tegen kunnen spreken, wanneer ik zeg, dat de burger humaan en medelijdend is jegens een krijgsgevangen opponent en voornamelijk jegens gewonden.
Sneuvelt de officier in een gevecht, dan is de burger niet hulpeloos als de Tommy, wanneer die in dezelfde omstandigheden verkeert, en weet elkeen min of meer hoe te handelen, en, hoewel het sneuvelen van een dapper officier een groote verandering brengt, wordt het kommando niet uit zijn verband gerukt, omdat de geest van onafhankelijkheid er toe bijdraagt, dat men zich niet geheel en al afhankelijk van den officier gevoelt en naar eigen goeddunken weet te handelen in alle omstandigheden, totdat de zaken weder zijn geregeld.
Wat den aard van den burger betreft, kan ik niet beter doen dan op het feit te wijzen dat het dikwerf gebeurde, dat wij, hoewel wij den eenen dag verslagen waren, den volgenden dag met dezelfde burgers, die den vorigen dat verdreven waren, den vijand weder ontmoetten en met goed gevolg bevochten; dat wij niet altoos wachten om te vechten totdat wij aangevallen werden, maar dat wij, wanneer zich de gelegenheid maar voordeed, aggressief optraden, en dat, hoewel te midden van zeer groote ontberingen, de burgers toch volhielden gedurende bijkans drie jaren. Ik geloof, dat zelfs onze bitterste vijand zal instemmen dat de Boer, die tot op het laatste oogenblik getrouw is gebleven aan zijn land, een man van zelfstandig karakter is en bezield met de edelste beginselen. Was het niet dat er bij zoovele burgers gebrek was aan, hetgeen bij het Britsche leger in te groote mate gevonden werd, n.l. patriottisme en waar nationaliteitgevoel, welk volk zou dan de Afrikaners overtroffen hebben? Dat is veel gezegd en ik hoop niet, dat men zal denken dat ik mij door mijn gevoel heb laten meesleepen. Ik geloof niet dat een onpartijdige beoordeelaar mij zal kunnen tegenspreken.
Ik beweer dat in dezen oorlog het patriottisme even