| |
zaterdag 29 februari 1964 [de vierde dag]
Ik heb het gebeuren altijd willen ordenen, de wil vóór de schepping. Wat besloot de geest in de materie over te gaan?
22 mei: hoe is het mogelijk, het is onmogelijk, het is vaak te moeilijk. Het blijft een probleem, dat niet in vier maanden is opgelost. Te vaak nog is de wens de vader van de gedachte.
*
Wat zijn de wisselwerkingen van voorgeboorte en schepping? Ik blijf vragen stellen: wat is perceptie en interpretatie? Wat was het, dat mij dreef op dit spoor terug, tot in krante-interviews (‘op zoek naar het hiervoormaals’) en vanaf de eerste LSD-proeven aan den lijve?
Waarom speelt G.L. (we noemen hem Klaas) een rol in mijn schepping? Om aan te tonen dat vergissen menselijk is? Vergissingen aan de zelfkant van de medaille. Waarom is hij een probleem? Om de andere kommunikatie? De dood van Hans is niet onherroepelijk.
Ik bood een stuiver voor de gedachten van Bas van der L.: hij had er drie, een vluchtig erotische (passerende meisjes), een anale (stoelgang) en een belangrijke, die hij open voorlegde: wat doe ik met m'n leven?
J.: Simon, wil je langskomen helpen?
St.: Je werk ligt hier.
| |
| |
Ik ontdek een nieuwe broederschap: we spreken van dezelfde dingen, blijken dezelfde dingen te zoeken, en wisselen er dezelfde kinderlijke grapjes over uit. Het recept voor een Zen-sandwich? Een aansteker, een jerrycan benzine, en een Vietnamese monnik. Lichtjes laten roosteren aan een kant, dan draaien. ‘Sick jokes for metaphysicists’ noemt Peter S. ze; ik zit erbij zonder nog te weten wat metafysica is.
Als een jongen in de schooljaren, weggerukt uit de op-levenen-dood-gesprekken met zijn vriendjes door het ene, eerste en voor-altijd vriendinnetje, dat hij opwacht met kloppend hart, en angst, nee geen angst: opwinding. Het is de opwinding van het elke dag weer opnieuw de straat opgaan, de vertrouwde tekenen van leven: een open broodkar, een schilleman, een vuilniswagen, spelende kinderen, honden en de meest vreemde voorwerpen voor dagelijks gebruik. De mensen vriendelijk en voorkomend, tot lachen bereid, belangstellend - de omgeving van het Plein als een vissersdorp in de kuststreek, waar wel eens een verdwaalde vogel komt neerstrijken, waar - en generaties lang spreekt men erover - een reiziger (vanwaar?) is komen te wonen, om opeens weer te vertrekken, niets dan liefde achter zich latend.
Het pand Lange Leidsedwarsstraat 158 staat op afbreken, uit een leeg raamgat van de tweede verdieping waait al maanden aan een kleerhanger een gescheurd wit overhemd, waarop met rode verf gekalkt: ‘Help!’
(Je moest eens weten, hoeveel - zegt ze, als ik haar vraag of ze nog wel van me kan houden bij het ontdekken van telkens weer nieuwe tekortkomingen in mij - en ze heeft gelijk: nooit kan ik weten hoeveel ze van me houdt. Ik weet niet uit welke diepten haar tranen komen, die ik wegstrijk terwijl ik haar moet zeggen dat ze in dit boek terechtkomen.)
Robert Jasper heeft er met de laatste witkalk, waarover hij de beschikking had nog opgeschilderd: Hospital Little Lexington (zowel naar het sigarettenmerk als naar de plaats in de VS waar addicts verpleegd worden), alsmede de drie kruisen van het Amsterdam, dat hij als eerste tot Magisch Centrum heeft verheven, het symbool dat hij vervaardigde, de definitie van high, die op duizenden manieren, in ontelbare terminologieën te vertalen en interpreteren is, als de vlag boven een oase, hij de eerste ook die een ongeregelde dienst voor buitenkerkelijken (met hemzelf als
| |
| |
hogepriester) instelde, waar de gelovigen zelf uiting konden geven aan hun gevoelens. Tongentalen. Ugge-ugge. Stromen van kracht. Sektes bij de vleet.
