| |
donderdag 26 maart 1964 [de dertigste dag]
De wereld haalt me de woorden uit de mond, Reineke verandert een datum, ik leef een goede vrijdag vooruit: de dag dat ik geopend zal worden voor (en door) Subud: Susila Budhi Dharma. De voorbarige voorbijgangers vannacht slaan nauwelijks acht op het wonder van elk uur, elke minuut in het uur, elke beweging per sekonde. Pasfoto's en formulieren; de overgave is totaal of ze is het niet.
Genoodzaakt bij IJsbrand R. langs te gaan, om een misverstand uit de weg te ruimen; Stephens volmaaktheid staat hem (zegt hij) in de weg. Een nieuwe bijdrage tot het misverstand: het proces van Charles gisteren, in De Telegraaf uittentreure averechts herhaald. Geen misverstand zo groot, als dat betreffende drugs en psychedelica, ook bij de Subud-man uit Hongkong, die uiteraard de afschuwelijke gevolgen van het opiummisbruik als maatstaf hanteert. Welk een afstand tussen de junior-beatniks, die giegullend hun stickje roken (maar toch: op welke weg vol mogelijkheden kunnen zij belanden) zoals 'n ander z'n borreltje drinkt (je komt veel ‘begrijpenden’ tegen: ‘ik kijk ook wel 's te diep in het glaasje!’) en Henri Michaux, wiens bemoeienissen met hasjiesj door Sandoz, de Zwitserse makers van Delysid, LSD-25, worden bestudeerd: Contribution à la connaissance des psychoses toxiques, Expériences et découvertes du poète Henri Michaux, Bazel, z.d. door J. de Ajuriaguerra en F. Jaeggi, op de omslag: Le poète Henri Michaux et les drogues hallucinogènes. Dokterstaal, ik zou het hier oorspronkelijk citeren. Bij mij ter inzage.
Toch enkele regels: ‘La maniabilité du haschich a permis à Michaux de faire ce qu'il appelle une patiente expérience des
| |
| |
bouleversements du mental. Il voulait saisir ce qu'il y a derrière les mots qu'avec peine il transcrivait au cours de l'expérience. Rétrospectivement, l'impression restera d'un écart qui ne peut être comblé entre le fourmillement incoercible d'idées et les mots qu'il a réussi à glaner ainsi. (...) De ce qu'il a ainsi arraché au rêve, il fera plus tard un poème qui fait vivre pas à pas la découverte d'un monde où les appuis de nos sens ne donnent aucune certitude et, où, sans cesse, il faut reprendre sa mesure au niveau immédiat de l'être.’
De objektieve buitenstaander gebruikt het woord rêve, droom; hoe vaak hoor je niet ook roes. Het is geen van beide; het is ‘iets anders’, het is de high.
Herhalend: ‘Het gedicht doet stap voor stap de ontdekking van een wereld beleven, waarin het houvast van onze zintuigen geen enkele zekerheid meer geeft en waar men, onophoudelijk, zijn maatstaven moet hernemen op het ogenblikkelijk peil van het zijn.’
Poëzie voor ingewijden, ook de tekeningen spreken slechts tot degenen die alles willen en kunnen loslaten: ‘lâchez tout!’ begreep ik uitsluitend emotioneel in 1950 de dada-kreten uit de jaren twintig. Ze leiden een leven, zo buiten alle vergelijkbare vormen van kunst, dat met termen als nu, vandaag, abstrakt, figuratief, modern, traditioneel, avant-gardistisch, klassicistisch, dionysisch en apollinisch niets meer aan te vangen is - de dualiteit is opgeheven, er zijn slechts flarden ziel, onttrokken aan het wezen van de maker, de kenner.
