en moeilijkheid. Vele officieren en burgers behandelden hen zonder complimenten en namen heel eenvoudig van hen wat voor de kommando's noodig was, een handelwijze waarmee ik mij niet kon vereenigen; want zoolang het een vreemdeling, dus ook een Engelsch onderdaan, wordt vergund achter onze vechtlinie te blijven wonen, heeft hij aanspraak op onze bescherming en rechtvaardige behandeling, en behoort er geen verschil te worden gemaakt bij het kommandeeren tusschen burgers die thuis zitten, en Britsche onderdanen.
Van Pietersburg ging ik naar Nijlstroom, een dorpje aan den spoorweg, waarheen ik per telegram was ontboden door den komm. gen. die aldaar was aangekomen op weg naar de Westelijke districten en van wien ik toen voor het eerst weer hoorde na het afscheid aan den voet van den Mauchberg bij MacMac. Vergezeld van een mijner kommandanten reisde ik er per spoor heen. De wijze waarop het stoomvermogen werd ontwikkeld, was onvergetelijk. Hoewel wij niet, zooals men wellicht zou meenen, over de rails vlogen, legden wij toch gemiddeld negen mijl per uur af. Raakte de voorraad hout uitgeput, dan stond de trein eenvoudig stil en werden de passagiers beleefd verzocht uit te stappen en te helpen boomen omkappen en hout aandragen.
Dit deed mij denken aan den ouden tijd, toen men nog per koets reisde. Ook bij dit voertuig waren reizigers eerste, tweede en derde klasse, die allen in hetzelfde compartiment plaats namen; niettegenstaande het verschil in de prijzen der verschillende klassen aanzienlijk was. Wanneer nu de koets aan den voet van een berg kwam, werd er halt gehouden en kwamen de reizigers tot de ontdekking, waarin eigenlijk het verschil der drie klassen bestond; want spoedig klonk het bevel van den drijver: ‘De eerste-klasse-reizigers kunnen blijven zitten, de tweedeklasse-reizigers stappen uit en moeten loopen en de derde-klasse-reizigers stappen uit en moeten duwen.