Amsterdam:
Hand in hand, gelijk op, liep mijn vriend Huub, die zijn bentgenoot tot huisgenoot en medebewoner kreeg, toen Robert met N. ging samenwonen op de bovenverdieping. Op de verdieping daarboven woonde een oud echtpaar, dat de bezoekers wel eens als twee in zwarte watten proppen gepakte figuren tegen hun eigen deur zagen staan aangeleund, als de sleutel dienst weigerde in het duister. Misschien zag Huub Robert wel als een vehikel voor eigen stoute dromen, hij stelde er zijn eerste medische hypothese op, en zocht via Robert de openbaarheid, die elke waarheid - ook deze - wil vinden. Het marihuette, spel met duistere paranoide spelregels, waarbij de politie een rol speelde (uitgespeeld), het geheel van Clubs Oprichten, een toonaard herkenbaar tot in de newsletters van de IFIF... Wat heb ik zelf al niet gewild: ‘de vereniging ter behartiging van de belangen van de high’, en gaf ik niet eens twee nummers uit van een weed-bulletin, dat ik in vijftien getikte eksemplaren rondstuurde?
De wereld ziet vreemde feesten. Spel zonder regels. Elke dag anders, nieuw. Het huis op nr. 158 was een levend wezen, organen funktionerend, wat ook de rondneuzende verslaggever van het Algemeen Handelsblad er in burgermanstaal over wist te vertellen. Altijd gas, water, elektriciteit, een telefoon, een bad, een toilet, brandende kachels. Er was aan niets, behalve aan het noodzakelijke kwaad, tekort - en verder, velen zijn er beter geworden. Het huis stond onder hoge bescherming, het is voor velen een pleisterplaats geweest; ik ben blij en trots het meegemaakt te hebben, als vriend des huizes. Huub had in Ibiza kwistig zijn adres uitgedeeld, de vrienden van z'n vrienden waren z'n vrienden geworden: gevers en nemers, die konden mededelen en ook datgene brachten en wisten, wat velen deed aanschuiven. Ik heb ter plaatse verslagen gemaakt, protokollen bijgehouden - een winterse dag bijvoorbeeld zie ik met de waterleidingen in de Leidsekruisstraat bevroren. Om vier uur 's nachts brachten wij de arbeiders ketels thee; een wondere wereld - een kruispunt waarop twintig cm hoog een laag ijs zich had gevestigd. Een zwartgrijs glimmend dier, dat in de maneschijn zijn vier
| |
| |
tentakels tot ver in de zijstraten had uitgestrekt, om in het asfalt leeg te lopen, vlakbij het hart een gapende wonde, waaruit gele brokken koude aarde waren te voorschijn gehaald.
De schrijfmachine stond er op tafel, de hagedissen leefden nog, en was er voor de zoveelste maal een witkwast over de duizenden mededelingen gegaan, die het spel mede uitmaakten? Huub en Zusje woonden nog beneden; een tafel waaraan zij ook hun prentenwerk deden. Iedereen had toegang tot de schrijfmachine, wij stonden te dringen om elkaar af te mogen lossen; er zijn vellen volgetikt. The most moving lines were Mel's. I keep them with me wherever I go. Wat weet de buurt van het huis, waar ze de happy many zagen binnenkomen? Het is geen buurt, waar men niet in opspraak wenst te komen; het aantal gluurders is geringer dan in andere buurten, en medeleven in moeilijke omstandigheden was altijd klaarblijkelijk. Passanten waren het: on the road, dolenden van het noorden, voorbijgangers naar het oosten, verlofgangers uit het zuiden, en de met wijdopen ogen zoekenden uit het westen: de bandrecorder in de aanslag voor straatgeluiden, de mensgeluiden, de kick-geluiden en de machinale geluiden. De wetenden van Hogerop, de troubadours van de twintigste eeuw, Amsterdam kreeg een goede naam bij de poor blind moles, de hipsters en de junior-beatniks (de Reynders-kaste), de nomaden en andere joy-riders.
Amerikanen, die het levende Europa op z'n grondvesten doen schudden, met de wijsheid in WO II en Korea bijeengegaard, langs tientallen universiteiten en slagvelden, van het oosten en de andere nieuwe wereld: Afrika. Halbstarke en, men noemt het: halfzachten, heelmeesters en ingenieurs, levenskunstenaars en anderen, alle mensen. De oase zal verdwijnen, om plaats te maken voor een groter geheel: de Sahara een oase, dankzij de menselijke wetenschap die de natuurstaat van vele eeuwen her weer zal weten te herscheppen, verschillen en overeenkomsten in zeden en gewoonten, het E = mc2, de Kabala, de riten en inwijdingsstadia, de psychosen en wonderbaarlijke genezingen, de happenings en andere evenementen, de vaste en doorgaande bewoners: alle dagen feest. Een internationaal, universeel feest - moedertaal liefde; beeldspraak mescaline, met de ogen van de volwassen mens op de dag van zijn geboorte, een Joyous Cosmology.
| |
| |
Het huis heeft een groter verleden, in een achterkamer woonde jaren daarvoor Hans van S.: in het duister streelde hij zijn Luger-pistool; hasjiesj lag tussen het leder verborgen. Wij hebben zijn doodsverlangen niet op tijd beseft, wij hebben niet kunnen verhinderen dat - de mens is vrij, wereldkampioen in een spel dat niet is uitgevonden; er is één onmogelijke oplossing: de zelfmoord.
