hun handpaarden het spoor gekruist en vluchtten verder; terwijl de andere met pom-poms en de wagens moesten terugvluchten. Ik had niet kunnen gelooven, dat de trein zoo onverschillig op ons zou afkomen, en zat op mijn paard vlak bij het veroverde blokhuis, toen de trein uiterlijk vier tree van mij stilhield en het zoeklicht stelde op de in de war gemaakte burgers. Dit zoeklicht helderde de omgeving op alsof het dag was, en het was een verschrikkelijk tooneel dat het mij gaf te aanschouwen. Burgers te paard en te voet, los vee, wagens, karren en de pom-poms trokken naar alle richtingen; terwijl bommen en kogels alles en allen met stof bedekten. Verscheidene burgers werden gekwetst, eenige sneuvelden. Behalve een wagen en twee karren ontkwam echter alles, ongelukkig voor mij was een van de twee karren de mijne, die de president mij als een geschenk had gegeven. Al mijn aardsche bezittingen, zooals kleêren, kombaarzen, geld enz. bleven dus weer in den slag. Dit was de vierde maal in dezen oorlog, dat ik er zoo kaal afkwam.
De twee kommandanten waren nu met de eene helft der kommando's ten Zuiden en ik was met het andere deel ten Noorden van het spoor. Het ergste was dat ik al de beste vluchters bij mij had. Den volgenden morgen begroeven wij onze gesneuvelde kameraden en dien avond zond ik rapport aan de kommandanten, dat zij den volgenden avond over het spoor moesten komen bij Uitkijkstation, nabij en ten Zuid-Westen van Middelburg; dat kapitein Hindon onder het spoor een mijn zou leggen, nabij het station, zoodat, indien er weer een gepantserde trein zou komen, deze maar een luchtreis kon gaan maken. Zonder veel tegenspoed slaagden wij erin de rest van het lager bij Uitkijk over het spoor te krijgen. De Tommies hadden weder hevig uit de blokhuizen geschoten en spoedig had de trein bij Middelburg gefloten als had hij ons willen waarschuwen: ‘Ik kom, pas maar op, Boer!’ en hij was gekomen in volle vaart; maar verder dan de plaats waar