| |
terug naar 10 maart
Terug naar de eerste versie. Hun bewijzen, hun betoog komt niet uit het ongerijmde, maar klinkt klaar en duidelijk:
‘Waarom het geschreven staat, dat God de mens schiep naar zijn beeld. Alleen de super-egoïst zou zijn eigen beeld miljardmaal vermenigvuldigen. God is de superlover. God is Superman.’
Ik denk aan de eigen afbeelding, die ik zo'n zes jaar geleden, op stroken offsetpapier, gedrukt bij steendrukkerij de Jong & Co in Hilversum, dank zij de vriendschap van professor Pieter, in tienduizenden eksemplaren liet vermenigvuldigen. Armando als ‘Heerser’ en ik, als ‘heerschap van de heerser’, twee keer zes pasfoto's op een rijtje, geperforeerd, grote postzegels die wij op woensdagmiddagen wel eens uit het raam van de HP naar beneden lieten dwarrelen, waar ze opgeraapt werden door opgewonden jongetjes op de postzegelmarkt, die de zegels meestal weer teleurgesteld wegwierpen, enkele malen vormden zich kleine gestikulerende groepjes. En de Ego's op de derde etage: zich verkneukelen! We hadden geen lef ons aanschijn over de aarde te verspreiden: ik vond de free-lance vrijetijdsbesteding uit en Armando verschool zich achter zijn zwarte bouten, water, prikkeldraad, autobanden, kollages van bokserstaal: het duister van de Indiase demon Ravanna, waarmee ik hem in 1957 vergeleek (eksemplaren van ‘een tekst’ uit 1957, 8 pagina's, 150 genummerde en gesigneerde exemplaren, nog voorradig à ƒ10,-).
*
Deze generatie is de laatste, die voor of tegen God zal moeten
| |
| |
beslissen. Het kan me niet schelen hoe, of je je aansluit bij Lou, de Volle Evangelisatiezending, Subud, de weg is uiterst privé - dit is de mijne. Ik heb gemerkt, dat het geen vlucht is, al kom je er niet eerder dan wanneer je waarlijk desperate bent, desperado: cynisch, wanhopig, uitzichtloos, doelloos, de allerlaatste leegte van alle zinloosheid doorschouwend - de atoombom, de oorlog, angstig en ontzet, paranoid en waan-zinnig. Mijn ongelukkige vrienden, hoe kan ik ze helpen. Mijn hart bloedt om ze, ze kijken me niet in de ogen, ze draaien zich van mij weg, zij weten niet te beminnen. Hun eigen vrouwen. Het leven.
*
Christus kwam in het boek van Ralph & Phil terecht, een emotionele verstandhouding ontstond: zij vonden een oudste broeder die het dichtst bij God staat en in ons leeft, als de waarheid zich openbaart: God is liefde. De mens hunkert naar liefde, het leven is liefde, de mens is God.
Ik heb mij voorzichtig geopenbaard, ik ben slechts een zoekende getuige.
Het woord, de fysieke aanwezigheid.
*
Een honderd jaar geleden kon de waarheid niet gezegd worden (het kostte Nietzsche zijn leven, de grote getuigen waren Outsiders - T.E. Lawrence sneuvelend op de motor): nu pas is deze wereld desperaat, schreeuwend om verlossing en bevrijding, een uitweg uit de haat. Het gaat om je leven, je eeuwige leven, leef in het nu: niet meer in woorden uit te drukken, elke sekonde miljoenen jaren.
De wetenschap is een aantal mensen te groot geworden, te snel wisselen alles en niets elkaar af. Geen antwoord op alle vragen, een antwoord op geen enkele vraag: Einstein bracht een nieuwe faktor aan, en we gaan verder, de mens is geboren met zijn verbeeldingskracht, naar de vervolmaking daarvan onderweg.
*
Non-man: There is only the body, not the soul.
Man: Where will the look in my eye be when I die?
| |
| |
Pijn bestaat. Het lijden bestaat. Het is liefde. De schepping in woorden van liefde. Een nieuwe aarde. ‘Ik ben er het eerst.’ Een Ego dat zich verliest, terugkomt, verliest, wint, en aan de winnende hand blijft. Getuigen. De waarheid spreken. Het allerlaatste verhaal. De kans. Ken mij, ken mij.