*
Wat al misbaar in naam van de poëzie bedreven! Op het podium kondigde C.B.V. me aan, dat ik beter even kon blijven wachten, want om precies één uur (ik kwam om twaalf uur aan bij het Concertgebouw voor het Schrijversbal, deze eerste pagina's triomfantelijk uit mijn zijzak stekend) zou een Gard-Sivik-manifestatie plaatsvinden, die hij aankondigde met de woorden ‘een nieuwe datum in de poëzie’ die ik al eerder had gehoord.
De manifestatie bleek te bestaan uit het ronddelen van een vijftigtal eksemplaren van het omslag van het drieëndertigste nummer, zilvergrijs, de afbeelding van een rond verkeersbord, gemerkt 50, waardoorheen een schuine dwarsbalk, voor de goede en vooral visuele verstaanders: een afrekening met de vijftigers (‘ze hebben het dan ook wel erg moeilijk,’ zegt R.) - achterop het omslag, waarin van binnen dus niets, negen ernstig kijkende herendichters, slechts één (Buddingh') flauw glimlachend.
Ik vroeg of ik verkeerd verstaan had, maar nee, het uitdelen van dit omslag bleek de totale poëtische manifestatie te zijn. In een zaal, die snakt naar gebeuren, nota bene; alle snobs in Nederland verzameld in een feestzaal, te midden van de wilden. Zelf maakte ik het ook niet, een pagina uit het voorafgaande voor te lezen; ik kwam binnen als van steen; wel had ik in de Shéhérazade waarachtige poëzie gehoord: van Daevid Allen, George Andrews en Pete Stevens - meer poëzie dan in het verzameld werk van de smoking- en nette-pakken-schrijvers in het Concertgebouw bijeen.
Daarom was het huis zo heilig, waar de dichters gastvrijheid genieten, waar spelen, feesten en rituelen de wereld van morgen bepalen. Het is zo anders dan kranten melden; als Wim Boswinkel in het Algemeen Handelsblad schrijft dat tijdens het boekenbal ‘de dansenden en high-gewordenen stampten en drongen
| |
| |
rond de musici’ dan weet hij niet uit eigen ervaring, wat high is. De eenvoudige gebruiker gaat niet hossen, kotsen, zeuren, klagen, vallen, lallen, stampen, dringen, zeiken, boeren, agressief doen en vervelend (als de gemiddelde, al dan niet brooddronken losgeslagen alkoholikus) - hij kijkt wel uit; als hij danst is hij uniek, en stampt zeker niet te midden van anderen ‘rond de musici’, of anders zoekt hij een rustig, relaxed plaatsje van waaruit hij àlles kan zien, zijn wereld gadeslaan, waarnemen en gewaarworden, handelen en onderhandelen, in een werkelijkheid die geen kortzichtig poëziekritikus kan aanvoelen. Ik voel me nog genoeg met mijn generatiegenoten verbonden, om te reageren op een uitlating in de NRC:
‘Zij (de eksperimentelen) speelden een grillig spel met hun innerlijke leegte, die zij versierden met alle middelen die voor het grijpen lagen. Achter hun woorden verdween de werkelijkheid als een zaak van minder betekenis.’
Hoe grillig was het eenzame spel boven de boomgrens, waar de Tsjerpa's zonder en Europeanen mét zuurstofmasker rondlopen?
Hoe versier je een leegte, die je ervaart? Wat is er aan ‘versiering’ in de leegte?
Wat zijn de middelen, die voor het grijpen liggen? Waarom zegt deze kritikus niet, wat hij wil zeggen?
Ik zal het zeggen: ‘binnen hun woorden groeide de werkelijkheid tot de enige zaak van betekenis.’ Alle woorden, alle betekenissen. Geen woord-fetisjisme, maar begrip voor de misverstanden van elk woord. En het misverstand aangedurfd!
