Liefde. Zeventig dagen op ooghoogte
(1965)–Simon Vinkenoog– Auteursrechtelijk beschermddinsdag 14 april 1964 [de negenenveertigste dag]‘After all, you don't have a mission and you do live in paradise.’ Bij Lodewijk zes mensen onverwacht te eten, een feest waarin de deelnemers nauwelijks geloven! Psychische energie (ook libido) tot mijn voordeel weten te benutten. Ik weet welke weg ik heb ingeslagen. Energie onuitputtelijk, het schept vreugde. Relentlessly. Een kleine schoolmeester ook ben ik, voor kleine kinderen: met onuitputtelijk geduld hoor ik mij antwoorden (maar ik weet het! ik moet zien hoe het werkt!) op de venijnige prikken die Jan denkt mij toe te kunnen dienen. Hij heeft zich tegen de rots van mijn geloof gestoten, en hij weet dat ik juist zie - hij herinnert zich óók hoe hij hier, voorovergebogen van wanhoop, | |
[pagina 344]
| |
machteloos heeft zitten huilen. Hij weet ook dat zijn baldadigheid van afgelopen week de uiting is van eigen frustraties, veel meer dan het melkkarretje dat wij eens uit speelsheid (ik althans) omverwierpen, in Hoogseizoen, mijn leven. Was toen de destruktiedrift, typische uiting van een tijd, al bij zovelen, nog bij mij ook, aanwezig? De boom in Vlissingen. Herinneringen. De groene vingers van de verdachte. Een destruktieve fase hangt over elke puberteit, de naoorlogse jeugd had een wel zeer bizondere puberteit te beleven: in een krankzinnig geregelde chaos kreeg zij het aan de stok met eigen (ongebreidelde immers) driften, die niet konden worden gesublimeerd door de schijn-oplossingen: Hollywood, Parijs, Cinecitta, de bromfietsindustrie, de rock'n'roll, uitlatingen, energie die niet door deze maatschappij wordt benut, agressiviteit die niet wordt ontkracht. Juvenile delinquency, de onbegrepen massajeugd. Ongrijpbaar. Etc. ‘Our purpose, then, is to become expert and voluntary energy transformers instead of involuntary energy victims.’ Het boek van Laura Archera Huxley: You are not the target! (Heinemann, Londen, 1964); hoe vanzelfsprekend zijn de goede leefregels. Deskundig. Vrijwillig. De praktijk v/h dagelijkse leven. It works, when you work! Dit weekeinde heeft me praktisch bezig gezien, ik heb gekozen en gekozen en gekozen. Voor dit leven. Dit is de vrijheid van handelen.
*
Een plaat van Mingus gekocht: The black Saint and the Sinner Lady, de zesde die maandag na het concert. Ik heb goed geluid nodig, ik ben nog slechts ten dele doorgedrongen in de kompositie, er staan zowel te veel als te weinig gegevens in de tekst op de hoes (van Mingus zelf, en van iemand, hem zeer nabij: Edmund Pollock, MD). Zijn eigen liner-notes een gevecht op allerlei fronten: de muziekkritiek, de disc-jockeys, de platenmaatschappijen, de ideeën van drummers, Jelly Roll Morton, daarnaast dialogen met zijn musici.