*
De kreativiteit gaat schuil achter de investigation, een straight en overtuigend curriculum vitae in de meest koelbloedige woorden voor de meest onstuimige, voelbaarst aanwezige alomvattende wetenschap van mescaline: God.
*
Ik heb me zo geschaamd voor mijn afkomst (de Pijp, de Jordaan, mijn autodidaktiek) dat ik er ‘oprecht’ voor uitgekomen ben, ik was (terecht) ‘trots’. Kijk, hoe ver heb ik het niet geschopt! Ouders die mij liefhebben, een vrouw die mij liefheeft, een zoon, vrienden, en wij hebben God lief. Ik houd van de Pijp, maar het is een afbraakbuurt, ik aanbid de Jordaan (waarover ik schreef als een verliefde in het Algemeen Handelsblad van 24 augustus 1963) tijdens het Jordaanfestival; een week tevoren beklom ik de Westertoren en ik het zag opeens: er kon een ànder stuk over de Jordaan geschreven worden, van bovenaf, van binnenuit, als bewoner die het zàg. Met Matthias op de arm klom ik de trappen op, hoger en hoger, met Larry, Zusje, Peter en wie nog?...
De trappen werden steiler en steiler, meer en meer geruststellende verzekeringen wilde Matthias horen, zelf klom ik, ondergaande een objektieve angst: vallen ging tot zekerheden behoren, zevenmaal stoppend onderweg bereikten we de eerste ombouw (de hoogste mogelijkheid van de dag; twee keer per week maar kan er een uurtje geklommen worden, de ene dag niet verder dan die ombouw, omdat de gids anders te veel moet klimmen, de andere gids gaat hoger). Het waaide, een kleine zachte regen schoof langs onze hoofden. We gingen achter massief-stenen balustrades schuil voor de mensen beneden, kleine ontroerendhulpeloze goddelijke verschijningen met hun scooters en bromfietsen, in hun Dinky Toy-auto's, achter hun kinderwagens, voor de bloemenkarren; de Jordaanhuizen teder aaneengevlijd, nauwlettend verbergend hun schamele schoonheid.
| |
| |
Een ijle wolk van televisie-antennes, een over de stad ineengedoken invasie van langpootmuggen, lag over de schuine en spitse langhalzige en smalle huizen en huisjes, de achterkamertjes en pleetjes, de wasmachines en de touwen in de balkonnetjes en voor de ramen, de vlierinkjes en zijvoorkamertjes, de klein-behuisde mensheid, die moet leren kiezen: liefhebben of haten.
Onverschilligheid of Intuïtie.
De keuze is niet moeilijk, het is geen strijdkreet, het is een lichamelijk en zintuigelijk gebeuren, het is kennis van de Gans Andere, Ondoorgrondelijke Aanwezigheid. De grootste geheimen buigen zich liefderijk open, materie schept anti-materie, logika ver-oor-zaakt post-logika, coïncidenties smeden zich aaneen tot een ‘toevallig’ geluk: dit leven, waarin zoveel wonderen dagelijks verrukken, als wij de ogen gebruiken die àlles kunnen zien.
Wij zien door Zijn ogen, wij kunnen het antwoord geven.
‘Hij heeft het gehoord, Bert B.,’ zeg ik deemoedig - ik wilde niets dan liefde geven, en kreeg versregels van Achterberg ten geschenke, van de man die bang is dat ik zijn woorden zal optekenen; genoeg hoorde ik om mij niet mee te kunnen verenigen.
Het deed mij pijn, dat hij ‘verschillende zeer ontroerende brieven, waarin je je onvoorwaardelijk aan Gerrit gaf,’ opzettelijk niet in het Achterbergnummer van Maatstaf (januari/februari '64) heeft opgenomen: ‘ik had ontzettend de pest aan je.’
