avond waren getrokken. Spionnen werden in alle richtingen uitgezonden om den vijand den indruk te geven, dat wij in onze posities vastgekeerd waren. Iedere burger moest intusschen gedurig klaar staan om te vechten, wanneer wij op het een of andere punt werden bestormd. De vijand ging langzaam te werk. Hij zond zijn soldaten alle kloven en bosschen door, die zorgvuldig doorzocht werden. Alle huizen werden verbrand en zelfs het gezaaide op de landen werd vernield door er troepen vee in te jagen; terwijl het graan dat op hoopen gepakt was en nog op de landerijen stond, verbrand werd. Het was een treurig gezicht. Wij konden dit vernielingswerk duidelijk zien. Het gras was door de droogte dor en werd in brand gestoken, overal waar de vijand trok. Het veld was zwart; wolken stof stegen op in de lucht, van de wagens en de cavalerie die rondtrokken. Waar gisteren nog fraaie huizen stonden, waren nu nog slechts puinhoopen. Dáár waar groene landerijen en tuinen waren geweest, vertoonde zich nu slechts kale aarde. Daar waar het gras zijn vaal-groen kleed nog gisteren over het veld spreidde, daar was nu alles zwart De wereld scheen in rouw gedompeld en om nu dit tooneel van ellende te volmaken was het geheele veld, dat ons omringde, donker van het oneindig groote leger, dat op ons kwam aanrukken. Ik heb eerst gesproken van 25,000 man, maar zooals het leger van generaal Blood, zich toen vertoonde, zou ik het eerder geschat hebben op het dubbele.
De vijand scheen zich, naar zijn bewegingen te oordeelen, nu verzekerd te houden dat wij in de pan zouden worden gehakt. Wij moesten nu wachten tot de avond kwam, vóór wij een tweede poging tot ontkoming konden beproeven. O, welk een lange dag was dat! Eenige burgers begonnen reeds te murmureeren en zelfs eenige officieren spraken openlijk van verraad; dat wij moedwillig in dezen strik waren gevallen; want, zeiden zij, waarom konden wij niet eerder uitgevlucht zijn? Zulke verwijten