* | |
[pagina 345]
| |
Gisteren verward geschreven. Ik herinner me die verbrijzelde inspiratie, die zich verbatim uit, in plaats van via de vingers op deze plaats vol verplichtingen. Draaiend de schroef van de rechterspoel van deze machine, waarop ik tik, deelde de draaibeweging zich aan mijn lichaam mee, verder, tot in mijn hoofd en evenwichtsorganen: ik werd duizelig van het draaien van duim en wijsvinger rond een schroef. De verscherpte sensitiviteit. Het kwam zelfs tot overgeven. Ik kondigde het Willem rustig aan, op de Kring. ‘Ik maak het niet meer. Ik ga even overgeven.’ ‘Ja, natuurlijk, jongen,’ maar hij wist niet de onrust der anderen te onderdrukken (‘Simon, wat zie je wit, etc.’) die achterbleven. Ik groette de oude dichter onderweg, en stevende door het front der artilleristen (vreemde katten in dit pakhuis) naar het toilet, waar ik al meer dan tien jaar de weg weet. Wat al sticks! Generaties urinografen bouwden er aan hun klandestiene wereld van inskripties en uitroepen, grote mensen die hun liefde klein beleven. Je mag vrijuit vieze woorden roepen! Het mag best! Neem de trein naar de hei, loop een stuk tot je alleen bent, geniet van Gods vrije natuur, en roep dan, roep dan, roep dan zo luid als je kan -niemand kan je immers horen, je bent alléén op de wereld: alles wat je zou willen roepen, maar meestal durf je niet. Nu durf je. Nu kun je. ‘In vele primitieve gemeenschappen wordt dit principe van transformatie der energie duidelijk begrepen, er wordt dan ook systematisch naar gehandeld. Woede, en de agressieve impulsen, teweeggebracht door frustratie en kwaadheid, kunnen onschadelijk worden weggewerkt door wilde handelingen - gillen, dansen, op de grond stampen, in een boom hakken.’ Laura Huxley's les vandaag. Beheers je woede ànders. Werk de frustraties weg. Het laat je woede koud, of je nu in een primitieve gemeenschap leeft of in een geciviliseerde welvaartsstaat: het is altijd dezelfde woede. Angst, haat, woede - het zijn destruktieve driften uit je onbewustzijn, die je positief en bewust kunt omzetten. Begin het maar lekker op een voorwerp af te reageren. Neem een mooi stuk muur en ga met je hoofd bonzen. au! | |
[pagina 346]
| |
Goed zo. Gooi die vaas stuk! Loop de straat op, let knarsetandend op alles, draag het niet op mensen over (want ze brengen je woede verder: je geeft iedereen die je tegenkomt weer minder kans op geluk) maar ga ergens alléén stampen, gillen, dansen. Kom dan terug, als een ander mens, kom met mij in een betere wereld terug, als je woede is geblust. Er is geen enkele reden tot haat (alle woede en angst kan met liefde worden verbannen, alle misverstanden zijn slechts met liefde op te lossen - we zullen het je wel leren) en lees met mij mee wat er staat op Mingus' plaat.
*
Ik citeer Pollock: ‘Mingus’ vroegere en meest recente lijden in zijn leven als mens en als neger waren inderdaad voldoende om bitterheid te veroorzaken, en haat, eenzaamheid en misopvattingen. Toch heeft Mingus nooit opgegeven. Van elke ervaring, die van veroordeelde-wegens-lichamelijk-geweld en die van opgenomene in een gesloten inrichting voor geesteszieken (Bellevue) heeft Mingus geleerd, en hij heeft verklaard dat dit niet meer met hem zal gebeuren. Hij is zich pijnlijk bewust van zijn gevoelens en hij verlangt wanhopig dat zij geheeld zullen worden. Hij is bovendien bekend met een kracht, die wordt gedomineerd en gescheiden door de werking van de maatschappij op onderontwikkelden, minderheden, en de underdog. Ongeartikuleerd in zijn woorden, is Mingus begaafd in de muzikale uitdrukking, die hij voortdurend gebruikt om mee uit te spreken wat hij opmerkt, weet en voelt. Voor mij bevat deze kompositie (The Black Saint) de persoonlijke en ook sociale boodschap van Mingus. Hij voelt intens. Hij probeert mensen te vertellen dat hij veel pijn lijdt en angst gevoelt omdat hij liefheeft. Hij kan niet aanvaarden dat hij alleen is, helemaal alleen: hij verlangt lief te hebben en liefgehad te zijn (He wants to love and to be loved). Zijn muziek is een roep om aanvaarding, eerbied, liefde, begrip, broederschap, vrijheid - een smeekbede om het kwaad in de mens te veranderen en de haat te doen eindigen.’
*
In het Engels schijnen de woorden zo ongerept; mijn Nederlandse vertaling hier zo pover. Love me or leave me: heb me lief of verlaat me. In het Gronings schijnt het te kunnen. | |
[pagina 347]
| |
Ik projekteer nog altijd mijzelf in de anderen; het wordt een reine image, waarmee iedereen zich zal kunnen vereenzelvigen. Mingus (in Playboy): ‘Now look, when the world is happy and there's something to be happy about, I'll cut everybody playing happy. But as it is now, I'll play what's happening. And anybody who wants to escape what's really going on and wants to play happy, Uncle Tom music, is not being honest.’
*
Jan Cr. vertelt een anekdote: Op de Kruisweg, op weg naar Golgotha valt Jezus voortdurend op de grond, met het kruis, dat te zwaar is. Achter hem lopen Jozef en Maria. Een opperrabbijn komt kwaad op hen af: ‘Als-ie nog 's een keer valt, moet-ie uit de optocht!’
