nacht in positie blijven. Het was bitter koud, en onafgebroken woei een snijdende oostenwind, die ons deed verstijven. De eenige afwisseling werd den volgenden dag verwekt, door de aankomst van den heer Jan Lombard, die van Pretoria kwam en de burgers toesprak. ZEd.Achtb. vertelde dat hem was opgedragen den burgers mede te deelen dat wij nog maar 14 dagen moesten volhouden; want dat tijdingen uit Europa waren gekomen, meldende dat na dien tijd de groote mogendheden tusschenbeide zouden komen. Deze mededeeling klonk zóó officieus dat velen ze geloofden; doch dat ze veel verandering heeft gebracht in de stemming van de burgers, geloof ik niet; want later is gebleken dat er na 14 dagen niets gebeurde en nog eens zijn er bijna tweemaal veertien maanden verstreken, zonder dat de voorspelling van den heer Lombard verwezenlijkt is geworden, en zelfs in die dagen werd er door niemand notitie van genomen en werd er alleen op spottende wijze over gesproken. Wie dit bericht uit het noorden had gezonden of ontvangen, heb ik nooit kunnen uitvinden.
Generaal Buller bleek niet haastig te zijn om ons hier aan te vallen of bevreesd dat de gebeurtenissen aan de Tugela zich hier zouden herhalen. Misschien ook leek hem onze positie vanuit een strategisch oogpunt te sterk. In het kort, Laingsnek is nooit aangevallen; doch om welke reden weet ik niet. Later is generaal Buller langs een grooten omweg bij Botha's pas doorgebroken. Terwijl wij hier stil lagen, drong Lord Roberts met zijne macht den O.V.S. verder binnen en kreeg ik bevel met het Johannesburger kommando naar Vereeniging op te rukken, waarheen wij den volgenden dag, den 19den Mei, per spoor vertrokken.