‘Literair was de chaos soms “mooi” of verrassend.’ Zo heet het dan nu, en ‘de woorden werden gebruikt als voorwerpen, bevrijd van elke algemene betekenis’, alsof een woord ooit iets anders is dan de verbalisering van een abstrakt of konkreet begrip! Alsof een voorwerp een betekenis heeft, die bevrijd kan worden! ‘zonder enige verwijzing naar de werkelijkheid’.
Welke werkelijkheid is niet poëtisch? ‘Een dergelijk redeloos gedicht bevatte nauwelijks nog een mededeling, het kommuniceerde niet, het was geïsoleerd.’ Alsof het kreëren niet het isoleren inhoudt. Van elk gedicht kan het werkelijkheidsgehalte door de dichter aangetoond worden, onomstotelijk, fluktuerend.
Wat onder woorden wordt gebracht als poëzie, is het nooit, het is een onverklaarbare (nog) vonk, die de ekstase over doet
| |
| |
slaan van maker naar (door het gedicht) gemaakte. De jazz is het antwoord: de overgave, improvisatie, vanuit het semantisch clean weten, handelen. Operatie mislukt. Patiënt in leven.
Ik reageer veel, te weinig op schrift, tegen de zogenaamd close (d.w.z. bijziend) reading (‘lezende’) beunhazen, voor wie de poëzie niets meer is dan een hobby, een loos kryptogram, een camera-opname (vertraagd, versneld, verhevigd, onderbelicht, gekozen, geannekseerd, geassimileerd, geakkumuleerd) of een les, een mededeling uit de hogeschool van het specialistische denken. Er is niet één fakulteit, er zijn vele die alle tezamen funktioneren.
*
Ieder mens een mystikus; het is ongelooflijk met hoeveel neurotische frustraties het door mij gebruikte begrip ‘God’, het woord God, God zelf, wordt ontvangen door de luisteraars die ik ontmoet. De waarheid is moeilijk door kortzienden te ontvangen. Wat is God meer (maar ook niet minder) dan de volmaaktst denkbare perfektie van alle menselijke karakteristieken, uitingen - de kunstuitingen met het verruimde bewustzijn, dat tegelijkertijd is teruggekeerd tot de primitieve reakties die verloren gingen in een overgeciviliseerde, neurotische westerse maatschappij, de natuurwetenschappelijke ontdekkingen, de systemen waarop alle gegevens geënt kunnen worden (Einstein geënt op Newton geënt op -) en wij blijven enten! The new thing, de menselijke verhoudingen, para-meta-PSI-M-psycho-fysiologie, de grotere verbanden (Finnegan's Wake volgens George Andrews de laatste versie van het Tibetaanse Dodenboek - Head-in-clouds walking the earth, Plura-bella (to be) na Anna (was) en Livia (is): het wordt een groots en meeslepend leven dat ons wacht in Nieuw-Waardanook. Constant ontmoet zijn New-Babyloniërs. Bert zijn satori. Er is maar één reden voor zelfmoord; Kurt Tucholsky gaf die aan in een van zijn bitterste emigranten-brieven: ‘Gott ist gross. Mir zu gross.’
Ik hoef niet meer te bestuderen de overeenkomstige redenen van de zelfmoordende schrijvers van ‘na vijfenveertig’: Stig Dagerman, Klaus Mann, Cesare Pavese (die schreef: Il mestiere de vivere; het beroep van leven) en Sadegh (De blinde uil) Hedayat - het is mijn probleem niet meer: ‘ce sont rarement les génies qui se suicident’. (Roger Caillois)
| |
| |
Ik hoef niet meer na te gaan welke dichters liefdespoëzie uit kompensatie schreven, wie ware poëzie schreef, wie niet. Toch nam ik jarenlang aan, dat veel liefdesdichters hun pen als penis gebruikten - ik was niet in staat poëzie te herkennen. Sartre: ‘Ik had behoefte aan God, men heeft hem mij gegeven, ik heb hem genomen, zonder te begrijpen dat ik hem zocht. Hij heeft enige tijd in mij voortgeleefd, toen is hij gestorven.’ Zoals Merleau-Ponty het noemt: de avonturen van de dialektiek. De avonturen van Jean-Paul Sartre, ongekuist. Einde eksistentialisme: noodzakelijke negatieve bevrijding. ‘Lees eerst Nietzsche maar eens, dan spreek je wel anders van God.’ Dacht hij (H.S.), dat ik over God zou durven spreken, als ik niet eerst (o.m. in Religion and the rebel) had ondervonden, waarom Nietzsche zijn God moest dood-verklaren? Om als mens te kunnen worden herboren; dit is God's own time. Ook op schrikkeldag.
|
|