*
(om eerlijk te zijn) een schrijver kan het zich niet veroorloven het in zekere omstandigheden in een bepaalde omgeving niet te kunnen maken - hij moet het overal kunnen maken - anders is hij geen schrijver. nou, dan niet. hij wil zo graag blijven schrijven - hij wil zo graag het plezier even intens overbrengen - het geluk waarop iedereen recht heeft - nu, en nu 2 - hoe gelukkig het schrijven terwijl ik leef - het leven terwijl ik schrijf - als je schrijft kun je alles - dan pas leef ik. het is als met ieder werk. Werk. Werk met plezier. Vervul je door God opgelegde taak. Hij is je met plezier opgelegd. Ik zal de woorden wel weten te vinden - ik heb nog een heel leven om in te bewegen; je hebt hier enkele maanden van mij meegemaakt - een korte onderbreking van het lees-ervaren, een nieuw boek, straks weer een nieuwer, morgen een ander, misschien wel zes tegelijk, eens in het jaar toevallig een verjaardagscadeau, in de schoen van Sinterklaas. Maar ik was het dan toch maar helemaal en ondertussen. Ik leef nog steeds. Ik ga nog steeds verder. Het scheidt niet uit. Dit was maar een momentopname, maar laat het gegrift in je herinnering staan: je hebt dit boek gelezen. Het is nl. niet alleen mijn boek, het is er een van.
*
‘Close your eyes. There is only one God. Do what you like.’ | |
[pagina 348]
| |
Susana over Ekker: ‘Die man wil alleen maar heersen, met gekruiste benen op tafel zitten.’ Darky vult aan: ‘Die mensen hier op het concert van Mingus, die zijn toch tienduizend keer zo vér als die Gurdjieff-Nederlanders.’
*
Gerrit, schrijft de krant, een bekende figuur in Leiden, 68, verkoos de vrijheid boven de AOW en het Akademisch Ziekenhuis. De AOW weigerde hij in ontvangst te nemen (hij scharrelde wat op de markt rond), omdat hij dacht dan verplichtingen tegenover de staat te hebben. Goed zo, Gerrit! De politie houdt de wacht bij het onderkomen, waar de ondervoede Gerrit zich meestal ophield, als hij niet zwierf in de omgeving. Leve de vrijheid. God is met je, Gerrit. Je hebt als eenling gelijk. Jij hebt altijd gelijk. Jij bent de norm van deze mensen die zo goed voor je willen zijn, maar je vergeten. God vergeet je niet, Gerrit. Dag Gerrit.
*
Ted terug in Amsterdam, met hoed uit Nevada en vier trunks vol hoeden onderweg. Nog altijd de rinocerossen. Als Dali. Altijd opgewekt; no drag.Ga naar voetnoot†
*
Raad aan een zestienjarige: misverstanden en onenigheid vermijd je aan tafel door niet met je mond vol eten antwoord te geven, als je iets gevraagd wordt. Ik vraag me zoveel af, want je zou het zoveel gemakkelijker thuis kunnen hebben. Toch zeg ik het je niet meteen, als de anderen er bij zijn. Ze hebben daar niks mee te maken. Ik heb het je trouwens na het eten ook niet gezegd. Ik zal het je wel nooit zeggen. Wat doe ik dan nu? Ik zeg het de hele wereld, maar ik zeg ze niet dat ik het tegen jou heb; op deze manier blijft het toch tussen ons tweeën, begrijp je? Zo spreek ik tegen wel meer mensen in deze pagina's; maar | |
[pagina 349]
| |
soms zijn er meerderen dan alleen degeen voor wie het bedoeld is, die er wat aan zouden kunnen hebben. Nu ja, je begrijpt me wel. Het zijn zulke eenvoudige dingen, die een sfeer gespannen kunnen maken, negatieve krachten ontladen. En als je het gaat voelen, is juist de negatieve kracht, het slechte humeur, het verwijt dat niet wordt uitgesproken, het misverstand dat niet wordt uitgepraat, zo pijnlijk, bijna lichamelijk aanwezig. Maar ik doe er wat tegen, genoeg, reken maar! Op mijn eigen manier.
*
Trino over Mingus, die hij in de kleedkamer sprak: ‘Wartaal. War-taal.’ ‘Dat zegt hij van alle gedichten,’ troost Reineke me. ‘Wat jij schrijft is voor hem ook wartaal.’ Ik blader door deze pagina's, een nieuw-ontwaakt woord houdt mij wakker: war-taal. Dit? Nee toch. Vanaf heden wordt alles tegen je gebruikt. Zijn het dezelfde lezers als vroeger? Ze mogen van zich laten horen, de oude - en vooral de nieuwe.