Ik herken, ik beaam, ik nader: anders, andere ervaringen, ander pop-latijn in eenzelfde ritme (‘le mal, c'est le rythme des autres,’ zegt Michaux). Ik schrijf voor het nieuwe ondergaan, de andere dimensie, het bewegen, toevoegen, ontdekken: een nooit-eindigende anekdote in alle klanken en talen (Swahili, Chinees, Arabisch en Deens), akkoorden (Ornette Coleman, Bach, Ravi Shankar) en sleutels:
(Hier wordt de lezer gevraagd zich over het witte papier te buigen. Kijk.)
*
Tweemaal heb ik George naast mij de uitgave met tekeningen van Michaux, en de tekst onder de ogen geduwd; eerst denkt hij
| |
| |
dat het gaat om de moeilijke woorden die hij inderdaad gedeeltelijk weet te verklaren, dan leest hij niet in, maar er overheen. Ondertussen probeer ik Van Gogh te benaderen, wiens hemel ook voor mij werd opengereten.
In de film van Michaux (elk van ons drieën zag het anders), de doodsbidder op het platform van meerdere etages, hoe insinuerend duidelijk en toch ongrijpbaar is Michaux' verklaren aan de hand van voor ons onzichtbare symbolen, de kwantiteit aan ervaren in het werk gelegd, het weinige dat tot ons spreekt, omdat het beeld onverbiddelijk voorbijtrekt. Michaux, de onvertaalbare, hoeveel fouten begaat G.K. niet in de catalogus: ‘En somme, c'est le cinéma que j'aime le plus dans la peinture.’
Mingus' Boogie Stop Shufle begeleidt mij; duidt mij het afdwalen niet euvel. Ik berg schatten informatie, in a mellow mood.
Hoe Michaux schildert (een fragment tekst uit Passages): ‘Met veel water, de kleuren, vooral de roden, om te schreeuwen, ongeluk te schreeuwen, wanhoop te schreeuwen, krankzinnigheid te schreeuwen, schreeuwen alles wat zich op dat ogenblik laat schreeuwen en dat zich naar buiten wil gooien (wat niet noodzakelijk van mij is).
Wat het is? Wel, dat komt al schreeuwende, dat is wat mij kan schelen.
Hoe ik van harte verlicht ben na dat alles; niettegenstaande de uitputting! Wat een goed heb ik me gedaan! Als ik slechts aan anderen de helft van wat ik mezelf goed doe kon goed doen, zou ik geen schaamtegevoel hebben door me in de wereld te begeven. Wie dat kan geven, kan niet slecht worden ontvangen.
Ik zou vertrekken met het vredige geweten van een goede dokter.
Het is, helaas!, onoverdrachtelijk!’
Ik merk het, ik simpele medestander, die het George niet kan overbrengen: Il ne me l'a pas fait, à moi! roept hij uit. Ik wil hem het goed doen, dat hij zo node ontbeert, ik wil gebruikmaken van beschikbare media, al moet ik het oude verhaal - dat ik weer in handen kreeg, de natuurwetenschappelijke illustraties uit 1890 - gaan plakken en schrijven, met de ‘Min of meer algemeene abnormaliteiten in voorkomen en gewoonten’, ik zal hoe dan ook blijven kommuniceren, al is het via de min of
| |
| |
meer bereidwillige vingers van interviewers. Een tijdlang dacht ik van elke andere kommunicatie verstoken te moeten zijn. Dat was zo; ik had geen doel om de middelen van alle bestaanbare technieken doelmatig in te zetten. Ik leer kennen wat fantasie is, wat speels was wordt overgave, aan de dingen die een eigen leven leiden: het verhaal van de oude plaatjes, de vertalingen en benaderingen, Mach N, de manifestaties, de journalistiek, met hoeveel overgave! Verbeeldingskracht is het verwerken en uitdiepen van de informatie, gelegen in de werkelijkheid, en de fantasie is slechts een der vele facetten daarvan: alle dromen en koortsen, visioenen en lachuitbarstingen, nies-, hoest- en huilbuien, alle vormen van niet-verbale kommunikatie. Prelogical experience, volgens Tauber en Green's Inquiry into dreams and other creative processes.