*
Jezus Christus, de mens die zelf God is geworden, naar het vlees uit het geslacht van David, door het woord God. De breuk tussen het bekende en onbekende (Barth: kommentaar op Paulus' brief aan de Romeinen), alleen maar te begrijpen als het einde van de tijd, de paradox van het absurde geloof (Kierkegaard), de Overwinnaar (Blumhardt), en de Oergeschiedenis (Overbeeck). De mens beidt zijn tijd niet langer, de historische en goddelijke oudste broeder, geen sekonde meer te verliezen (Lodewijks minuten).
‘Coupez.’
‘Sautez.’
En het gans andere ligt enkele ondeelbare, eeuwige ogenblikken voor je, tot je met een ruk weer wordt vastgegrepen door de
| |
| |
‘werkelijkheid’ (de banden om je borst, tussen je dijen, op je rug) die de boeken vult en de reisbeschrijvingen, de redeloze ooggetuigeverslagen, de objektieve berichtgevingen, de akkumulaties van thee drinkende, strijdende oude dames, jonge helden. Hoe halen we de tijd in, dat alles zijn onderdak nog niet had gevonden. De draden, die me jarenlang in de handen werden gestopt, en die ik niet aaneen wist te knopen, totdat ik het besef met handenvol kreeg toegeworpen, bij de voorbereidingen tot dit boek, die ik niet kon treffen. Niet meer een stuurloos drijven in de placenta (ook dát is leven), maar een weg die bewust en bewuster wordt.
Ja, ik ben geboren. Ik heb het antwoord in mezelf gevonden; ik hoef niet langer op anderen te wachten. Ik ben Hetzelf, het Ene. Hoogseizoen: ‘Wacht op mij. Laat mij niet ontkomen. Heet mij welkom. Doe mij open.’
Uit een brief aan Bert B. (Als Ewald Vanvugt in Een bizonder vreemde dief bij het overtikken iets weglaat, doet hij (). Welnu, de methode:)
‘() De dichter die ik op m'n achttiende jaar leerde kennen, de dichter van de Cryptogamen, was voor mij een God. Een jaar lang heb ik geworsteld om aan Hem te ontkomen; ik vluchtte - eenmaal alleengelaten met mijn haat, want je ontkomt niet ongestraft aan God - naar Parijs, waar ik opnieuw leerde leven. Want geleefd heb ik, even intens als Jan Cremer, even oppervlakkig ook. Maar er gebeurt ook zoveel in deze wereld; het is in geen duizend dikke delen psalmen en pornografische fantasieën neer te leggen (kijk eens naar de volledige gedichten van Jacob Cats; a life-time to read), het vult steeds meer bibliotheken en mikrofilmarchieven, filmmusea, diskotheken en computers. De wetenschap neemt angstaanjagend toe: alle informatie opgeslagen in alle registratiecentra ter wereld ligt tussen de 4,6 × 1014 en 4,6 × 1015 bits, en breidt zich met 2.000.000 bits per sekonde uit. Over 20 jaar zullen wij alles weten; zijn wij uit-gevonden, kunnen wij niet meer weten. Ik geloof in de tekenen die niet bedriegen. Geloven is, volgens Heidegger - hoorde ik verluiden - de beste manier van weten. () Ik heb een psychiater en een fysioloog vorige week zien vechten om hun Godsgeloof onder woorden te brengen; dagelijks word ik vele ervaringen rijker. () Waarom Cremer ter sprake gebracht? Ik had gelijk: je komt naar Amsterdam met àl je ressentimenten, je koestert je aan de bar van De
| |
| |
Kring, wachtend op de Zinloze Feiten, die je verhaal uitmaken. Je wilt kunnen zieden: “Moet ik lezen veertig pagina's van Cremer over het schijten in het toilet van de trein?” en je wilt mijn antwoord niet horen, dat ik hier schriftelijk herhaal, omdat ik een man ben van het Geschreven Woord: “Niemand dwingt je een pil van een boek tot ver voorbij het midden te lezen, als het je zó tegen de borst stuit. T.V.