zie ik, naast de unieke kwaliteiten van de ervaringen: een levenloos boek, al is de imitatie schitterend. Het ‘materiaal’ ongebruikt, niet tot dit leven gewekt, in de oorspronkelijke staat bewaard: erts, ore, grondstof. Het hallucinerende hoofdstuk Uitvlucht voor vandaag op de tast geschreven, zonder enig inzicht in de betekenis, neemt vorm aan. Ik herken de ervaringen tussen de regels, het zijn de mijne, ik zie de eigen afstand tussen Simon V. toen en nu. Verder. Het is zelfs in dagen precies te becijferen, in vergelijkingen te beschrijven.
Het verleden rustte niet, voordat het werd verantwoord. De plaat die vernietigd wordt, maar voortdurend beluisterd: the Concerto to end all concertos, de herinnering die altijd wakker blijft. Het voortdurend afstand-doen (van de tas in de taksi, de hond in de soep) de oneigenlijke zin. Het etiket bleef bewaard. De taksirit werd betaald.
Het dolen met het dode kreng, de lichamelijke eenzaamheid, het niet-herkennen, de psychotische vervreemding, de identifi katie (met de ander, die het meisje kust), de vereenzelviging van de enige ‘hij’ die het boek kent, de dubbelganger, de thuiskomst: de zeven trappen (de werkelijkheid gaat de waarheid vooraf) en de ontmoeting met het heden anno 1952: de M. van de jaloezie, de angst, het onbekende dat nog angstaanjagend is, in plaats van aanlokkelijk als nu 1964, de zoon die al leest voordat hij de school bezoekt (vader-projektie in zoon), en de zwarte en de groene vriend: Hugo en Hans. Hugo, de kommentator. Hans, die het verhaal aanhoort, als in 1956 in de Tuilerieën luisterend naar de klachten over de ontbinding van het groene lichaam, terwijl hij zelf schreef aan zijn Sonnetten van de kleine waanzin.
Het kind, dood, gevallen engel, in de herinnering gestorven verklaard, beschilderd als voor een nieuw ritueel; in dezelfde Tuilerieën begraven, bij het Louvre waarbinnen ik nooit een stap heb gezet.
Banden van angst, waarin ik jarenlang heb opgesloten gelegen, springen los, één voor één, ik herwin de vrijheid. Bij het herlezen van ZtW besef ik, waarom de kruik moest barsten, en hoe, en waarom niet anders. Het is niet eens zelfverloochening, het is het licht dat openspringt als je gegaan bent door het Alles is angst (poëtisch voer voor bloemlezers), de angst voor de blindheid, het blindworden (Louis Braille), de geestelijke en lichamelijke impo-