Artaud's theater, Johnny's self-kick, de telepathie, de cut-up en fold-in, de hasard-spelen, de rites, de magie, de feesten, de bewustzijnsexperimenten, het gebruikmaken van de subthreshold perception, yoga, de overgave, het Eén-zijn.
Constantin Brancusi (hoofdstuk: ontmoetingen): hij keek door me heen, het wijze kind dat de elektriciteit voor Vera en mij in beweging zette, die zijn Haan deed ronddraaien; het ‘sprekend gelijkende’ portret van Joyce, de n-maal herhaalde anekdote stond ‘toevallig’ te zeer binnen handbereik, het deed er niet toe in dat atelier, deel uitmakend van het complex waar nu Tinguely werkt.
Lehmann, een van de meest opmerkelijken, wezenlijken, (eigen)aardigen, buitengewoon aardigen, vierenveertig jaar geworden, een van de eersten onzer dichters, is nog nooit eerder geïnterviewd; gisteren voor het eerst voor De Gids, door Henk Bernlef en Gerard Stigter. Hoera, hij houdt Reineke gezelschap in de keuken, hij twist met haar, hij vertelt de dingen zo werkelijk als zijn bestaan zonder gas of elektriciteit, al jaren levende tussen, onder, om en te midden van ons, boeken lezend bij kaarslicht anno 1964. Wonderen gebeuren, ook voor hem: dertig meter van zijn huis verwijderd wandelt een fazant voor hem uit, op weg naar het interview.
Apotheose: paasbrood, honing, een huis vol mensen en etensgeuren, veel werk in het vooruitzicht, niets dan vreugde, vrienden, ervaren, avonturen, mogelijkheden. Ik ben gelukkig. Le
| |
| |
niveau immédiat de l'être. Niets liever wil ik. Geen plannen maak ik. Altijd wakker.
De school van: ‘If you only...’ ‘Ik doe m'n hele leven niets anders,’ zegt hij, als ik hem bezweer: ‘Probeer kwellingen te zien ook als wonderen.’ Hij heeft twee maanden niet gewerkt, voelt zich miserabel. Pas wanneer alle wensen vervuld zijn, en dat is hier het geval, wordt het leeglopen en vagebonderen een genoegen.
Wat een geluk, dat geluk aanstekelijk is; komen jullie ook bij mij. Komen jullie vooral naar me luisteren. Ik speel goede muziek. Toppers van het hitwezen. Dit zijn de juiste woorden. Niet altijd even eenvoudig, maar even duidelijk en soms tot bulderend lachen nodend als het grootste plezier, dat onverwacht je huis wordt binnengebracht.
Een aanstekelijk ritme doet wonderen. Dans, mens, dans! Je lichaam heeft ontspanning nodig, spieren uit hun luie slaap gewekt, leer bewegen. Laat gaan, je bent toch wel 's alleen thuis? Tegen wie spreek je eigenlijk?
De man bij de heno-pasfoto's kommuniceerde vanmiddag met mij als met een twaalfjarige; duizenden mensen passeren wekelijks zijn Roto-Naturel, zes verschillende of gelijke pasfoto's binnen zes minuten gereed (USA-patent), gegarandeerd kleurecht. Hij moet zorgen dat er in de kleine wachtkamer geen verkeersopstoppingen ontstaan, en hoewel het zijn vak is mensen te herkennen, komt hij na elke zes door de machine uitgeworpen foto's in de wachtkamer kijken, of de foto gelukt is, lijkt, verwijst dan de klant naar beneden, waar de winkeljuffrouw de foto's (via een buis omlaagdalend) in een vouwblad met zes raampjes overhandigt. Of hij roept de klant weer in de studio, om de machine de foto over te laten maken. De dir. Studio heno deelt de gefotografeerde dan via een groen strookje op het wettig gedeponeerde verka-verpakkings-systeempapier mee: ‘Indien u niet tevreden bent over deze roto-naturel-opname, onverschillig om welke reden, kunt u onmiddellijk gratis overposeren.’
