Wat is er op de kermis te zien? / Nog iets van de kermis(1848)–Harco Ilpsema Vinckers– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 14] [p. 14] De koordendanser. Ei, ziet dien man daar op de koord! Nu, nu, dat padje is bijster smal, En wel beloof ik, op mijn woord, Dat ik het nooit betreden zal. Hij wandelt langs dat wieglend touw Zoo waarlijk dood op zijn gemak, Schoon 't mij geen zier verwondren zou, Wanneer hij hals en beenen brak. Hoe statig stapt hij langs die lijn - Alsof hij op een straatweg stond, Foei, 't zou ook groote schande zijn, Er af te tuimlen op den grond! Nu staat hij regt gelijk een paal, Dan danst hij en marscheert hij weer, Of kromt en wringt zich als een aal, Of buigt een knie en knielt ter neer. Soms springt hij ook wel hoog omhoog, Valt fluks weer op de koord terug, Is vast van voet, en scherp van oog, En sterk en stout en vogelvlug. Doch, wie de zaak naar eisch ontvouwt, Noemt wis dien man een grooten zot; Zoo heeft het ook hansworst beschouwd, Die oolijk met den springer spot, Want - dwaas en zonder overleg, Wie langs een drieduims lijntje gaat, Wanneer op aarde een breeder weg Gestadig voor hem openstaat. [pagina 15] [p. 15] Vorige Volgende