met ossen en een rijpaard wilden zij niet afstaan, ofschoon zij gereed waren die naar den vijand mee te nemen.
Ik tracht de houding van de Steenkamps en wat later met hen gebeurd is, zoo kort mogelijk te vertellen om aan te toonen, hoe wij te kampen hadden met nog andere gevaarlijke elementen buiten en behalve het Britsche leger, en hoe diep de burger kan vallen, als hij eenmaal zijn hoofd erop heeft gezet om zich te onttrekken aan zijn heiligsten plicht en besluit de wapenen waarmede hij gisteren nog zijn land heeft verdedigd, morgen te richten op zijn eigen broeders en landgenooten. Zoo heb ik dikwijls bespeurd dat vader tegen zoon, broeder tegen broeder vocht.
Ik heb nooit het edele dezer handelwijze van het Britsche leger ingezien. Ik mag hopen, dat ik mij vergis; maar ik geloof dat Engeland nog wrange vruchten zal plukken van dezen stap om Boeren, die gezonken waren tot op den diepsten bodem van laagheid, tegen ons te gebruiken.
Wij werden niet lang met rust gelaten. Te midden van al de drukte, ontstaan door het reorganiseeren der kommando's en het zuiveren onzer omgeving van verraders, rukte vijand uit van Helvetia en kwam over Bakenkop in de richting van Windhoek. Een deel der burgers onder kapitein Du Toit, een pas aangesteld officier die een flink korps had gevormd uit burgers van de districten Lijdenburg en Middelburg, trok den vijand voor tusschen Bakenkop en Dullstroom. Er had een warm gevecht plaats, waarin wij eenige burgers verloren; de vijand werd dien dag echter gestuit. Met grootere versterking rukte hij den volgenden dag verder op. Toen moesten de burgers pad geven. De vijand kampeerde dien avond bij de Pannetjes, drie mijl van Dullstroom.
Zooals men zal opgemerkt hebben, was de vijand nu dicht bij onze vrienden de Steenkamps, die met angstige harten het oogenblik afwachtten, dat zij de roemrijke heldendaad van ‘Hands-up!’ zouden kunnen volbrengen. Dit kwartet