Men kan zich (‘niet tevreden’) onmiddellijk een ander uiterlijk laten aanmeten; de man let slechts op de hoogte van je hoofd, de afstand, kijkrichting, verder ben je niet te benaderen door de machine waaraan je part noch deel hebt. Ik had me voorgenomen voor de Subud-foto's te glimlachen, bracht het de eerste foto
| |
| |
tot een welwillend kijken, werd vervolgens met de hand aangewezen waarheen te kijken: die gele stip, in de lens, naar dat witte bordje, zo bevangen dat ik niet meer de voorgenomen gezichtsuitdrukking de mijne kon maken. Met al mijn weten kan ik geen glimlach opbrengen. Ik weet, slaaf van een machine, een lopende-bandman. Ik mag de foto's van Reineke niet gebruiken, dat ben ik niet’, konstateer ik zelf; ons zijn de Photoshots en de beroepsfotografen, wier naam je amateurfotograafleverancier niet eens kent.
‘Geef Gode eer. Wijd open mond en bek,
hebben we daar staan zingen als een gek.’
Vestdijk neemt niet aan dat Achterberg Hecate zag staan in de encyclopedie. Waarom niet? Ik zocht het woord ook op. Achterberg, door zijn werk voor de dialektencommissie van de Akademie in staat over naslagwerken te beschikken, zocht àlles op; van Lucebert ging het gerucht dat hij woordenboeken van voor naar achter las, een van Carmiggelt's meesterstukjes gaat over Van Dale; ook Remco put eruit voor zijn kursiefjes, en ik voor de vele moeilijke woorden die ik de laatste jaren ontmoet.
Ik lees wat af. Ik wil wat horen. Het verluidt in meerdere talen, methodieken en fakulteiten, het groeit in de psychiatrie, de letteren, de filosofie, de schilderkunst en religie, de mystiek, de poëzie, ik ben nog nooit in zoveel tegelijk geïnteresseerd geweest, de vele knutselende hobby's, de spelletjes, de collages, de andere vermaken; met Van Dale kom ik overigens niet verder dan hecatombe (= een offer van honderd stieren) wat me dus niet helpt. Ik grijp een ander baken: The Oxford Companion to Classical Literature: twintig regels Hecate. Zo, welkom in mijn parthenon van ervaringen, empirikus toch, tot de laatste regel informatie. Ik wil nog zoveel weten voordat ik niets meer hoef te weten (alsof dat ooit gebeurt), twee delen van de Histoire des littératures bijvoorbeeld, waarin ik over 3800 pagina's alles zou kunnen leren over de Littératures anciennes orientales et orales (dl. I) en de Littératures occidentales (dl. II), bijbeldruk Pléiade-uitgaven.
Veertig pagina's christelijke Grieken, de vier perioden evangelisch en apostolisch, apologetisch, theologisch en de Kerkvaders in vier eeuwen. Wij zitten in een eerste periode, ik lees (voor 't eerst): Les auteurs des premières rédactions veulent surtout révéler et édifier.’ Markus, de anekdotikus, als schrijver
| |
| |
vergeleken met de anderen: Mattheus, de didaktische zorgdrager, Anneke uit Sneek, waarbij de ik-figuur meer op de voorgrond komt. Lukas, de meest menselijke en literaire, de uitlegger Johannes en Het Woord: de gnose - en welke Poolse schrijver ontdekte ik vorige week niet, zonder dat ik ooit een regel van hem las? In het andere deel: julius Slowacki, ‘aucune traduction, bien entendu, ne peut donner une idée de la beauté immatérielle de son vers’, en daar moet de buitenstaander het maar mee doen.
