ten eerste de reuk dus lekker, beter dan benzine, petroleum en dat soort dingen, wee en toch wel hard, en bovendien: ik word zo verschrikkelijk aktief van ether. Ik ben de hele dag bezig, er gebeuren zoveel dingen, nu dat weet je wel, als je me ziet rennen. Je ziet gewoon alles, net als met mescaline.’ Ik zie het inderdaad, vanwege de reuk en zijn ekstatische gewaarwordingen, die mijn geregeld schrijversleven in de war brengen. Ik laat hem niet binnen als hij onder invloed van ether bij me aan de deur komt, maar anders is hij altijd welkom, en hij is de meest juiste kenner van z'n vrienden, omdat hij hen altijd (vanwege de ether) aantreft in hun menselijkheid, zien hoe zij angstig en ontzet reageren, en hij vecht een moeilijke strijd. Het is niet verboden, wat hij doet, maar hij is ‘lastig’. Mensen, die zich over hem beklagen bij de politie krijgen van 5 maal 8 slechts dan gehoor, als er een agent is die hem niet kent. Wordt hij opgepakt (‘en de behandeling die je dan krijgt, het grenst aan antisemitisme’), dan wordt hij ook direkt weer vrijgelaten: hij staat bekend.
‘Maar als je nou 's kon uitleggen, waarom je snoof, zó dat iedereen het begreep en je je gang maar liet gaan...’ opper ik. ‘Ik kan alleen maar zeggen: snuif zelf, ik heb van de week toch Adriaan in het Westerpark laten snuiven, die begreep er ook niets van...’
‘Ja, maar probeer het eens met woorden, door met ze te praten. Ik zeg ook niet: hier, rook 's 'n stick, dat is verboden, dat kan niet.’
‘Ze laten me niet eens praten, ze snauwen me af, ze luisteren niet eens naar me. Het wordt gewoon te gek. En wat de mensen ook niet begrijpen is dat de politie ook werkt voor vrouw en kinderen. Als ze zo'n paar honderd nozems op zich af zien komen, met kettingen, dan worden ze toch gek. Dat begrijp je toch? Dan worden ze geprikkeld. Daarom ga ik wel 's gewoon op bezoek, op het hoofdbureau of het Leidseplein.’
Ook Aadje, die zelf wekenlang met een 5 maal 8 auto op stap is geweest om verongelukten te tekenen, verkeersslachtoffers, en meeging, de huizen in: de ruzies, de dieven, de krankzinnigen, begrijpt niet wat Klaas (ik zag hem binnenlopen) bij de politie zoekt. ‘Maar het zijn toch óók mensen? Wat niemand wil geloven, dat er bij de politie ook aardige mensen zijn, net als overal anders. En in wat voor maatschappij leven we eigenlijk? Als er