-kijkers zijn nog niets gewend, die kunnen de knop nog niet omdraaien, maar jij, erkende boekenlezer, kunt toch wel een boek terzijde leggen, dat je walgelijk, fascistisch vindt? Lees stichtelijke lektuur!” () Bedankt voor het intekenen op “Wat te zeggen”, maar waarom tegelijk kleineren en snoberen: “Zoiets koop ik nou, voor ƒ2,50 of ƒ250,- dat maakt voor mij geen verschil uit, ik ben een van de weinige mensen die daarvoor intekenen”? Zoiets maakt mij niet gelukkig; je toont je zo onwetend niet te begrijpen welke eer je is bewezen dat je een uitnodiging tot intekening voor een boekje waarin ik mijn hart uitstort krijgt, een boekje dat voor de belachelijk lage som van drie gulden wordt uitgegeven op kosten van auteur en “uitgever”, waarvoor geen enkele publiciteit gemaakt is, en waarvoor de belangstelling zeer groot is, terwijl ik er niet meer dan honderd druk. Over tien jaar is die tekst tien keer zo veel waard, over drie jaar. () Het Maatstaf-nummer kocht ik zodra ik de boekenmarkt op liep in de Rotterdamse Bijenkorf; ik kocht het van Hoornik, die zijn Ego opvijzelde door me te tonen wat Aafjes in '45 over hem schreef aan Achterberg, maar nee, het is ook literatuurgeschiedenis - ƒ4,90 betaalde ik. Ik had een dubbeltje tekort voor een Geschenk dat ik dit jaar niet zal lezen. Ingesloten de bon “1 Hoornik ƒ4,90”.
Ja, ik was op het Schrijversbal en de Boekenmarkt, en ik deed niets en ik protesteerde niet, dat ik niet mee mocht doen met de kermis der schrijversijdelheid, “(omdat ik met de politie in aanraking was geweest)”, ik was niet in deze wereld.
Ik was alleen met dit boek, waaraan ik elke nacht schrijf, omdat ik niet anders kan en niet anders wil, ik leef met mijn liefde en mijn God, en ja Achterberg (en noem ze maar op, de dichters wier leven je geleid hebt en geleden). () Begrijp je dan, dat ik, als ik jou zie (wanneer ik voor een kop koffie tussendoor 's nachts op De Kring, tweehonderd passen van m'n deur, kom en terugkeer in deze wereld, om niet alle kontakt te verliezen, want dan ben
| |
| |
je niet voor je woorden verantwoordelijk) mijn hand uit liefde op je schouder leg, om met je te kunnen praten? Ik had rechtsomkeert kunnen maken, in de andere zaal koffie drinken, vertrekken zonder met je te spreken, m'n eigen wereld verkiezen boven de jouwe. Maar ik vrees geen enkele ontmoeting, ik heb niets dan de waarheid te duchten. Wij leven in dezelfde wereld. ()’
*
Briefwisseling Nagel. Op de lange duur. Kaart 3 juni zonder doorslag, de herontdekte vulpen, het handschrift. Mijn brief van 10 maart, z'n antwoord en z'n reminder van de 1ste juni, zo juist beantwoord. ()
*
()
*
Lobbying for the Witnesses. ‘Ik geef je voor deze ogenblikken een unieke, christelijke en wetenschappelijke reden: de mens weet, dat hij in dit leven zal moeten beslissen, in zìjn generatie zal het gebeuren (het énige wat ik mij vanaf mijn jongste jaren kan herinneren: met mij zou het gebeuren), en wie het meest daartegen rebelleren zijn de jongens in hun rijpingsjaren, opgevoed zònder God, naar Hem op zoek zijn, Hem vinden in zichzelf, zich God wanen. Allemaal de Eerste, de Grootste, “de grootste Nederlandse schrijver van de toekomst” (Mulisch in Bourgond), Cassius Clay, de één heeft in '60 meer publiciteit dan de Koningin gekregen, de ander droeg de eerste leren pakken, de derde zette het eerst komma's vooraan de regel (Een Grote Revolutie!), en ik wilde Van het Reve tien jaar vóór-zijn met het schrijven-over-de-homoseksualiteit, een volgende “Weet Alles”, en de laatste is in alles “Meester”. De mens is weer God. Hoe Goden zich gedragen. Toen het eerste Godsbesef dwars door Marx heendrong kostte het mensenlevens, wat filosofen, surrealisten van het eerste uur (Artaud, Rigaut, Vaché), zienden - nu is het neopositivistisch “een industriële revolutie”, een “nieuwe datum in de industrie”; overal het eerste, met de grote revolutie, het eerste, bij de dood, de vergetelheid. Angst maakt overal de Eerste slachtoffers. Paranoia. Verveling.
| |
| |
Ik outsider, houd me buiten het gekrakeel. Ik, de onkwetsbare! Nieuwe versie maart/juni.’