Ik was op weg in de kamer de vermaken op te zoeken, strandde in de drie weer loszittende draden van de pick-up, Mingus, schroevendraaier, een bank vol boeken en papieren. Vestdijk ligt met een ezelsoor open bij Achterberg (Voor en na de explosie): ‘Niemand die het ontoereikende van zijn eigen middelen zo meedogenloos helder kan inzien als de mysticus en de magiër, niemand die er bijwijlen, aan zijn eigen absolutisme gehoorzamend in tegenovergestelde richting, zo onbarmhartig de draak mee kan steken.’
Ik, die een aardse mystiek zoek (het Podium-interview met Campert en Vrijman; de eerste keer door toenemende dronkenschap van interviewers en geïnterviewde uit de hand gelopen, enkele dagen daarna hervat) ken de toereikendheid van mijn middelen. De mysticus en magiër, toegerust met de chemie, kan de strijd aanvaarden. Het Roemeense t.v.-filmpje, waarin iemands geluk wordt gekocht met een aanslag (wit poeder) op zijn hersenen, alle hersenspoelingen in Korea of waar ook ter wereld, en de advertentie in de Lancet van het War Office.
(7 september 1963) Het Chemical Defence Experimental Establishment vraagt twee Medical Officers (research), een Senior physiologist en een Senior pharmacologist, die bekend moet zijn met ‘standard pharmacological techniques’ ‘and should also have some experience in the testing of drugs, especially those affecting behaviour.’
Want waar vrede is, is oorlog - en de middelen, zo vreedzaam als de atoomenergie, met meer kracht, zullen ook in de oorlog worden toegepast; luidt niet zo een van de stellingen van Van Ree's proefschrift? Deze Oorlog moet vermeden worden.
Ik wil geen angst aanjagen (het geluk ligt nog altijd binnen je bereik) maar je moet het wel weten, al blijft het hier een openbaren: je staat voor de keuze.
| |
| |
Leer met God en de duivel in je spelen. Neem twee koekjes in plaats van één. Steek het licht 's avonds eerder aan, profiteer van je genoegens, maak ze waardevoller. Laat je niet passief bij de pakken neerzetten, ga checken en kontroleren, doe iets, trek gevolgtrekkingen, ga op je hoofd staan, laat het bloed vloeien, blijf in beweging. Bewijs een theorie, schep een hypothese, zend missives, word gewaar - doe iets. Vind het onbekende uit, doe stappen in die richting. Ja, bouw kijkdozen. Goedzo, Henk, maak een kijkdoos vol Botticelli en andere dromen. ‘Vijftig,’ zegt hij schattend, ‘kun je eksposeren in het Stedelijk.’ Een nieuwe hobby? Het bouwen van kijkdozen, de mooiste krijgt een prijs. Benodigd: een pot stijfsel, gekleurd papier, plastic, materialen, een goede schaar, fantasie, verbeeldingskracht of inspiratie, alsmede een lege schoenendoos, wit glanzend kunstdrukpapier bedrukt met de geheime tekens en motieven van merken, maten en modellen. Alle antwoorden op alle vragen leiden naar jezelf, alle spelen, feesten en kulten, niet in theorie maar aan het lijf te ondergaan. Hoe, waarom, vanwaar, waarheen en vooral waar... Vind het uit, laat je het antwoord niet ontgaan. Ik lever alle vragen. Ik ben de vraag op elk antwoord, ik stem tot weten. De musical: Oliver Stick. Mag ik nog 'n peukje, mister?’