*
Sammy Davis op televisie zaterdag: ‘It's a gas to be here...!’ De onderschriften vertalen: ‘Je bent hier werkelijk te gast...!’ in plaats van ‘Fijn hier te zijn...’ A gas...: een wonder, een feest, het geluk, a gas, enorm, prachtig, jofel. (‘Anything exceptional, extremely satisfying or successful.’) Wat is het hier feest! Alle dagen, morgen, altijd feest!
*
Theodor Burang's Tibetische Heilkunde (Orion, Zürich, 1957): ‘Bei einem gründlichem Studium der vielen in Tibet und den angrenzenden Ländern gedeihenden Heilpflanzen fand ich nicht weniger als nahezu zweihundert Pflanzen, die der asiatische Heiler zur Behandlung der Haut heranzieht. Hanf (cannabis sativa) scheint die hier am häufigsten verwendete zu sein.’
*
De Sinterklaasfiguur kan volgens de ensie geheel en al verklaard worden uit het volksgeloof der rooms-katholieke middel- | |
[pagina 350]
| |
eeuwen. Hij leefde overigens de vierde eeuw voor Christus Wodans paard heet Sleipnir. Laten de Klazen zich met elkaar verstaan, schrijft een ferme hand op een muur op de hoek van de Bloemgracht en de 3e Leliedwarsstraat. Het teken siert de mens. De tekens aan de muren in Amsterdam zijn niet mis te verstaan.
*
Vijf Nederlandse schrijvers, levende tijdgenoten en kollega's, drongen in de voorafgaande minuten mijn kamer binnen. Klaas vergezelt hen (wees hij ze de weg?) alsmede 1 stuk vrouwelijk schoon, Betty. De gesprekken gaan achter mij (ik blijf op m'n plaats zitten, ze stellen zich op diverse plaatsen op, bij de pick-up, tegen de boekenkast, aan tafel, op de grond, rommelend, pratend, fruit en brood etend) over ‘de beste schrijver in Nederland’, ‘waar is de fotograaf en de bandrecorder?’ ‘schrijf jij nou maar weer 's een boekje’, ‘die volkomen oninteressante jeugdervaringen van jou’, ik laat ze de Nederlandse Staatscourant van donderdag 2 april waarin mijn allerlaatste echtscheiding staat uitgesproken en een kaartje zien. Lieve Simon doe iets aan de telefoon en haal alles weg zo vlug als het kan dag Elize. ‘Je hebt aardige platen hier.’ ‘Je hebt een paar goeie boeken.’ Jazz en poetry (Remco): ‘Zolang de mensen niet naar je luisteren, is het een strijd. Als ze niet luisteren naar wat je zegt. Daarom is het een strijd. Stel je voor, dat je als dichter alleen wilt spreken en er gaan vijf jazz-musici doorheen blazen.’ Hij vindt het gedicht jazz and poetry in Podium afdoende: iemand/kan zijn bek/maar niet houden/terwijl/de muziek speelt/ emile andringa. Ik zeg hem niet (waarom niet?) dat de musici mij vragen of ik het wil doen, dat zij het fijn vinden te doen, al is het alleen maar ‘to get close to it’, want ze weten wel, dat het hoe langer hoe moeilijker/makkelijker voor me gaat.
*
Opeens staat de kamer stil. Ik zeg niets. Geen plaat draait. Ik kijk allen aan en één voor één. Het is een enig plaatje. Als ik zeg ‘een film’ begint C.B.V. te lachen: ‘dan wordt het weer zo'n beat film’ en hij lacht om Pull my Daisy. Zijn lachen stoort het tableau-vivant, dat zoëven nog onbe- | |
[pagina 351]
| |
weeglijk werd weergegeven door de aanwezigen: tegen de zwarte tussendeur, die leidt naar de kamer waar Reineke slaapt, vier heren, van wie er één, het lichaam voorovergebogen, in een stoel hangend, het hoofd alkoholisch naar beneden laat hangen - op de andere stoel aan de tafel met de benen over elkaar geslagen voor zich uitkijkend de tweede, de derde & vierde staande naast elkaar, ieder even ongedwongen, afwachtend: drie 50-ers in één kamer. Historie. Een hunner leest verbaasd de woorden van Ralph & Phil, die met wit krijt boven de deur staan geschreven (de zwartgeverfde wanden zijn volgeprikt met foto's, ansichtkaarten, kunst, aantekeningen (naast mijn bureau), rozen en andere versieringen: Love is the only emotion. Hij vraagt me: ‘Heb je dat dan ervaren?’ Als ik ja zeg, en hij ziet, want ik kijk naar hem terwijl ik ja zeg, dat het menens is, is zijn antwoord: ‘Goed, je zult weten wat het is. Je zult gedichten kunnen maken.’
