Mijne herinneringen uit den Anglo-Boeren-oorlog
(1902)–B.J. Viljoen– Auteursrecht onbekend
[pagina 348]
| |
oorlog duidelijk en klaar te omschrijven, is in dezen oorlog afdoende gebleken. Iedere generaal legde de beteekenis en voorrechten van de witte vlag op eigen manier uit. Veel misbruik is er ongetwijfeld gemaakt van het gebruik der witte vlag en van onzen kant hebben velen geleden, die met depeches naar vijands linie werden gezonden. Ik heb verscheidene officieren van ons aangetroffen, die dan door de Engelschen waren krijgsgevangen gemaakt, en zoover ik uitvond werd het protest, door hen bij den bevelvoerenden officier ingediend, nooit doorgezonden. Zij bleven dus de slachtoffers, want zij werden gedeporteerd als krijgsgevangenen en moesten tevreden zijn met hun lot, want hun monden waren gesnoerd. Bij verschillende gelegenheden werden, onder bescherming van de witte vlag, zekere documenten door de linies gezonden, welke documenten een nadeelige uitwerking zouden kunnen gehad hebben op de soldaten van de partij, waarheen de documenten gebracht werden. Het zou zeker in het belang van alle partijen in de toekomst zijn, wanneer o.a. zou worden vastgesteld, hoe groot de witte vlag ongeveer moet zijn en op welken afstand men in staat behoort te wezen, die te erkennen en te onderscheiden, wanneer een depeche of boodschap naar vijands linie moet worden gezonden. Ook zou de Conventie van Genève in het belang van alle partijen verduidelijkt en uitgebreid moeten worden. Hoewel wij in dezen oorlog ons steeds min of meer hebben laten leiden door gezond verstand en niet veel moeilijkheden hebben ondervonden, is het toch voorgekomen, dat onverstandige officieren onaangenaamheden veroorzaakten, die zeer nadeelige gevolgen hadden. Dikwijls gebeurde het, dat het Roode-Kruis niet gerespecteerd werd of dat misbruik werd gemaakt onder zijn vlag; twee gebeurtenissen die een uiterst gevaarlijke uitwerking hebben gehad en waarvan dikwijls onschuldige gewonden het slachtoffer zijn geworden. | |
[pagina 349]
| |
't Is niet mijn bedoeling thans in bijzonderheden te willen treden en veel minder ben ik genegen of bekwaam de noodige voorstellen te doen om de gewenschte verbeteringen aan te brengen. Daarvoor zijn er betere autoriteiten op dit gebied, met meer kennis en ervaring. Het is alleen mijn doel onder de aandacht van de beschaafde mogendheden te brengen het feit, dat verandering noodig is. Hoe dringend noodzakelijk het is met betrekking tot de monteering en het uniform een vasten regel neer te leggen, zal blijken wanneer ik zeg, dat het in dezen oorlog gebeurd is dat burgers door luitenants en kapiteins in koelen bloede en zonder eenig verhoor zijn doodgeschoten, omdat zij in khakie gekleed waren. Tot mijn spijt moest ik zien dat generaal Sir Redvers Buller, voor wien ik grooten eerbied koester, aan de wereld heeft verkondigd dat de Boeren in het begin van den oorlog geen khakiekleeren droegen. Dit is een onwaarheid, want honderden van mijn kommando waren in khakie gekleed, toen wij in September 1899 Johannesburg verlieten. Dat wij ons later in den oorlog hier en daar moesten kleeden in Engelsche khakiekleeren, was niet onze schuld; want wij waren van de zeehavens afgesneden en konden nergens kleeren voor geld bekomen. En is het verkeerd geweest khakiekleeren te dragen, dan is het ook verkeerd geweest, dat wij met veroverde Lee-Metford geweren en Engelsche Armstrong kanonnen hebben gevochten. Ik kan verzekeren dat de beschuldiging, als zouden wij den vijand misleid hebben door in khakie gekleed te zijn, ongegrond en leugenachtig is. Van onzen kant tenminste heeft zulke misleiding nooit plaats gehad en ik heb er nooit van gehoord en ze nooit gezien. Wel heb ik dikwijls opgemerkt, wanneer het Engelsche leger een nederlaag leed, dat de officier die verantwoording moest afleggen en een reden voor zijn nederlaag moest zoeken, gebruik maakte van het voorwendsel dat hij misleid was door de Boeren die in khakie gekleed waren | |
[pagina 350]
| |
en dat hij dezen voor zijn manschappen had aangezien. Ik kan nauwelijks de verwondering beschrijven, die ik ondervond toen ik na mijn gevangenname in het officieel rapport van Lord Methuen over zijn nederlaag las, dat ook hij deze nachtmerrie als verschooning aanvoerde. Ik had altoos een te hoogen dunk van Lord Methuen om te kunnen gelooven, dat hij zulke wapenen zou gebruiken om daarmee zijn nederlaag te bedekken. Ik kan dan ook niet aannemen dat dit rapport door hem is gedicteerd. Wij van onzen kant hadden dikwijls reden tot klagen; want hoevele malen vonden wij niet geheele kompagnieën Engelsche ongeregelde troepen gekleed in ‘Mufty’; precies zooals onze burgers. Hoe dikwijls zag ik niet, dat mijn spioenen misleid werden door de dappere en beroemde verraders, de ‘National Scouts’, die gewoonlijk precies als wij waren gekleed. 't Is nooit aan onze zijde gebeurd, dat een Britsch soldaat werd doodgeschoten, omdat hij in Boerenkleeding was, toen hij gevangen werd genomen. Het is trouwens van geen nut over dit punt hier te argumenteeren. Ik wil alleen duidelijk maken dat het in het belang is van den soldaat, die de orders moet uitvoeren, dat er een vaste regel wordt neergelegd, die in den oorlog bescherming waarborgt aan beide partijen. |
|