Weder door den vijand aangevallen.
Een Engelsche kolonne viel ons aan bij Windhoek en, hoewel wij haar den eersten dag konden tegenhouden, moesten wij toch den volgenden dag, na een kort gevecht te Korfsnek, bij Windhoek, terugtrekken met verlies van den dapperen, jongen Botha. De vijand achtervolgde ons snel, en hoewel ik den sjambok goed gebruikte, slaagde ik er niet in de burgers tot stilstand te brengen; zoodat, toen wij Witpoort passeerden, vijands cavalerie met twee kanonnen ons dicht op de hielen zat en wij door Steelpoort gedreven werden. Eerst te Maagschuur tusschen de Botha- en Tautesbergen kregen wij de burgers tot staan en slaagden wij er na een kort, doch hevig gevecht in, vijands voorwaartsche bewegingen te stuiten en hem weder terug te drijven naar Witpoort, waar hij kampeerde. Hier werd nu voor de tweede maal onze molen afgebrand en heel wat gezaaide vernield.
Onze kommando's trokken nu weer naar Olifantsrivier en vereenigden zich bij de Cobaltmijn met het deel, dat onder generaal Muller daar gebleven was. De vijand, die steeds gedetermineerd scheen om ons weg te vegen van het aangezicht der aarde, zocht onze lagerplaats op, en tusschen de Cobaltmijn en Wagendrift werden wij tegen het midden van Juli 1901, door een groote overmacht aangevallen. Wij hadden positie genomen in de randen en boden zoo goed mogelijk tegenstand. De vijand bombardeerde ons geweldig met eenige 12 ctr. houwitsers en 15-ponders; terwijl hun infanterie de buitenflanken bestormde. Na verlies van heel wat manschappen slaagde een bataillon Hooglanders er in onzen linkervleugel om te trekken. Toen de vijand zijn rechtervleugel in den reeks randjes had gevestigd, werd het voor hem gemakkelijk met zijn groote macht infanterie, de eene positie na de andere van ons te nemen, zoodat, onze stellingen die steeds onder kanonvuur werden gehouden, voor ons