* Dat is de enige verdienste van dit alles.
In het gedicht wordt alles gezegd.
Het woord geneest zodra het waar is.
Het leest, het leeft mee, geeft antwoord
in de liefde die van nu en altijd is,
alle woorden in alle talen en toonaarden,
ongeschreven en ongesproken nog:
de dichter is het woord dat waar is.
Ik weet zoveel, dat ik geen antwoord kan geven.
Ik leer wachten en handelen: het juiste woord op het juiste ogenblik.
Vragen is antwoorden. nu!
*
Ik breng hem, de laatst-overgeblevene, naar een taksi. Hij wil niet blijven slapen; hij kan bijna niet meer op de benen staan. De anderen hebben al lang hun benen genomen, mij achtergelaten met hem. ok. Ochtendgloren. Mooie dag. Gearmd lopend bieden wij elkaar wankelend houvast. Moeizaam herinneren. Waar? Een mooie frisse ochtend, een nieuwe dag. De dichter weet waar- | |
[pagina 352]
| |
om. Er is nog geen kleur of geur te bekennen, waarom niet? alles is er, de nacht heeft de strijd nog niet opgegeven. Dit is neutraal. Grijs. De lantarens gaan uit. Kwart over zes. De nacht heeft het voorlopig afgelegd. Een taksi komt aangereden. Goedenavond. ‘Goedemorgen,’ zegt de afgemeten dichterstem. Zijn laatste woord. Ik kijk hem na. Wat bracht mij het gezelschap? Waarom vielen zij, die meenden een verklaring te moeten afleggen over het feit, dat zij gedronken hadden, bij mij binnen? Gezelligheid? Zo vlak bij de Kring? Een gek idee? Waarom willen ze meespelen? Het is een eenvoudig antwoord (‘ze mogen je graag, ze zien je gaarne’) waard, maar ik zoek de meest moeilijke. Ze wilden meespelen lieten me enkele regels: ‘Ik kan jou ook wat vertellen...’, ‘Nou, kom op dan...’ ‘Nee, nou niet...’ ‘Wat is proza?’ (een doorgestreept antwoord), (het zijn de schijnproblemen). ‘Wat is poëzie lieve Simon, dit is het zoveelste huis waarin ik je aantref met allerlei mensen...’ Hij gevoelde de behoefte, een lief gebaar, zijn baardige wang tegen de mijne te leggen. Ze moeten hier in een sentimentele bui heengelopen zijn, ik voelde van ieder een hand over gezicht, arm, hand of schouder. Dank u, generalen! Ik voelde me, niet eens hovaardig, de meest bewuste. Het was niet voortdurend een opgewekt gezelschap, dat twee uur lang bleef, geërgerd Remco: ‘Nou weer 's een avondje uit met wat schilders!’ en N.C. nukkig, liever vertrekkend naar huis, toen Betty blijkgaf ook nog wat verder te willen doorzakken, op weg naar ‘tante stien’, waar je niet welkom wordt onthaald en je in het halfdonker moet blijven wachten, tot het licht wordt.
*
Ik heb er ook wel eens gezeten, in een van die koffiehuizen in de Pijp, in de oude stad, waar koffie geschonken wordt in de klandestiniteit, achter gesloten gordijnen, in het donker. Een keer kwamen politiemannen binnen, zij schenen met zaklantarens en staken het licht aan: halfslapende zwervers over de tafels, enkele vrijende paartjes, en wat vroege of late rokers, drinkers. Weer een film. Wat ik lees: film. Wat ik meemaak, leeft: film. Ik werk met een filmer in me. Mijn vingers bloeden, of het is een restant van de cranberry | |
[pagina 353]
| |
jam, net op een dubbele boterham tot me genomen. Op de andere zat pindakaas; een verrukkelijke kombinatie.
*
Ik leg me bij de ochtend neer. Helder, maar vermoeid. Ik slaap de dag weer uit. ‘De kern van de vraag ontgaat me nog steeds, Simon.’ ‘Ik weet het, jongen. Het komt vanzelf in orde.’ ‘We zouden jou ook wat kunnen vertellen.’ ‘Hoelang schrijf je al? Hoelang publiceer je al?’ ‘Sta ik in je boek?’ Ja, jullie staan in een boek. Gezegend ermee. En ik meen het. |
|