huidigen dag beklaag ik nog de burgers, die te Hectorspruit zoo tegen hun zin naar Komatiepoort moesten gaan.
Gelukkig had men nog genoeg tegenwoordigheid van geest en tijd gehad Long Tom en de andere kanonnen op te blazen; doch een ontzettende hoeveelheid proviand moet daar in handen van den vijand zijn gevallen.
Te Hectorspruit waren reeds een tiental kanonnen van verschillend kaliber opgeblazen, benevens vele andere zaken begraven, die wellicht eens door het nageslacht zullen worden teruggevonden.
Onze wagens stonden geladen en wij waren gereed den volgenden morgen de woestijn in te trekken en afscheid te nemen van ons kommissariaat en onze magazijnen. Hoe zou het nu gaan? Vanwaar zouden wij voedsel krijgen, afgesneden als wij waren van den spoorweg en dus van alle in- en aanvoer? Deze en dergelijke vragen werden menigmaal door ons gedaan, doch niemand kon ze beantwoorden. Wij stelden ons tevreden met de gewone verzuchting: ‘O, die Heer zal wel voor ons zorg.’
Wat ons het meest bekommerde, was het treurig vooruitzicht dat wij door het verlaten van Hectorspruit totaal afgesneden zouden zijn van de buitenwereld, zoodat Europa en andere beschaafde werelddeelen voortaan slechts uit Engelsche bron van ons zouden hooren.
Onze hoop bleef nu weder alleen gevestigd op onze oude vrienden: ‘God en den Mauser.’
Dr. Conan Doyle schreef naar aanleiding der voor en gaande gebeurtenissen:
‘Te most incredulous must have recognised, as he looked at the heap of splintered and scattered gunmetal (at Hectorspruit) that the long war was at last drawn to a close.’
‘Een blik op den hoop versplinterd en verspat kanonijzer moest den ongeloovigste tot de erkentenis hebben gebracht, dat de langdurige oorlog ten slotte ten einde was.’
En thans, precies zeventien maanden na dien datum (September, 1900), schrijf ik deze regelen en de oorlog