Liefde. Zeventig dagen op ooghoogte
(1965)–Simon Vinkenoog– Auteursrechtelijk beschermddonderdag 28 november 1963‘Il est dommage qu'au lieu de perfectionner la désintoxication, la médecine n'essaye pas de rendre l'opium inoffensif.’ Jean Cocteau (de l'Académie Française), Opium, Journal d'une désintoxication. Librairie Stock, Parijs, pagina 27. Opium: vorig jaar gebruikte ik het voor het eerst in voldoende hoeveelheid om gewaarwordingen te ondergaan. In de koffie opgelost. Op de rand van een Rotterdams bed gezeten, tikte ik een journalistiek verhaal over de première van Samuel Beckett's Happy days in Amsterdam (met Andrea Domburg). Ik had, dank zij Jacoba van Velde, een wereldprimeur (de telefoon stond naast me): het toneelstuk Play op komst. Ik schreef het voor iemand anders, te stonedGa naar voetnoot† om zelf het artikel te maken. Ik bedong een onderhands honorarium; het stuk kwam twee dagen later, 20 oktober 1962, in de HP. Die eerste keer kon ik dat nog. Sindsdien niet aangeraakt, tot men mij twee weken geleden een shot aanbiedt. Het ritueel weer even nauwlettend gevolgd hebbend (het blijft een happening, cf The Connection, waar het off-scene plaatsvindt) spoed ik mij tien minuten later (de eerste flash had zich als een weldadige warmte | |
[pagina 22]
| |
door mijn lichaam verspreid) naar de ...straat om op een belangrijke avond aanwezig te zijn: een muzikaal gebeuren. Ik moest af laten weten. Zodra ik het sociale spel had uitgespeeld, en mij op een bank neerzette, was ik out, hoewel bij vol bewustzijn. Ik kon niet spreken met degenen die mij belangstellend vroegen hoe ik mij voelde, ik kon minzaam glimlachen en knikken, overigens bestond ik slechts als een inerte massa inwendig gebeuren, cf Slauerhoff's Het leven op aarde, dat Du Perron volgens Vestdijk te theosofisch vond. Maar zo is het dan toch maar. Glimlachend zittend bewees ik, hoe goed ik mij voelde, zo goed dat ik nu, op dit ogenblik, weet mijn leven lang geen verdovende middelen te zullen gebruiken. Ik ben te actief, deze passiviteit is er een, die mij wezensvreemd is. Wat gaat het anderen overigens aan; waarom gebruikers tot straffen te veroordelen, die in geen enkele mate overeenstemmen met hun ‘misdrijf.’ Iedereen kan een overtreding konstateren, niemand een afwijkende norm beoordelen. De dosering voor gebruikers zou - als in Engeland onder het National Health Scheme - even gereglementeerd kunnen zijn als de voorzieningen, getroffen voor diabetici en trombose-patiënten. Er zijn vele zieken, die zich met shots (injekties, inspuitingen) in het leven houden; de ervaringswereld, zo er een kick is, is een geheel individuele, waarbij het niets van de verslaving, dwz. de noodzaak het middel bij de hand te hebben, het dreigendste gevaar is. |
|