*
Er is iets aan de hand met het geweten.
Wat het betekent heb ik nooit geweten.
Ik groeide op zonder het geloof in God.
Ik weet wat het betekent. Ik zeg duidelijk
en hardop: Ik geloof in God. De God, die
mij in zijn beeld schiep, die zei (Johannes 21,5):
‘Zie, ik maak alle dingen nieuw.
En hij zeide tot mij: Schrijf; want deze
woorden zijn waarachtig en getrouw.’
*
Wonderen zijn niet in woorden te beschrijven. ‘The solution of the problem of life is seen in the vanishing of this problem.’ Wittgenstein. Er zijn voorbeelden van wonderen. Te over. Je hoeft alleen maar te blijven schrijven.
*
Ik laat de keuze aan de mens zelf over. Ik sta erbuiten. Er is geen probleem. We live and love.
*
Van Maja leen ik een Bijbel, om citaten van Ralph & Phil uit het Engels te vertalen. In de Bijbel een briefkaart. Onbeschreven. De kaart, zag ik bij het doorkijken, op een bepaalde plaats die ik niet eerder vanavond heb gelezen. Er stond een kruis in potlood bij: de regels van bovenstaand citaat uit Johannes. Het kruis is aangegeven voor mij: hieraan was ik toe. Ik vraag haar, wie dat kruis heeft gezet en vervolgens die briefkaart op die plaats achtergelaten, ze weet het niet, het is een niet-gekanoniseerd wonder, dat ik het noem is omdat dit alles een keuze is: alle andere dingen, die ik zie, zijn even grote wonderen. Ik wil geloven. Dus ik geloof. Ik wil weten. Dus ik weet. Ik schrijf, het is een wonder. Ik schrijf in Zijn naam. Het is een groter wonder, want ik weet wat ik zeg. Het is het grootste wonder - ik ben Gods keuze.
| |
| |
Mijn woorden berusten op handelingen. Met denken, praten, schrijven, kommuniceren kom je er niet. Je doet, weet, ervaart. Het komt terug. Je merkt de reakties.
*
Am I Jesus Christ? Tell me the truth. I have to know. I love God, I hate delusions.
*
(Wie ik ben)
*
Mijn Ogen? De Mijne?
De kachel stond te heet.
Ik vlucht, vijf uur 's morgens, in het Amerikaanse wereldnieuws op 350 meter: Now to summarize the news...
*
Ik ben het. Ik ben ditzelf. Dit ben Ik. (‘lonely capital’ I). Ik ben. Gij zijt. Ik ben.
*
Wat gebeurt er met mijn Ik?
*
Ik weet op alle antwoorden vragen. Ik loop te hoop. Mij worstelt. Ik word opnieuw geboren. Ik stoot omhoog. Ik loop over.
*
Mijn overgrootvader heet Simon. Mijn moeder Anna Katharina van Meel. Mijn vader Hendrikus Albertus V. Naar m'n overgrootvader ben ik genoemd; hij was een trotse jood. Hij had vele kinderen. Mijn grootvader, die een dierenhandel in de Spuistraat had, en woonde in de Korsjespoortsteeg, heb ik nooit gekend; met familie van moederszijde ben ik meer vertrouwd geraakt in mijn jeugd; m'n moeder heeft zeven zusters - even kijken, Mientje, Rietje, Jopie, Nel, Bettie (in Australië), Koba en Martha, die op haar vierde jaar meningitis kreeg en in dat stadium (zo'n veertig jaar geleden) is blijven steken. Familie-IQ: van ver onder
| |
| |
tot even boven het gemiddelde. Rooms-katholieke opvoeding hebben zij gekregen, ‘doen er niets meer aan’. Oudtante waandenkbeelden.