Niets ontgaat me van de naam, citeer bv. het Numismatisches Wörterbuch van Schrötter: Vinkenaugen. ‘Finkenaugen, lat. vincones oder parvi denarii slavicales, sind kleine, meist zweiseitige Pfennige, die hauptsächlich in Pommern (Fund von Grenz) im 14. und 15. Jh. geprägt worden sind, wo sie zeitweise die einzige Rechnungsmünze waren. (...) Die Name ist noch nicht wirklich erklärt. Nach den grossen Augen des Ochsenkopfes auf Mecklenburg. Hohlp. sollen sie “Ogen” und von ihrer ursprünglichen Feinheit “Vienke” (fein) = Vinkenogen genannt worden sein, was nicht sehr wahrscheinlich klingt. In Pommern tauchen sie nach Bahrfeldt in Urkunden zuerst 1279 auf. (...) Sie sind überall das kleinste und geringwertigste Geld gewesen (...)’ In Berlijn anno 1893 werd het vijftigjarig bestaan van de Numismatische Gesellschaft gevierd met een ‘Festschrift’ waarin meneer Bahrfeldt (geen baar geld) over ‘Vinkenaugen’ schreef; andere gegevens zijn te vinden in de ‘Münzgeschichte Pommerns im Mittelalter’, bij dezelfde gelegenheid verschenen.
Onder paus Innocentius 11 was ik rondstreeks 1140 het kleinst
| |
| |
denkbare pasmuntje, de beeldzijde: een ster. Andere versies dragen een brede zesstralige ster met het kruis in het midden, een kogel, etc. Lees het maar na. Ik kocht er vijf voor drie gulden per stuk. Toch leuk.
Wat voor spelen hebben wij nog meer voorradig? ‘Nieuw toppunt van kultuurverdwazing. Baby kreeg de naam van een verdovend middel’: Robert Jasper's marihuette. Hoe groots de prachtige foto van de vader die ‘zich in de geordende welvaartsstaat kan vergrijpen aan de kultuur’, gekleed in smoking (‘in burger’ zegt het Telegraaf-onderschrift) en met een KLM-tasje staande op een verhoginkje, naast de als gebruikelijk toegetakelde ekshibitionist Robert Jasper, door Van het Reve gekenschetst in Op weg naar het einde met een boterhammenkoffertje zoals ik dat op de lagere school had, waarop een doodshoofd en andere beenderen-symbolen geschilderd, het gezicht zwart, slobkousen, lange kousen, een korte broek daarover, een bemetseld overhemd (hetzelfde als ‘Help?’), bezwerend het kankerroken. Eksorcities. Geen stad heeft zo'n kerk gezien. In het artikel worden de nevenstaanders genoemd: o.m. Johnny de self-kicker (Electric Goebbels, Electric Jesus, ‘altijd bereid zichzelf in een trance te schreeuwen, tot lering en vermaak van de uitverkoren toeschouwers’). Ja, de toeschouwers zijn uitverkoren: zij kunnen Johnny nooit vergeten. Als een soort manager heb ik Johnny naar Dendermonde (België) gesleurd, om daar mijn kollega's Louis-Paul Boon, Hugo Claus, Freddy de Vree en anderen van het grote fenomeen in kennis te stellen: in m'n inleiding stumperde ik enkele woorden over Ginsberg en Artaud. Ik heb nauwelijks de afstand kunnen bepalen. Daarnaast de schilder Fred Wessels, sprekend (ook tegen een Panorama-verslaggever) van oerkrachten, die hij trachtte te evenaren, zoals hij dat in Nieuw-Guinea had ervaren. Huisheer in de hemel.
