekt, die gevisualiseerd en via yoga gerealiseerd de yogi Siddhi verleent: ‘miraculous Accomplishment.’ Ik kom hierop (niet in dit boek) terug; een populaire kleurendruk siert mijn kamer, meegebracht uit New Delhi in 1956 - een andere & identieke God, Godin, mythische of ‘bestaande’ figuur. (Onze werkelijkheid is niet-bestaand, Schijn, Illusie volgens de Indiase en Tibetaanse doktrines van Maya, zowel in het Boeddhisme als bij de Vedantische Hindoes.)
*
Ik geef toe: in de meeste gevallen bevat ‘het gedrukte woord’ zoals dat in tonnen newsprint over ons wordt uitgestort, niet meer dan het gerucht van de waarheid, als het niet àl leugen is, verdraaiing, onwetendheid, of haat.
* | |
[pagina 357]
| |
Vanzelfsprekend praten we over Huub, Reineke en ik, als we naderhand met de scooter naar Ewald rijden, om diens meerderjarigheid te vieren. Huub is dermate van zichzelf, zijn onverbiddelijke Waarheid overtuigd, dat ik niet kan nalaten Reineke achterop te zeggen: ‘Soms denk ik, dat hij nog de koelste van ons allemaal is.’ Dan heb ik net de race opgegeven, die per scooter van mijn huis via het zijne naar Ewalds huis leidde: Wij met Adriaan gedrieën, hij met de kleine rode Aleidya achterop zijn scooter. Ewald blijkt de straat niet op te durven om een fles cola te halen, omdat hij ontzettend bang is voor lichamelijk geweld. ‘Ik kan er niets aan doen. Ik raak altijd in gevechten gewikkeld. Ik ben gewoon bang, op straat in een gevecht te raken, voordat je het weet. Hier zijn gelukkig nog een groot aantal mensen om je te helpen, maar buiten Amsterdam is het nog erger.’ (Hij woont tijdelijk op een van de Wallen.) ‘En in de folders staat: ‘zwerft doelloos door Europa!’ ‘Je moet wel veel missen!’ ‘De jungles van Afrika en New York mis ik ook. Ja, als ze nu met een taksi voorkomen, dan wil ik best - die tekst is van m'n uitgever.’ Wij maken er drukte om: ‘Ik schrijf toch niet voor niets al die tijd over invalide mensen?’ ‘En ik dan? Met mijn aanmerkingen op de psychische tekort-komingen, invaliditeit van de ziel, de geest, het hart en de (gefrustreerde) emoties...’ Staat er iemand buiten? Een zeer beschaafde stem: ‘Doet de bel het niet?’ |
|