Van vaderszijde weet ik minder: grootvader schreef stichtelijke gedichten, gedichten schreven ook mijn vader (in z'n jeugd) en 'n oom Jan, die in Buchenwald zat, fysieke gevolgen daarvan heeft ondervonden en toneelstukken schrijft, opgevoerd door amateurtoneelverenigingen.
Ik ben enig kind. Zie verder inleiding Spiegelschrift (gedichten, 1963). Ik heb leren spreken en schrijven. Met twee vingers tik ik. De middelvingers. Soms gedraag ik me als 'n imbeciel. Ik haal de boeken door elkaar: All in One, All and Everything, en One over Infinity. Ik zoek een titel voor dit geschrift. Op elke pagina staat een titel, minstens.
Ik spreek mee. Spreek dan. Ik orden een stapel papieren. Ik stel het spreken uit. Ik vertreed mij.
Ik word herkend. Herken mij. Langzamerhand neem ik gestalte aan. Mens.
Ik ben geen schijngestalte. Ik ben een deelnemer.
Kan ik nog achteruit beduiden? Ik zag de psychiater M. lopen, die een verhaal van mij bezit, dat ik op m'n zeventiende schreef. Ik vraag hem, of hij het nog heeft, of ik het kan lezen.
Staakt Het Vuren.
*
‘All live cats stay cool; dead squares burn.’
*
(Brief aan J.C. over Ik, Jan Cremer & God, de Openbaringen. Kind van zijn tijd.)
*
Jean-Jacques Viton, Action Poétique, Marseille, nr. 23
‘Cher Jean-Jacques Viton, “Je ne voulais pas en allant au peyotl entrer dans un monde neuf mais sortir d'un monde faux” qu'il a dit, le même Antonin Artaud.
Il en est sorti, Viton, il y a mis sa vie (et pas de rente viagère), il y a trouvé son visage, il y est resté mort de lumière.
Vous êtes resté dans “une petite messe désespérante” en prenant
| |
| |
la mescaline, vous avez souffert de l'entreinte d'un monde faux.
Ils m'ont fait le même coup, en 1959, avec 150 gammes LSD: me permettant de revivre ma naissance, ils M'ont tué. Qui je fus.
Si je vis toujours, c'est parce que j'ai eu le temps de rattraper, renaître.
Maintenant Je Veux Tout: J'aime,
J'aime Dieu, qui m'a créé dans Mon Image, Tel Quel.
J'ai retrouvé une langue; je les laisse leurs théories: leurs psychoses artificielles, la pensée morbide, leur sémiologie, leur polymorphisme, leur prudence et impudence, leur dessin présenté, leur E.E.G. et autres électrodes, leurs appareils et autres préparatifs mal réglés, oui - vous avez raison: tout ce joue ailleurs, mais témoignez-en le plus possible.
Hurlez à la face d'une telle science, qui ne s'occupe plus de l'homme, mais d'un CAS. Sachez qu'autre chose existe: la connaissance partagée d'un subconscient, rendant la vie beaucoup plus valable.
Vous croyez qu'il y a encore des frontières à brûler? Il y a une autre vie à vivre.’
()
*
Ook ik m'n tweelingbroers, mensen als Jan-Hein D., krijsend over zijn eerstgeboorterecht (nee, geen Satan ben ik, Asmodée), Frans die overleed toen ik II was, Helmut, die gedeporteerd werd naar het concentratiekamp, Hans, de vele vrienden, konstante begeleiders, beschermengelen. De wereld wordt dagelijks groter.
Mensen op zoek naar oude en nieuwe talen voor oude en nieuwe wonderen, met de hartstocht van de liefhebber: de eeuwigheid binnenste buiten.
De mens: oa. zijn hersenen (tien miljard zenuwcellen, ieder verbonden met 25.000 andere. Astronomen schrikken van de aantallen interkonnekties: elke sekonde ontvangen wij via de zintuigen in de hersenen 100.000.000 gewaarwordingen).
|
|