Welkome broeders, een gemeenschap, een ‘société initiatique contemporaine’ zoals Louis Pauwels de medespelers noemt, in deze dageraad der magiërs, die wij beleven. Laat het kinderlijk, ekshibitionistisch, kunst, dada of psychopathisch zijn (het laatste woord is geen scheldwoord, heren!); het is evenzeer van deze dagen als de televisie, de non-verbale kommunikatie van de techniek, en de massa-bedrogsmedia. Het zijn de eerste dansen van de nieuwe derwisjen, nu de soefi's verloren gaan; de spelers
| |
| |
hebben gekozen voor een andere logika, leuzen van krant en parlement zijn niet voor hen geschreven, zij staan de mens nader dan regeerders en volksvertegenwoordigers. Het gaat om waarlijke dingen: liefde, eten, slapen, spelen. Zou ik de spelregels van Marihuette nog terug kunnen vinden? Nog steeds hetzelfde Telegraaf-artikel omschrijft het spel (in journalisten hadden Huub en Robert uitbundig vertrouwen; lieten de lange neuzen en de korte ogen hun huis binnen): ‘Wat zou er overigens bij dit spel moeten gebeuren? Kort gezegd, niets. Dit spel dat géén spel is, doch slechts nog meer misverstanden in het leven moet roepen, heeft een groot aantal zinledig lijkende spelregels en wordt onafhankelijk daarvan “gespeeld”.’
Ook mijn mening werd gevraagd, ik verwees voorzichtig naar Hoogseizoen, sprak van de vele vrienden, gemaakt en gevonden, terwijl Huub zijn eigen lieve ziel blootlegde en sprak van z'n plannen, gedoemd niet te verwezenlijken (niet getreurd, altijd nieuwe plannen): het wekelijkse televisiecabaret (een AVRO-man had zijn neus om de deur gestoken), het Natal-projekt: de tocht naar Natal met een filmploeg onder leiding van Louis van Gasteren, met het befaamde koffertje van de medicijnman Robert Jasper (dat hem in Zuid-Afrika was aangeboden, aan boord, door angstige negers, die de geheimzinnige middelen van hun gestorven medicijnman, waarschijnlijk naar de grote stad gemigreerd, zonder navolgers, erfgenaam of leerlingen gestorven, voor wat kleingeld van de hand deden. Een grote inventaris, het is me gegeven geweest het koffertje te bekijken, niemand durfde iets aanraken: wie zegt dat je niet in een krokodil verandert, als je dit poedertje proeft, en als je aan deze kleverige substantie ruikt, krijg je dan geen visioenen? Niemand mocht eraan komen; de inventaris van de flesjes, doosjes en papiertjes met hun kleverige, stoffige, zwarte, kleurloze, gifgroene en onbestemde inhoud zou het geld voor de reis opleveren. Is de brief ooit gestuurd? Het doel: prof. Huub.
Nobeler plannen.
Het nieuwe ministerie van O., K. en W. (Ontspanning, Kicks en Wetenswaardigheden) publiceert binnen onafzienbare tijd zijn Ontwikkelingsplan voor de Achtergebleven gebieden der Vrijetijdsbesteding (OAV).
Op het speelplan kunnen nog vele uitvindingen gedaan wor- | |
| |
den, vele middelen in studie genomen, veel wetenswaardigs verbreid (via misschien een orgaan: Simons Stokpaardje (Simons High Hobby-Horse) waarvoor ik materiaal verzamel); benodigd: een drukkerij, geld, en het talent dat ik rondom mij weet te verzamelen.
Ik heb ook lezers nodig, ik spreek niet voor mijzelf, er is veel te doen: het is een spel de zon in het hart te laten schijnen. We gaan IQ-tests publiceren, en hier komt een gepland enquêteformulier voor de eerste kennismaking.
Het bloeiende verenigingsleven omgeeft de volmaakte dichter.
Zeven jaar lang speelde ik in internationaal verband (United Nations Educational, Scientific and Cultural Organization) het spel der goede bedoelingen. Ik maak een studie van UNESCO Form 139 Rev. de ‘Unesco Route Slip’, te adresseren aan jou, komende van MIJ (For return to originator, fold here and reattach).
Een tweetalig funktionerende international civil servant was ik, vele talen heb ik bijgeleerd, zet de kruisjes: For Action, Prepare, Return with References, Secure Approvals Noted, For Approval, For Comments, For Signature, Please Return, For Despatch, For Information, For your File.
Remarks: dit ben ik. Wie ik ben.
|
|